De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende het
beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (PbEU L 64), artikel 1, tweede lid, van de Wet
op de hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de artikelen 44a, vijfde lid, 44d, tweede en achtste lid,
en 44g van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;
Besluit:
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2006/7/EG1 (hierna: zwemwaterrichtlijn). De zwemwaterrichtlijn is grotendeels geïmplementeerd in de implementatiewet2 en in het besluit3. De implementatiewet en het besluit bevatten daarnaast delegatiebepalingen voor het implementeren van verplichtingen uit
de zwemwaterrichtlijn in deze regeling. In deze regeling worden regels gesteld betreffende de frequentie van het onderzoek,
de beoordeling van de waterkwaliteit en de voorlichting van het publiek. Een protocol voor de waterbeheerder over het onderzoek
en de beoordeling van de waterkwaliteit zal begin 2010 gepubliceerd worden op de website van de helpdesk water4. Daarnaast wordt de duur van het badseizoen vastgesteld en worden tijdstippen geregeld waarop de waterbeheerder en gedeputeerde
staten gegevens moeten verstrekken aan de Minister van VROM en de Minister van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van de rapportage
aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen over de aangewezen zwemwaterlocaties.
2. Badseizoen (artikel 2)
Artikel 1, derde lid, van de implementatiewet bepaalt dat het badseizoen, overeenkomstig artikel 2, zesde lid, van de zwemwaterrichtlijn
het tijdvak is waarin een groot aantal zwemmers kan worden verwacht. Het badseizoen is in aansluiting op de Nederlandse omstandigheden
vastgesteld op de periode van 1 mei tot en met 30 september.
De verplichtingen uit de zwemwaterrichtlijn zijn gekoppeld aan het badseizoen. Dit geldt voor de aanwijzing van zwemwateren,
het onderzoek van de waterkwaliteit en de frequentie waarmee dat gebeurt en het aantal monsters waarop een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens
moet worden gebaseerd. De voorlichting moet volgens de richtlijn gedurende het badseizoen plaatshebben.
3. Onderzoek en beoordeling van het water (artikelen 3 t/m 5)
Artikel 3
Het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in bijlage IV en V van de zwemwaterrichtlijn (artikel 44d, tweede
lid, van het besluit). Artikel 3 regelt de frequentie van het onderzoek. Het eerste lid regelt dat de kwaliteit van het water
eenmaal voor aanvang van het badseizoen wordt onderzocht en vervolgens minimaal één keer per maand tijdens het badseizoen.
Daarbij mag overeenkomstig bijlage IV van de zwemwaterrichtlijn de afstand tussen twee onderzoeken niet langer dan een maand
zijn. Dit is geregeld in voorgenoemd artikel 44d, tweede lid, van het besluit.
Het tweede lid regelt de frequentie van het onderzoek in het geval dat het nodig is om het onderzoek meer dan eenmaal per
maand uit te voeren in verband met het minimaal vereiste aantal monsters. Dit is bijvoorbeeld het geval als een zwemwaterlocatie
korter dan vier badseizoenen is aangewezen. Indien een zwemwaterlocatie bijvoorbeeld pas gedurende twee badseizoenen is aangewezen,
moet de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens op grond van artikel 5 minimaal 16 monsters bevatten. Dit is een vereiste uit artikel 4,
derde en vierde lid, van de zwemwaterrichtlijn. In dat geval moet de frequentie van het onderzoek hoog genoeg zijn om 16 monsters
te verzamelen over twee badseizoenen.
Artikel 4
Artikel 4 regelt op grond van artikel 44d, achtste lid, van het besluit de referentiemethode die in acht moet worden genomen
voor de zwemwateranalyse. Deze methoden zijn verschillend
voor de beide parameters uit bijlage I van de richtlijn en zijn gekozen op basis van de betrouwbaarheid van de resultaten
voor de Nederlandse situatie. Voor Intestinale Enterokokken leiden beide in de zwemwaterrichtlijn geregelde referentiemethoden
tot betrouwbare resultaten.
Artikel 5
Dit artikel regelt op grond van artikel 44a, vijfde lid, van het besluit het aantal monsters in een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens.
De reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens wordt gebaseerd op het aantal monsters dat verzameld is op grond van het onderzoek (artikel 3,
eerste lid). Daarvan wordt per badseizoen één monster kort voor het badseizoen genomen en vervolgens één monster per maand
voor de duur van het badseizoen.
Een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens kan onder omstandigheden gebaseerd worden op minder dan vier badseizoenen (artikel 44a,
vierde lid, van het besluit). De reeks wordt dan op minimaal 16 monsters gebaseerd. Zie ook de toelichting bij artikel 3.
4. Voorlichting (artikel 6)
De voorlichting is tweeledig. Artikel 6 regelt de voorlichting aan het publiek op locatie door middel van het plaatsen van
een bord. Daarnaast regelt artikel 6 dat bepaalde informatie minimaal via internet moet worden verstrekt. Om welke informatie
het gaat wordt in artikel 12 in de zwemwaterrichtlijn geregeld.
Het doel van de voorlichting op locatie via het bord is dat deze voor de bezoeker van een zwemwaterlocatie snel zichtbaar
is. Bijvoorbeeld door plaatsing van een bord bij de toegangsroute van een zwemwaterlocatie. Het moet in een oogopslag voor
de bezoeker duidelijk zijn of hij op die locatie mag zwemmen en wat de kwaliteit is van het zwemwater op die locatie. Het
bord bevat dan ook de meest actuele informatie over de zwemwaterlocatie, Het betreft onder andere de indeling van de zwemwaterlocatie,
een algemene beschrijving van het zwemwater op de locatie in niet-technische bewoordingen op basis van het zwemwaterprofiel
en informatie over kortstondige verontreinigingen.
De informatie die in ieder geval via internet wordt verstrekt is omvattender en bevat ook informatie over een zwemwaterlocatie
tijdens afgelopen badseizoenen en de lijst met alle aangewezen badseizoenen. Deze informatie kan door personen worden gebruikt
die mogelijk een zwemwaterlocatie willen bezoeken en zich willen informeren. De informatie wordt zo nodig in andere talen
verspreid. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn voor locaties waar veel buitenlandse bezoekers worden verwacht. Naast via het internet
kunnen gedeputeerde staten voorlichting aanvullend geven via andere media, zoals via huis-aan-huisbladen, via televisie en
teletekst, of via radio. Gedeputeerde staten kunnen bijvoorbeeld ook informatie via de telefoon verstrekken.
5. Rapportage (artikelen 7 en 8)
Artikel 7 regelt de tijdstippen van rapportage van gedeputeerde staten aan de Minister van VROM en de Minister van Verkeer
en Waterstaat over de op grond van artikel 10b aangemerkte en aangewezen locaties. Doel is om te regelen dat de procedure
van inventariseren van potentiële zwemwaterlocaties, functietoekenning in de waterplannen en tot slot aanwijzing door gedeputeerde
staten tijdig voor de aanvang van het badseizoen wordt afgerond.
Artikel 8 regelt het tijdstip dat de waterbeheerder en gedeputeerde staten informatie moeten verstrekken aan de Minister van
VROM en de Minister van Verkeer en Waterstaat in verband met de rapportage over de uitvoering van de zwemwaterrichtlijn aan
de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
6. Inwerkingtreding (artikel 9)
Artikel 9, tweede lid, regelt dat de regeling niet in werking zal treden voor het tijdstip dat de implementatiewet in werking
treedt.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.