Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2009, 18877 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2009, 18877 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 68 van de Zorgverzekeringswet, 3.1.7 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet en 19, eerste en vierde lid, van het Bijdragebesluit zorg;
Besluit:
De Regeling subsidies AWBZ wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onverminderd de overige bepalingen van deze regeling met betrekking tot onder meer de egalisatiereserve bestaat een instellingssubsidie uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende en met in achtneming van de ingevolge deze regeling in aanmerking komende werkelijke lasten, voorzover opgenomen in de door het College zorgverzekeringen goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten. De subsidie bedraagt niet meer dan het door het College zorgverzekeringen vastgestelde maximum.
B
In artikel 1.5.1, eerste lid, vervallen de woorden: 13 weken.
C
Artikel 1.7.1 komt te luiden:
1. Het College zorgverzekeringen geeft een beschikking op een aanvraag voor een instellingssubsidie voor 1 april van het desbetreffende subsidiejaar.
2. Het College zorgverzekeringen geeft een beschikking op een aanvraag voor een projectsubsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
D
Na artikel 1.10.2 wordt ingevoegd:
E
Artikel 2.5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2009 € 176 521 208’ vervangen door: 2010 € 178 553 779.
2. In het tweede lid wordt ‘2009 € 1 567 755’ vervangen door: 2010 € 1 585 807.
F
Artikel 2.5.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘2009’ vervangen door ‘2010’ en wordt ‘€ 1 936’ vervangen door: € 1 949.
2. In het vierde lid wordt ‘2008’ telkens vervangen door ‘2009’, wordt ‘€ 1 873’ vervangen door ‘€ 1 936’ en wordt ‘3,36%’ vervangen door: 0,67%.
G
Artikel 2.5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘2009’ vervangen door ‘2010’, wordt ‘€ 283’ vervangen door ‘€ 286’, wordt ‘€ 1 131’ vervangen door ‘€ 1 103’, wordt ‘€ 1 535’ vervangen door ‘€ 1 512’, wordt ‘€ 1 293’ vervangen door ‘€ 1 267’, wordt ‘€ 727’ vervangen door ‘€ 695’, wordt ‘€ 808’ vervangen door ‘€ 858’, wordt ‘€ 1 136’ vervangen door ‘€ 1 206’, wordt ‘€ 1 859’ vervangen door ‘€ 1 798’ en wordt ‘€ 566’ vervangen door: € 572.
2. In het zesde lid, onderdeel a, vervalt: artikel 1.7.3 en van.
3. Het zesde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de na toepassing van onderdeel a en artikel 2.5.3, derde lid, nog resterende middelen worden verdeeld volgens de volgende formule:
waarbij wordt verstaan onder:
A: het nog resterende deel van de aanvraag van de MEE-organisatie;
B: het nog resterende deel van alle aanvragen van de MEE-organisaties;
C: de na toepassing van onderdeel a en artikel 2.5.3, derde lid, nog resterende subsidie.
H
In artikel 2.5.5, derde lid, wordt ‘2009’ vervangen door: 2010.
I
In artikel 2.5.9, tweede lid, wordt ‘1 juni 2009’ vervangen door ‘1 oktober 2010’, wordt ‘2008’ vervangen door ‘2009’, wordt ‘vijf maanden van 2009’ vervangen door ‘helft van 2010’ en wordt ‘afspraken’ vervangen door: meerjarige afspraken.
J
In artikel 2.6.1 vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f door een punt, de onderdelen g en h.
K
Artikel 2.6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘2009 € 2 280 800 000’ vervangen door: 2010 € 2 113 300 000.
2. In het derde lid wordt ‘2009’ vervangen door ‘2010’, wordt ‘2009 € 2 205 800 000’ vervangen door ‘2010 € 2 038 300 000’, wordt ‘de subsidie-ontvanger’ telkens vervangen door ‘het zorgkantoor’ en wordt ‘subsidie-ontvangers’ vervangen door: zorgkantoren.
3. In het vierde lid wordt ‘2009’ vervangen door: 2010.
L
Artikel 2.6.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘onderdeel b, d of h’ vervangen door: onderdeel b of d.
2. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt: en derde.
3. In het vierde lid vervalt: ondersteunende begeleiding in dagdelen, activerende begeleiding in dagdelen en.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie op verzoek van de verzekerde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt of diens wettelijk vertegenwoordiger, verleend aan een organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling op de verzekerde of die een reclasseringsmaatregel uitoefent krachtens een uitspraak van de rechter of het Openbaar Ministerie op grond van artikel 14d, artikel 15b, tweede lid, of Boek I, Titel VIII A Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van het Wetboek van Strafrecht.
M
In artikel 2.6.5, onderdeel b, wordt na ‘verliest’ toegevoegd: , doch uiterlijk op 31 december 2010.
N
Artikel 2.6.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bruto persoonsgebonden budget bedraagt in 2010 maximaal voor:
a. persoonlijke verzorging:
1e klasse 1: € 1 495
2e klasse 2: € 4 487
3e klasse 3: € 8 223
4e klasse 4: € 12 710
5e klasse 5: € 17 195
6e klasse 6: € 21 681
7e klasse 7: € 26 913
8e klasse 8: € 33 641
9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1 495;
b. verpleging:
1e klasse 0: € 1 290
2e klasse 1: € 3 850
3e klasse 2: € 7 696
4e klasse 3: € 14 107
5e klasse 4: € 21 806
6e klasse 5: € 29 499
7e klasse 6: € 37 196
8e klasse 7: € 46 175
9e klasse 8: het bedrag genoemd bij klasse 7, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 7 overschrijdt en een bedrag van € 2 571;
c. begeleiding in uren:
1e klasse 1: € 1 984
2e klasse 2: € 5 952
3e klasse 3: € 10 912
4e klasse 4: € 16 864
5e klasse 5: € 22 817
6e klasse 6: € 28 769
7e klasse 7: € 35 712
8e klasse 8: € 44 641
9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1 984;
d. begeleiding in dagdelen:
1e klasse 1: € 2 452
2e klasse 2: € 4 905
3e klasse 3: € 7 357
4e klasse 4: € 9 811
5e klasse 5: € 12 263
6e klasse 6: € 14 715
7e klasse 7: € 17 168
8e klasse 8: € 19 621
9e klasse 9: € 22 073
10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2 452;
e. begeleiding in dagdelen, inclusief vervoer:
1e klasse 1: € 2 746
2e klasse 2: € 5 492
3e klasse 3: € 8 239
4e klasse 4: € 10 982
5e klasse 5: € 13 732
6e klasse 6: € 16 184
7e klasse 7: € 18 637
8e klasse 8: € 21 090
9e klasse 9: € 23 542
10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2 452;
f. kortdurend verblijf:
€ 102 per etmaal.
2. Het derde en het vierde lid vervallen en het vijfde tot en met het achtste lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.
O
Artikel 2.6.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De verzekerde van achttien jaar of ouder aan wie een persoongebonden budget is verleend is een bijdrage verschuldigd van:
a. 33% van het bruto persoonsgebondenbuget voor persoonlijke verzorging;
b. 20% van het bruto persoonsgebondenbuget voor verpleging;
c. 27% van het bruto persoonsgebonden budget voor begeleiding.
2. In het tweede lid, wordt ‘2009’ vervangen door ‘2010’, wordt ‘€ 224,21’ telkens vervangen door ‘€ 229,43’, wordt ‘€ 320,68’ telkens vervangen door ‘€ 328,50’, wordt ‘€ 21 703’ telkens vervangen door ‘€ 22 222’, wordt ‘€ 14 812’ telkens vervangen door ‘€ 15 256’, wordt ‘€ 26 535’ telkens vervangen door ‘€ 27 222’ en wordt ‘€ 20 431’ telkens vervangen door: € 21 058.
3. In het zesde lid wordt na ‘artikelen 1’ ingevoegd: , 16d, zesde lid, onderdeel a.
P
Het vierde lid van artikel 2.6.8 vervalt.
Q
Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘onderdeel b, d of h’ vervangen door: onderdeel b of d.
2. Het vijfde lid vervalt en het zesde tot en met tiende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met het negende lid.
3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:
6. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel g, worden begeleiding in uren en begeleiding in dagdelen aangemerkt als onderscheiden vormen van zorg.
4. In het achtste lid (nieuw), onderdeel a, vervalt: het einde van het kalenderjaar en voorts na;.
5. In het achtste lid (nieuw), onderdeel b, vervalt: alsmede het einde van een kalenderjaar.
6. Het elfde lid vervalt en het twaafde lid wordt vernummerd tot tiende lid.
7. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘in 2009 een indicatiebesluit krijgt’ vervangen door: na 1 januari 2009 is geïndiceerd.
R
Artikel 2.6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het zorgkantoor betaalt het voorschot uit op de bankrekening van de verzekerde.
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
5. In afwijking van het vierde lid betaalt het zorgkantoor het voorschot van de minderjarige verzekerde uit op de bankrekening van diens ouders of voogd, tenzij de ouder of voogd verzoekt om uitbetaling op de bankrekening van de minderjarige.
6. In afwijking van het vierde en vijfde lid betaalt het zorgkantoor het voorschot van de verzekerde die onder curatele of bewindvoering staat op verzoek van de curator of de bewindvoerder uit op de bankrekening van de curator of bewindvoerder.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ gewijzigd in ‘vierde en vijfde lid’ en wordt ‘23’ gewijzigd in: 21.
4. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
8. In afwijking van het vierde lid betaalt het zorgkantoor het voorschot op verzoek van de verzekerde die verblijft in een klooster, uit op de bankrekening van dat klooster, indien de verzekerde op grond van kerkrechtelijke voorschriften niet over een eigen bankrekening mag beschikken.
S
Het derde lid van artikel 2.6.11 vervalt.
T
Artikel 2.6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Na afloop van iedere subsidieperiode wordt de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
2. Het tweede lid vervalt en het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met het zesde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘voorschotperiode in het kalenderjaar of, indien het tweede lid van toepassing is, in de subsidieperiode,’ vervangen door: verantwoordingsperiode zoals bedoeld in artikel 2.6.9, achtste lid.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘vijfde’ vervangen door: vierde.
U
In artikel 2.6.14, eerste lid, wordt ‘onderdelen e en f’ vervangen door: onderdeel e.
V
In artikel 2.6.15, tweede lid, wordt ‘2016’ vervangen door: 2010.
W
In artikel 2.9.4, tweede lid, wordt ‘2009’ vervangen door: 2010.
X
In artikel 2.9.5, eerste lid, wordt ‘2009 € 71 364 100’ vervangen door: 2010 € 73 200 000.
Y
Artikel 2.9.6 komt als volgt te luiden:
1. Onverminderd artikel 1.2.1 bedraagt de subsidievaststelling niet meer dan het werkelijk aantal geleverde uren ADL-assistentie maal het uurtarief genoemd in artikel 2.9.4, tweede lid, tot maximaal de subsidieverlening.
2. Bij toepassing van het eerste lid worden afschrijvingskosten in aanmerking genomen tot de volgende maximum percentages van de historische kosten:
a. gebouwen 2%;
b. verbouwingen 5%;
c. inventarisgoederen 10%;
d. computerapparatuur en programmatuur 20%.
3. Toevoegingen aan voorzieningen worden niet gerekend tot de lasten van de gesubsidieerde activiteiten.
4. In afwijking van artikel 1.8.7, achtste lid, kan toevoeging aan de in artikel 1.8.7, eerste lid, bedoelde reservering niet plaatsvinden voor zover de reserve, bedoeld in artikel 1.8.7, 10% of meer bedraagt van de subsidiabele lasten van het vorig jaar.
Z
Aan artikel 2.9.7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De ontvanger van een instellingssubsidie draagt zorg voor vaststelling en indiening van een jaarverslaglegging en een jaardocument met overeenkomstige toepassing van de Regeling verslaggeving WTZi.
AA
In artikel 2.11.6 wordt ‘€ 397’ vervangen door ‘€ 408’, wordt ‘€ 241’ vervangen door ‘€ 248’, wordt ‘€ 169’ vervangen door ‘€ 176’, wordt ‘€ 102’ vervangen door ‘€ 104’, wordt ‘€ 304’ vervangen door ‘€ 311’, wordt ‘€ 23 810’ vervangen door ‘€ 23 538’, wordt ‘€ 29 206’ vervangen door ‘€ 28 873’ en wordt ‘€ 74’ vervangen door: € 75.
AB
Artikel 2.11.7 komt als volgt te luiden:
1. In afwijking van artikel 1.8.7 worden toevoegingen aan voorzieningen niet gerekend tot de lasten van de gesubsidieerde activiteiten.
2. Het saldo van in rekening courant verstrekte of verkregen gelden in concernverband is per 31 december van ieder jaar nihil.
3. De in artikel 1.8.7 bedoelde gelden moeten in liquide vorm worden aangehouden.
AC
In artikel 2.11.8 wordt ‘het normrente kort vreemd vermogen’ vervangen door: in de jaar normrente kort krediet.
In artikel 2 van de ministeriële regeling van 16 november 2009, Z/VU-2968655, tot vaststelling per 1 januari 2010 van bedragen krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg en enige andere wijzigingen in de Bijdrageregeling zorg (Stcrt. 17868) wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Het in artikel 16d, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 13.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker.
Met de onderhavige regeling zijn de bedragen in de Regeling subsidies AWBZ ten behoeve van de subsidies in 2010 trendmatig aangepast. Daarnaast is nog een aantal andere aanpassingen doorgevoerd. Een van die wijzigingen betreft het invoeren van een eigen bijdrage voor begeleiding bij het persoonsgebonden budget (pgb) zoals is aangekondigd in de brieven aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 juni 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 30 597, nr. 15) en van 9 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 30 597, nr. 107).
In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt op de diverse wijzigingen verder ingegaan.
In artikel I zijn de wijzigingen in de Regeling subsidies AWBZ geregeld.
Aan artikel 1.2.1 is een tweede lid toegevoegd omdat het wenselijk is expliciet vast te leggen dat de subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke baten en lasten.
In verband met wijzigingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de aanvraag- en beslistermijnen voor projectsubsidies aangepast. De tot nu toe geldende termijnen blijken in de praktijk niet haalbaar.
Dit artikel is gewijzigd omdat het gewenst is expliciet te regelen dat de rentebaten uit voorschotten op de subsidie bij de vaststelling op de subsidie in mindering worden gebracht.
De wijziging van artikel 2.5.2 betreft indexering van de plafondbedragen.
De wijziging van artikel 2.5.3 betreft indexering van enkele bedragen en een percentage.
Op basis van het onderzoeksrapport ‘Tijdsinzet en productiviteit van MEE-organisaties’ van onderzoeksbureau SEO zijn de normtijden van de individuele diensten aangepast. De aanpassing leidt tot een efficiencykorting van 2,3% (op basis van het aantal afgesloten diensten in 2007). Op grond hiervan zijn de normbedragen in het tweede lid gewijzigd.
De normbedragen in het tweede lid zijn gebaseerd op de gemiddelde duur van de diensten.
dienst A 3,5 uur
dienst B1 13,5 uur
dienst B2 18,5 uur
dienst B3 15,5 uur
dienst B4 8,5 uur
dienst B5 10,5 uur
dienst C 10,5 uur
dienst D 22 uur
dienst E 7 uur
Het uurtarief voor dienst C bedroeg in 2009 € 113,56. Indexering met 1,15% leidt voor 2010 tot een uurtarief van € 114,87.
Het uurtarief voor de overige diensten bedroeg in 2009 € 80,80. Indexering met 1,15% leidt voor 2010 tot een uurtarief van € 81,74.
Deze uurtarieven zijn gebaseerd op 1140 werkbare uren per consulent per jaar. De uurtarieven zijn vervolgens vermenigvuldigd met de normtijden.
In 2009 is het zesde lid van artikel 2.5.4 aangepast om een eerste stap in de herverdeling van MEE-middelen mogelijk te maken. De middelen die overblijven door de subsidie voor individuele diensten op hetzelfde niveau als het voorgaande jaar te houden, werden toegekend aan MEE-organisaties met een laag gemiddeld subsidiebedrag per inwoner.
In 2010 wordt de subsidie voor individuele diensten wel bijgesteld op basis van de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden. Artikel 1.7.3 is van toepassing. De subsidieverlening 2010 aan een MEE-organisatie wordt derhalve gebaseerd op de totale verlening aan die MEE-organisatie in 2009, inclusief de nacalculatie 2009 en de voorcalculatie 2010. De middelen die vervolgens nog resteren worden verdeeld conform de methode zoals die was vastgelegd in de Regeling van 2008 en nu weer is opgenomen. Dit betekent dat de resterende middelen worden verdeeld naar rato van de nog resterende subsidie-aanvraag voor individuele cliëntondersteuning.
Met de wijziging van deze bepaling is vastgelegd dat de afspraken tussen de MEE-organisaties en gemeenten een meerjarig karakter behoeven. Daarmee wordt een verdiepingsslag en een meer omvattende visie op de toekomstgerichte samenwerking beoogd.
Onderdeel g verwees naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Omdat de SVB verder in de regeling niet wordt genoemd was deze omschrijving overbodig en is deze met de onderhavige regeling vervallen.
Voor de functies ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding was in 2009 nog overgangsrecht van toepassing. Dit overgangsrecht eindigt op 31 december 2009 waardoor deze begrippen in 2010 komen te vervallen.
Met de wijziging van artikel 2.6.2 is voor 2010 het subsidieplafond, het maximale subsidiebedrag voor zorgkantoren en het bedrag aan aanvullende middelen dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) aan zorgkantoren toekent, vastgesteld.
De vervanging van de term ‘subsidie-ontvanger’ door ‘zorgkantoor’ is een redactionele verbetering die leidt tot consistent taalgebruik in dit artikel.
De wijzigingen in het eerste en vierde lid zijn het gevolg van het eindigen van het overgangsrecht met betrekking tot ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding.
De wijziging in het tweede lid, onderdeel d, betreft het schrappen van verwijzing naar een verkeerd artikellid.
In artikel 2.6.10, zevende lid (nieuw), is geregeld dat het zorgkantoor in deze gevallen het pgb aan deze organisaties overmaakt. Het nieuwe zesde lid maakt het nu mogelijk dat deze organisaties optreden als subsidie-ontvanger en daarmee, op verzoek van de budgethouder of diens wettelijk vertegenwoordiger, volledig verantwoordelijk worden voor het aanvragen, ontvangen, beheren en verantwoorden van het pgb.
De tekst van de regeling gaat op dit moment uit van de toekenning van een pgb tot het einde van de datum van het indicatiebesluit. De subsidieverlening kan daardoor meerdere kalenderjaren omvatten hetgeen tot een aantal moeilijk leesbare bepalingen leidt. Door nu, in overeenstemming met de uitvoeringspraktijk, het pgb te laten eindigen op uiterlijk 31 december kan de redactie van die bepalingen worden vereenvoudigd. Deze redactionele wijziging brengt geen verandering in de rechten van budgethouders. Op grond van artikel 2.6.4, tweede lid, onderdeel d, zijn zij immers verzekerd van voortzetting van de toekenning van het pgb in een volgend kalenderjaar.
Met de wijziging van het eerste lid zijn de tarieven voor 2010 geïndexeerd.
Omdat in artikel 2.6.5 is geregeld dat het pgb uiterlijk op 31 december eindigt zijn het derde en vierde lid overbodig geworden.
De wijziging van het eerste lid vloeit voort uit het besluit om een eigen bijdrage voor de functie begeleiding in te voeren. Hiervoor geldt dezelfde regeling die ook tot 1 januari 2006 heeft gegolden, namelijk een eigen bijdrage van 27% van het budget dat een pgb-houder krijgt voor begeleiding zoals geregeld in artikel 2.6.6, onderdelen c, d en e.
De wijziging van het tweede lid betreft indexering van de inkomensafhankelijke maximale eigen bijdrage.
De wijziging van het derde lid betreft een redactionele verbetering.
Door de wijziging van artikel 2.6.5, onderdeel b, is het vierde lid van artikel 2.6.8 overbodig geworden.
Het vervallen van het elfde lid is het gevolg van het eindigen van het overgangsrecht voor de functies ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding. De overige wijzigingen betreffen redactionele verduidelijkingen.
In de ministeriële regeling van 6 juli 2009, nr. Z/VU-2939209, houdende wijziging van de Regeling subsidies AWBZ in verband met herverdeling van de financiële middelen 2009 aan de MEE-organisaties alsmede wijziging met betrekking tot het persoonsgebonden budget (Stcrt. 10485) is geregeld dat zorgkantoren het voorschot alleen mogen overmaken op de bankrekening van de verzekerde. Op basis van ervaringen zijn nu een aantal uitzonderingsgronden gepreciseerd.
De positie van de ouders, voogd, curator en bewindvoerder zijn nu geregeld in afzonderlijke bepalingen. De term ‘wettelijk vertegenwoordiger’ bleek aanleiding te geven tot verwarring en was onvoldoende specifiek.
In de ministeriële regeling van 6 juli 2009 was al een afzonderlijke bepaling opgenomen voor jeugdigen bij wie sprake is van ondertoezichtstelling of een reclasseringsmaatregel. In die bepaling was een leeftijdsgrens opgenomen van 23 jaar. In aansluiting op het strafrecht is die leeftijdsgrens nu gewijzigd naar 21 jaar.
Met het achtste lid is een aparte regeling getroffen voor kloosterlingen die op grond van kerkelijk recht (canoniek recht) niet kunnen beschikken over een eigen bankrekening.
Door de wijziging van artikel 2.6.5 is het derde lid van 2.6.11 overbodig geworden.
De wijzigingen in artikel 2.6.13 zijn het gevolg van de wijziging van artikel 2.6.5.
De wijziging betreft de correctie van een eerdere redactionele misslag.
In 2008 is gestart met een pilot participatiebudget. Een 'participatiebudget' is een vorm van een pgb dat vrijelijk te besteden is aan de diverse componenten die er onder vallen. Met ingang van 1 januari 2008 was geregeld dat een budgethouder aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) als bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen een subsidie voor het zelf kopen van werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidvermogen had verleend, zijn pgb AWBZ ook mocht besteden aan dergelijke werkvoorzieningen. Andersom was in beleidsregels van het UWV geregeld dat een subsidie voor een werkvoorziening mocht worden besteed voor het kopen van AWBZ-zorg waarvoor het pgb AWBZ was verstrekt. De verzekerde kon derhalve zelf kiezen welk deel van het participatiebudget (dit is de som van pgb AWBZ en pgb voor werkvoorzieningen) waarover hij aldus kwam te beschikken, hij aan zorg, en welk deel hij aan werkvoorzieningen besteedde. Hij mocht zelfs besluiten het budget alleen aan zorg of alleen aan werkvoorzieningen te besteden, met dien verstande dat als minimumvoorwaarde gold dat wel het re-integratiedoel waarvoor de werkvoorzieningssubsidie was verleend, bereikt moest worden, en dat hij geen voorzieningen in natura meer kon krijgen voor zover hij subsidie had gehad.
Oorspronkelijk was het de bedoeling de pilot tot 1 januari 2016 te laten voortduren. Gebleken is echter dat er maar een zeer beperkt aantal mensen, namelijk ongeveer 15, aan zo’n pilot mee wilden doen. Daarom is besloten de pilot voortijdig te stoppen en wel per 1 januari 2010. Door het wijzigen van de in artikel 2.6.15, tweede lid, oorspronkelijk genoemde datum van 1 januari 2016 in 1 januari 2010 is dat geregeld. Dit betekent tevens dat het in dat lid geregelde overgangsrecht met ingang van 1 januari 2010 al van toepassing wordt. Dat overgangsrecht is in artikel 2.6.15 opgenomen om te voorkomen dat op de personen die op de datum voorafgaande aan van het vervallen van de pilot zijn pgb (mede) had besteed aan werkvoorzieningen, en daarvoor in het volgende jaar moet verantwoorden, het geld moet terug geven, omdat hij na het beëindigen van de pilot, thans dus vanaf 2010, zijn pgb weer alleen aan zorg mag besteden. Om het terug moeten betalen te voorkomen, is bepaald dat artikel 2.6.15, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan 1 januari 2010, blijft gelden voor de afwikkeling van (delen van) pgb’s die voor die datum konden worden besteed aan werkvooorzieningen.
Met deze wijziging is het subsidieplafond voor de ADL-assistentie voor 2010 vastgesteld.
De subsidie wordt vastgesteld op basis van daadwerkelijke kosten. Het voorgestelde eerste lid maximeert de werkelijke kosten op het aantal geleverde uren ADL-assistentie maal het uurtarief dat is gehanteerd bij de subsidieverlening.
Omdat in de praktijk bleek dat zorgaanbieders geen bestendige lijn hadden in de afschrijvingspercentages, zijn in het tweede lid de afschrijvingspercentages opgenomen. De afschrijvingspercentages komen overeen met de afschrijvingspercentages die in de overige subsidieparagrafen worden gehanteerd en zijn gebaseerd op de Beleidsregel afschrijving van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Net als in paragraaf 2.11 wordt in deze paragraaf geregeld dat toevoegingen aan voorzieningen niet worden gerekend tot de lasten van de gesubsidieerde activiteiten. Uitgangspunt van de regeling is dat subsidie wordt verstrekt voor daadwerkelijk gemaakte kosten. In de regeling zijn voorzieningen daarom slechts bij uitzondering subsidiabel. De afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 15 april 2009 echter geoordeeld dat onderhavige paragraaf – in tegenstelling tot de paragrafen 2.5 en 2.11 – geen beperkende bepaling bevat over het vormen van voorzieningen. Het vormen van voorzieningen die samenhangen met gesubsidieerde activiteiten achtte de afdeling daarom in deze subsidieparagraaf toelaatbaar. Omdat deze uitspraak niet strookt met de doelstelling van de regeling is thans in het derde lid geregeld dat toevoegingen aan voorzieningen niet voor subsidie in aanmerking komen.
In artikel 1.8.7, achtste lid, wordt geregeld dat een toevoeging kan plaatsvinden aan artikel 1.8.7, eerste lid, bedoelde reservering. Uitgangspunt hierbij is de subsidieverlening voor dat jaar. In de afgelopen jaren is gebleken dat voor ADL-assistentie substantieel meer subsidie wordt verleend dan uiteindelijk wordt vastgesteld. Dit leidt ertoe dat er jaarlijks hoge toevoegingen aan de reserve plaatsvinden. Om dit te voorkomen regelt het tweede lid dat het aan de reserve toe te voegen bedrag wordt gebaseerd op de subsidiabele lasten van dat jaar. De toevoegingen en aanpassingen in bepalingen over afschrijvingen, voorzieningen, reserveringen en rentebaten zijn aanleiding het uurtarief in 2010 ongewijzigd te laten.
Met de toevoeging van een vierde lid aan artikel 2.9.7 is geregeld dat de subsidieontvanger zorg draagt voor vaststelling en indiening van een jaarverslaglegging en een jaardocument met overeenkomstige toepassing van de Regeling verslaggeving WTZi.
De in artikel 2.11.6 vermelde bedragen worden jaarlijks door de NZa vastgesteld.
Het eerste lid regelt dat het abortusklinieken niet is toegestaan voorzieningen ten laste van de subsidie te brengen.
Stichtingen die abortusklinieken beheren kunnen aan elkaar gelieerd zijn door middel van statuten, de levering van bestuur of de directie. Hierdoor kunnen financiële stromen ontstaan, waarvan de standen in een zogenaamde rekening courant verhouding worden bijgehouden. Deze vorm van financiering kunnen risico’s met betrekking tot de continuïteit van de abortusklinieken met zich meebrengen. Om deze risico’s uit te sluiten regelt het tweede lid daarom dat het saldo van een dergelijke rekening courant per 31 december van ieder jaar nihil moet zijn. Om veilig te stellen dat de gelden als bedoeld in artikel 1.8.7 daadwerkelijk als buffer kunnen dienen voor de abortuskliniek, moeten deze gelden in hun volledige omvang liquide worden aangehouden. Het derde lid voorziet hierin. Het is toegestaan deze gelden op een spaardeposito aan te houden mits dit spaardeposito zich zonder kosten laat omzetten in liquiditeiten.
Met deze wijziging wordt aangesloten bij de terminologie die de NZa hanteert.
Met de ministeriële regeling van 16 november 2009, Z/VU-2968655, tot vaststelling per 1 januari 2010 van bedragen krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg en enige andere wijzigingen in de Bijdrageregeling zorg (Stcrt. 17868) zijn onder meer bedragen voor de eigen bijdragen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geïndexeerd. Daarbij is nagelaten het in artikel 16d, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedrag per 1 januari 2010 te indexeren. Dat is met deze bepaling alsnog geregeld.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-18877.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.