Regeling van 28 oktober 2009, nr. 5627003/09, houdende instelling van de Nationaal rapporteur mensenhandel (Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel 2009)

De Minister van Justitie,

Besluit:

Artikel 1. Instelling Nationaal rapporteur mensenhandel

Er is een Nationaal rapporteur mensenhandel.

Artikel 2. Bureau Nationaal rapporteur mensenhandel

De Nationaal rapporteur mensenhandel wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een bureau.

Artikel 3. Werkwijze Nationaal rapporteur mensenhandel

De Nationaal rapporteur mensenhandel regelt zijn werkwijze en die van het bureau.

Artikel 4. Taken Nationaal rapporteur mensenhandel

  • 1. De Nationaal rapporteur mensenhandel onderzoekt de (ontwikkelingen in de) omvang en kenmerken van mensenhandel en kinderpornografie, alsmede de effecten van genomen beleidsmaatregelen in de aanpak van mensenhandel en de aanpak van kinderpornografie. De Nationaal rapporteur stelt ieder jaar een jaarplan op.

  • 2. De nationaal rapporteur mensenhandel adviseert de regering over de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en kinderpornografie.

  • 3. De Nationaal rapporteur mensenhandel rapporteert jaarlijks aan de regering door toezending van zijn rapporten ten aanzien van mensenhandel en ten aanzien van kinderpornografie aan onze Minister van Justitie.

Artikel 5. Rapport

  • 1. De rapporten, genoemd in artikel 2, derde lid, bevatten in ieder geval:

    • a. een verantwoording van de wijze van onderzoek;

    • b. de resultaten van het verrichte onderzoek en de daarop gebaseerde conclusies;

    • c. aanbevelingen ter verbetering van de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en kinderpornografie.

  • 2. De aanbevelingen, genoemd in het eerste lid, onder c, kunnen zich richten tot de centrale overheid, lokale overheid en andere bestuursorganen, tot (de Nederlandse inbreng in) internationale organisaties en tot non-gouvernementele organisaties.

  • 3. De Minister van Justitie zendt de rapporten ter kennisneming aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 6. Benoeming Nationaal rapporteur mensenhandel

  • 1. De Nationaal rapporteur mensenhandel wordt benoemd door de Minister van Justitie.

  • 2. De benoeming vindt plaats voor een periode van vier jaar. Na deze vier jaar zal aan de hand van een evaluatie worden bezien of verlenging van de benoeming noodzakelijk is.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

Artikel 8. Intrekking

De Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel wordt ingetrokken.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Nationaal rapporteur mensenhandel 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 oktober 2009

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Artikel 1. Algemeen

Op 26 april 1997 heeft een Ministersconferentie van de Europese Unie onder Nederlands voorzitterschap een verklaring aangenomen tot bestrijding van vrouwenhandel, getiteld ‘The Hague ministerial declaration on European guidelines for effective measures to prevent and combat trafficking in women for the purpose of sexual exploitation’ of – kortweg – ‘de Haagse Verklaring’. In deze verklaring worden staten aangemoedigd een nationaal rapporteur aan te stellen om aan de respectieve overheden te rapporteren over de omvang, aard en mechanismen van vrouwenhandel en over de effecten van het gevoerde beleid.

In navolging van deze Verklaring van Den Haag heeft Nederland met ingang van 1 april 2000 een ‘Nationaal rapporteur mensenhandel’ aangesteld.

Vanuit diverse hoeken is sinds enkele jaren gepleit voor een nationaal rapporteur kinderpornografie. Dit onder andere teneinde de effecten van beleid en de operationele invulling daarvan beter te kunnen meten. Een relatie tussen het onderzoeksgebied mensenhandel en kinderpornografie volgt mede uit het verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting (bekend als: het Verdrag van Lanzarote). Dit verdrag is voor een deel geënt op reeds bestaande internationale overeenkomsten op het terrein van mensenhandel. In deze documenten komt ook het gemeenschappelijk karakter van kinderpornografie en mensenhandel als transnationaal misdrijf naar voren.

Exploitatie van mensen, in het bijzonder de meest kwetsbaren in onze samenleving, dient te allen tijde te worden bestreden. Alle betrokkenen, van ouders tot overheden, op nationaal en internationaal niveau beseffen de urgentie van dit probleem en trachten met alle mogelijke middelen kinderpornografie een halt toe te roepen. De bestrijding van kinderpornografie zal ook in de toekomst hoog op de agenda blijven staan. Structureel onderzoek, advisering en rapportage op dit gehele terrein door één Nationaal Rapporteur draagt bij aan een blijvende prioritering, ook van de aanpak van kinderpornografie.

Met ingang van 1 oktober 2009 worden de taken van de Nationaal rapporteur mensenhandel daarom uitgebreid met het onderwerp kinderpornografie.

Artikel 2. De Nationaal rapporteur mensenhandel en het ondersteunend bureau

Voor de vervulling van de functie Nationaal rapporteur mensenhandel (verder: Nationaal rapporteur), wordt gedacht aan een persoon met groot persoonlijk gezag die beschikt over toepasselijke deskundigheid en affiniteit met het thema. Deze onafhankelijke functionaris rapporteert aan de regering over mensenhandel en kinderpornografie en adviseert over de aanpak vn beiden onderwerpen. De positionering van het Bureau nationaal rapporteur mensenhandel (verder: het Bureau) dat de Nationaal rapporteur in zijn werkzaamheden ondersteunt dient eveneens borg te staan voor de onafhankelijkheid van de Nationaal rapporteur. Beheersmatig is het Bureau ondergebracht bij het Ministerie van Justitie (Bureau SG). Dit ministerie is aanspreekpunt voor de logistieke ondersteuning van het Bureau en zorgt voor huisvesting. Inhoudelijk is er vanuit het ministerie geen bemoeienis met het Bureau.

Artikel 3. De werkwijze van de Nationaal rapporteur

De Nationaal rapporteur richt zich primair tot organen en instellingen die beschikken over relevante informatie, maar hoeft zich niet te beperken tot het verzamelen van reeds bestaande informatie. Het Bureau kan – binnen de budgettaire en capacitaire mogelijkheden – ook zelf onderzoek initiëren.

Artikel 4. De taken van de Nationaal rapporteur

Er wordt jaarlijks een rapportage gepresenteerd over de ontwikkelingen op het terrein van mensenhandel en kinderpornografie, gevolgd door conclusies en aanbevelingen ter verbetering van preventie en bestrijding van mensenhandel en kinderpornografie.

Ten behoeve van het onderzoek heeft de Nationaal rapporteur geen bijzondere wettelijke bevoegdheden toegekend gekregen. Wel dienen door de rapporteur benaderde organen en instellingen alle medewerking te verlenen bij het beschikbaar stellen c.q. verkrijgen van de benodigde gegevens. De Nationaal rapporteur en het Bureau zijn tevens gemachtigd om inzage te krijgen in politiedossiers en hebben toegang gekregen tot dossiers van het openbaar ministerie (ook in lopende zaken).

Artikel 6. De benoeming van de Nationaal rapporteur

De Nationaal Rapporteur wordt benoemd door de Minister van Justitie, na overleg in de Ministerraad.

De benoeming vindt plaats voor de duur van vier jaar. Na deze vier jaar zal aan de hand van een evaluatie van het instituut Nationaal rapporteur mensenhandel worden bezien of verlenging van de benoeming noodzakelijk is.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven