Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 november 2009, nr. HO&S/BL/2009/172693, houdende instelling van een Commissie Toekomstbestendigheid Hoger Onderwijs in Nederland (Instellingsbesluit Commissie Toekomstbestendig HO-stelsel)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

b. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

c. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling

Er is een Commissie Toekomstbestendig HO-stelsel.

Artikel 3. Taak

De commissie heeft tot taak in februari 2010 een advies uit te brengen aan de minister. De commissie wordt gevraagd om, op basis van een vergelijking van het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs met toonaangevende stelsels van hoger onderwijs elders in de wereld, een oordeel te geven over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse stelsel op de langere termijn. Daarbij wordt het Nederlandse stelsel bezien in het licht van relevante nationale en internationale ontwikkelingen, in het bijzonder de verwachte toename van het aantal studenten en de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie. De internationale herkenbaarheid van het stelsel wordt daarbij ook meegenomen.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 november 2009 en wordt opgeheven per 1 maart 2010.

Artikel 5 Leden

  • 1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • a. de heer prof.dr. C.P. Veerman, tevens voorzitter;

    • b. de heer prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan;

    • c. de heer drs. M.J.G. Bormans;

    • d. de heer K.M. Geven;

    • e. mevrouw prof. E. Hazelkorn, en

    • f. de heer prof. R.M. Berdahl.

  • 2. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 3. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 4. De commissie wordt bijgestaan door een inhoudelijk secretariaat. De secretaris is geen lid van

    de commissie.

Artikel 6. Werkwijze

De commissie stelt haar eigen werkwijze van vergaderen vast. Eveneens stelt de commissie haar eigen werkwijze vast bij het consulteren van relevante actoren voor het opstellen van het advies.

Artikel 7. Inhoudelijke en administratieve ondersteuning

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorziet in het inhoudelijk secretariaat van de commissie en treft voorzieningen op het gebied van inhoudelijke en redactionele ondersteuning, logistiek en personeel.

Artikel 8 Eindrapport

De commissie brengt vóór 1 maart 2010 haar eindrapport uit aan de minister.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vaste vergoeding per maand.

  • 2. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter is schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter is 8/36.

  • 3. De toepasselijke salarisschaal voor de andere leden is schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de andere leden is 4/36.

  • 4. De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

  • 5. Deze vergoeding wordt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgehandeld.

Artikel 10. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

  • a. de kosten voor vergaderingen en voor inhoudelijk secretariële ondersteuning;

  • b. de kosten voor vacatiegelden en vergoedingen, en

  • c. de kosten voor verspreiding van het advies na oplevering door de commissie.

Artikel 11. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 12. Verantwoording

De commissie biedt de minister bij oplevering een advies aan en een verslag waarin de activiteiten tijdens de duur van de commissie worden beschreven.

Artikel 13 Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 14 Intellectuele eigendom

De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de minister van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.

Artikel 15 Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Concernondersteuning van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot en met 1 november 2009.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 17 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Toekomstbestendig HO-stelsel.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Er zijn duidelijke signalen, waaronder prognoses van de instroom van studenten, dat het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs tegen zijn grenzen aanloopt. In dat licht is door mij de onderhavige commissie ingesteld die zich gaat buigen over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse stelsel op de langere termijn.

Aan de commissie is gevraagd om, op basis van een vergelijking van het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs met toonaangevende stelsels van hoger onderwijs elders in de wereld, een oordeel te geven over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse stelsel op de langere termijn. Daarbij moet het Nederlandse stelsel worden bezien in het licht van relevante nationale en internationale ontwikkelingen, in het bijzonder de verwachte toename van het aantal studenten en de groeiende diversiteit van de studentenpopulatie. De internationale herkenbaarheid van het stelsel wordt daarbij ook betrokken.

De commissie zal uitspraken doen over de lessen die Nederland uit het buitenland kan trekken bij de verdere ontwikkeling van het Nederlandse onderwijsstelsel. Het advies van de commissie is agenderend. Het zal een belangrijke bouwsteen vormen voor de verdere gedachtevorming over een voor Nederland passend toekomstig stelsel van hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven