Instellingsbesluit Taskforce windenergie op zee

24 november 2009

Nr. ET/ED/ 9211807

Directoraat-generaal voor Energie en Telecom ,Directie Energie en Duurzaamheid

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. taskforce:

de Taskforce windenergie op zee.

Artikel 2

  • 1. Er is een Taskforce windenergie op zee.

  • 2. De taskforce heeft tot taak:

    • a. de minister te adviseren over de businesscase windenergie op zee;

    • b. de minister te adviseren over de optimale samenwerkingsvormen tussen overheid en bedrijfsleven om de doelstelling van 6000 MW windenergie op zee in 2020 te realiseren.

Artikel 3

  • 1. De taskforce brengt voor 1 april 2010 zijn schriftelijke eindrapport uit aan de minister.

  • 2. Een tussenrapportage wordt voor 25 december 2009 aan de minister gezonden.

Artikel 4

  • 1. De taskforce bestaat uit een voorzitter en ten minste zes andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd. De voorzitter en de andere leden kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

  • 3. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.

Artikel 5

  • 1. De taskforce stelt zijn eigen werkwijze vast.

  • 2. De minister voorziet in het secretariaat van de taskforce.

  • 3. De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de taskforce bij te wonen.

  • 4. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de taskforce geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de taskforce bewaard in het archief van dat ministerie.

  • 5. De taskforce verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 6

Ter gelegenheid van de instelling van de taskforce worden voor een periode te rekenen vanaf 1 juli 2009 tot en met 31 maart 2010 tot lid van de taskforce benoemd:

  • a. de heer dr. ir, A.W.Veenman, te Laren, tevens voorzitter;

  • b. de heer dr. W. Boonstra, te Utrecht;

  • c. de heer ir. H. Huis in ’t Veld, te Den Haag;

  • d. de heer ir. C.A.M. de Koning, te Nootdorp;

  • e. mevrouw ir. M. van Lier Lels, te Ouddorp;

  • f. mevrouw mr. M.J Oudeman, te IJmuiden;

  • g. de heer ir. Th. Walthie, te Pfaffikon (CH).

Artikel 7

  • 1. Aan de voorzitter van de taskforce wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,333.

  • 2. Aan de andere leden van de taskforce wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,167.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2009.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2010.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Taskforce windenergie op zee.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

Den Haag, 24 november 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

In het kader van het beleidsdossier ‘windenergie op zee’ is met vertegenwoordigers van de sector (EnergieNed, VME, NWEA) gesproken over de ‘businesscase’ windenergie op zee en de noodzaak te komen tot een aanpak, waarin overheid en bedrijfsleven optimaal samenwerken om de ambitieuze doelstelling van 6000 MW in 2020 te realiseren.

Offshore windenergie is een betrekkelijk jonge markt met veel onzekerheden, omdat nog slechts in zeer geringe mate ervaring is opgedaan met deze techniek. In de waardeketen zijn naast projectontwikkelaars en energiebedrijven vele toeleveranciers betrokken, waaronder offshore bouwers, turbinefabrikanten, leveranciers van elektrische infrastructuur, financiële instellingen en vele anderen. Om de doelstelling van 6000 MW in 2020 te halen zal de planning van al deze partijen naadloos op elkaar moeten aansluiten en daarom is het van belang inzicht te krijgen, hoe deze businesscase eruit ziet en hoe de samenwerking het beste gestalte kan krijgen.

Ten behoeve van het bovenstaande wordt de Taskforce windenergie op zee ingesteld, waarin mensen worden benoemd met een brede ervaring in het bedrijfsleven op een besluitvormend niveau. Van de leden van de taskforce mag worden verwacht, dat zij enerzijds de uitdaging begrijpen, waarvoor de rijksdoelstelling van 6000 MW het bedrijfsleven stelt en anderzijds vanuit hun kennis en ervaring in kaart kunnen brengen, wat van alle betrokkenen bij het dossier (overheid én bedrijfsleven) mag worden gevraagd om de doelstelling te halen.

Gekozen is voor een taskforce omdat de nadruk dient te liggen op marktverkenning en dialoog en niet op een theoretische beschouwing van de aanpak. De taskforce dient de minister te adviseren met gevoel voor haalbaarheid en draagvlak bij marktpartijen. Het advies dient een praktisch handelingsperspectief te bieden op de door de overheid en het bedrijfsleven te zetten stappen. De uitgezette hoofdlijnen van het offshore windenergiebeleid worden door de taskforce als uitgangspunt genomen:

  • – uitgifte van windenergiegebieden aangewezen in het Nationaal Waterplan;

  • – stimuleringsbeleid ‘duurzame energie’ (SDE).

Het staat de taskforce vrij om vanuit deze uitgangspunten in te gaan op succes- en faalfactoren rond dit dossier en te adviseren over de aanpak, die het beste kan leiden tot succes.

Het resultaat is een advies aan de Minister van Economische Zaken, die op grond hiervan in overleg kan treden met de betrokken marktpartijen over de verdere aanpak.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven