Besluit van de Minister van Justitie d.d. 3 december 2009, nr. 5629537/Justis/09, strekkende tot aanwijzing van de medewerkers verkeershandhaving van de regionale politiekorpsen tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de teamleider van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie van 11 november 2009;

Gelet op:

  • Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

  • artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994;

  • artikel 8, zevende lid, en artikel 9, van de Politiewet 1993;

  • het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar:

De personen werkzaam als medewerker verwerking, radarwaarnemer of verkeersassistent binnen het team verkeershandhaving van een regionaal politiekorps.

Artikel 2

  • 1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot ten hoogste de strafbare feiten genoemd in:

    • a. artikel 435, vierde lid en artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht;

    • b. artikel 34 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV);

    • c. artikel 14, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorvoertuigen (WAM);

    • d. artikel 5.6.8., eerste en tweede lid van het Voertuigreglement;

    • e. de artikelen 20, 21, 22, 22a, 32, 35, 59, 59a, 59b, 60, 61a, 62, 68 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

    • f. artikel 107, eerste en tweede lid, artikel 135, eerste lid, artikel 160, eerste, derde en vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).

  • 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van heel Nederland.

Artikel 3

Per regionaal politiekorps kunnen maximaal 30 personen worden beëdigd tot buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 4

  • 1. De persoon werkzaam als radarwaarnemer of verkeersassistent, die op grond van dit besluit is beëdigd tot buitengewoon opsporingsambtenaar, is tevens bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor aan hem opsporingsbevoegdheid is toegekend, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De persoon werkzaam als radarwaarnemer of verkeersassistent, die op grond van dit besluit is beëdigd tot buitengewoon opsporingsambtenaar, kan gedurende de uitoefening van zijn dienst gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mij goedgekeurd merk en type. Hij wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissement waarbinnen de standplaats van de buitengewoon opsporingsambtenaar is gelegen.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van de politieregio waarbinnen de standplaats van de buitengewoon opsporingsambtenaar is gelegen.

Artikel 6

De teamleider Verkeer van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie brengt jaarlijks, doch uiterlijk op 1 april, over het voorafgaande jaar verslag uit aan mij en vermeldt hierin in ieder geval:

  • a. de aantallen binnen de verkeershandhavingsteams werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren;

  • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;

  • c. het aantal gevallen waarin gebruik is gemaakt van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

  • d. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat daadwerkelijk is uitgerust met handboeien en het aantal gevallen waarin daarvan gebruik is gemaakt;

  • e. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van de buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door mij goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor het examen zijn geslaagd.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Verkeershandhaving 2007, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regionale verkeershandhaving 2009.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 december 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Dienst Justis, team BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

Door de teamleider Verkeer van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie is mij verzocht het categoriaal besluit Verkeershandaving 2007 te verlengen met de periode van 1 jaar.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij het regiokorps in de functies zoals genoemd in artikel 1 van dit besluit, met een periode van één jaar te verlengen. Het besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van de teamleider Verkeer van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie en de adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

In artikel 7 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven