Onderhavige regeling voorziet in een wijziging van de Regeling afgifte en kenmerken pootringen en andere merktekens met het
oog op het gebruik van een afwijkend uniek nummer op pootringen voor de vereniging Kleindier Liefhebbers Nederland (KLN).
Artikel 4 bepaalt dat afgegeven gesloten pootringen voorzien moeten zijn van een uniek nummer, bestaande uit de bondscode,
een kweeknummer en een volgnummer. De huidige aanpassing voorziet in het toevoegen van een tweede lid aan artikel 4, waarin
is bepaald dat een uniek nummer van een door KLN afgegeven pootring geen kweeknummer bevat. Deze afwijking is onder meer nodig
vanwege een overkoepelende Europese vogelbond, Europäischer Verband für Geflügel-, Tauben-, Vögel- Kaninchen- und Caviazucht
(EE), waarbij KLN is aangesloten en de op dit overkoepelende niveau georganiseerde tentoonstellingen waaraan KLN-leden meedoen.
Van deze tentoonstellingen kan de overkoepelende Europese bond Nederlandse vogels uitsluiten als juryleden een dier tot de
kweker kunnen herleiden. Daardoor kan immers de objectiviteit van het oordeel van de juryleden in het geding komen. Door de
uitsluiting worden de KLN-leden in het bijzonder gedupeerd, waar deelname aan dit soort tentoonstellingen een essentieel aspect
is van het houden van vogels voor de aangesloten leden. De afwijking in artikel 4, tweede lid, wordt bij wijze van uitzondering
aan KLN verleend. De overige erkende organisaties hebben aangegeven zelf geen behoefte te hebben aan een vergelijkbare uitzondering.
Het gebruik van een afwijkend uniek nummer door KLN doet niet wezenlijk afbreuk aan de mogelijkheid om aan de hand van het
unieke nummer van de pootring de aanvrager te traceren. De aanpassing kan er weliswaar toe leiden dat tracering van kwekers
iets meer tijd vergt bij KLN-leden, maar de handhaafbaarheid van de regeling ten aanzien van KLN-leden als zodanig komt niet
in gevaar.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de regeling op bepaalde punten te verduidelijken. De regeling van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit van 20 maart 2009, nr. TRCJZ/2009/722, houdende wijziging van de Regeling afgifte en kenmerken
gesloten pootringen en andere merktekens (Stcrt. 2009, 31), beoogde bij de aanvraag van pootringen de koppeling tussen ring
en vogelsoort gedeeltelijk los te laten, waardoor de aanvrager de ringen voor verschillende op het aanvraagformulier vermelde
soorten kan gebruiken. Een uitzondering daarbij geldt voor de strikt beschermde vogelsoorten, vermeld in bijlage A van de
basisverordening. In de praktijk heeft de voorziening tot vragen aanleiding gegeven, omdat in artikel 7, ten aanzien van het
aanvraagformulier, en in artikel 10, ten aanzien van het gebruik van de ringen, dit onderscheid tussen bijlage A-soorten en
andere vogels niet duidelijk is aangebracht. Met de onderhavige wijziging wordt dit onderscheid in de artikelen verduidelijkt.
De huidige aanpassing van de regeling is tevens aangegrepen om een aantal onjuistheden in de bijlage te corrigeren met betrekking
tot de naamgeving van een aantal vogels. Ook zijn twee soorten uit de bijlage verwijderd, aangezien deze soorten opgenomen
staan op bijlage X van de uitvoeringsverordening. Deze bijlage X soorten worden zoveel in gevangenschap gefokt dat ze vrijgesteld
zijn van de ringplicht. Er zijn geen nieuwe soorten aan de lijst toegevoegd en ook zijn de ringmaten ongewijzigd gebleven.
In afwijking van mijn besluit om als algemeen uitgangspunt voor de inwerkingtreding van LNV-regelgeving twee vaste data te
hanteren, zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 515, nr 202 ), treedt deze wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt
geplaatst. Dit gezien de wenselijkheid om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de onzekerheid voor kleindierliefhebbers
Nederland en om de noodzakelijke duidelijkheid voor de bonden ten aanzien van de unieke ringnummers te scheppen. Deze regeling
leidt niet tot extra lasten van het bedrijfsleven.