De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 19, vierde lid, en 27, eerste, vijfde en zesde lid, van de Wet op de huurtoeslag, en artikel 2a, vierde
lid, van het Besluit op de huurtoeslag;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari van elk jaar worden de zogenoemde inkomensgerelateerde parameters van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht),
te weten de maximale inkomensgrenzen, genoemd in artikel 14, eerste lid, van die wet, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld
in artikel 17, eerste lid, van die wet, de referentie-inkomensijkpunten, genoemd in artikel 18, eerste lid, van die wet, en
de factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van die wet bij ministeriële regeling aangepast. Deze regeling strekt daartoe.
De overige parameters uit de Wht, te weten de maximale huurgrenzen huurtoeslag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdelen
a en b, van de Wht, de kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, van die wet, en de aftoppingsgrenzen, genoemd
in artikel 20, tweede lid, van die wet, dienen met ingang van 1 janauri 2010 ook per 1 januari van elk jaar te worden aangepast,
maar op grond van artikel II van de wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (uitvoeringstechnische
wijzigingen) (Stb. 138) geschiedt dat voor het eerst per 1 januari 2011.
Voorts wordt nog een tweetal bedragen uit het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht) gewijzigd. Voor een nadere toelichting
hierop kan worden verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte van deze toelichting.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Met dit artikel zijn de norminkomens, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, aangepast met de inflatiecorrectie over
het tijdvak 1 juli tot en met 30 juni in het jaar voorafgaand aan het zogenoemde berekeningsjaar, zijnde 2,26 %. Dit percentage
is berekend als de verhouding van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2008 tot en met juni 2009 ten opzichte van
de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2007 tot en met juni 2008.
Geen huurtoeslag wordt verstrekt indien het rekeninkomen bij de 65min-huishoudens meer bedraagt dan de (afgeronde) grens,
genoemd in artikel 1, onderdelen a en b, van deze regeling, zijnde € 21 450 voor eenpersoonshuishoudens en € 29 125 voor meerpersoonshuishoudens.
Bij de 65plus-huishoudens worden de norminkomens, zoals die zijn opgenomen in artikel 1, onderdelen c en d, van deze regeling,
nog vermeerderd met de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet (per 1 januari 2010: € 411,84 bij
eenpersoonsouderenhuishoudens en € 823,68 bij meerpersoonsouderenhuishoudens). In verband met het per 1 januari 2009 afschaffen
van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven worden de norminkomens voor eenpersoonsouderenhuishoudens verhoogd
met € 665 en voor meerpersoonsouderenhuishoudens met € 1462.
De (afgeronde) som van deze bedragen, zijnde € 20 200 voor eenpersoonsouderenhuis-houdens en € 27 575 voor meerpersoonsouderenhuishoudens,
vormt het rekeninkomen voor de 65plus-huishoudens waarboven geen huurtoeslag wordt verstrekt.
Artikel 2
Ingevolge artikel 27, vijfde lid, van de Wht dienen jaarlijks per 1 januari de minimum-inkomensijkpunten te worden vastgesteld.
De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 17, eerste lid, van de Wht gevormd door bedragen die in de Wet werk en
bijstand en de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.
De onafgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond
op een veelvoud van € 25.
Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1675 voor alleenstaanden en € 1050 voor gehuwden bijgeteld.
Tenslotte is voor ouderen een bedrag van € 665 voor eenpersoonshuishoudens onderscheidenlijk € 1462 voor meerpersoonhuishoudens
toegevoegd als (gedeeltelijke) compensatie voor het verlies aan huurtoeslag als gevolg van het afschaffen van de huidige fiscale
aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven.
Artikel 3
Ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Wht dienen de referentie-inkomensijkpunten aangepast te worden met hetzelfde percentage
als waarmee de minimum-inkomensijkpunten worden aangepast.
Ook de onafgeronde referentie-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven
afgerond op een veelvoud van € 25.
Artikel 4
Sinds 1 januari 2008 worden de normhuren niet meer in tabellen vastgesteld, maar berekend overeenkomstig de in artikel 19
van de Wht opgenomen formule (wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (formule berekening normhuur)
(Stb. 290)). De bij de berekening volgens de formule, genoemd in artikel 19, tweede lid, van de Wht gebruikte factoren dienen ingevolge
artikel 19, vierde lid, van de Wht jaarlijks per 1 januari te worden herzien.
Artikel 5
Op verzoek blijft voor de toepassing van artikel 2 van de Wht, van artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
en de op die artikelen berustende bepalingen, een partner of medebewoner buiten beschouwing indien sprake is van een verzorgingsbehoefte
bij de huurder, diens partner of een medebewoner.
In voorkomende gevallen kan een beroep worden gedaan op deze zogenoemde ‘bijzondere gevallen’ indien (onder meer) het voordeel
uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 over het berekeningsjaar van de buiten
beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 3 668, dan wel het gezamenlijke toetsinkomen van de huurder, diens
partner en de medebewoners, met inbegrip van de hiervoor bedoelde buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt
dan € 40 250.
Ingevolge artikel 2a, vierde lid, van het Bht worden die bedragen, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdelen b en c, van
het Bht, jaarlijks geïndexeerd op de wijze zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht en dus aangepast met de
inflatiecorrectie over het tijdvak 1 juli tot en met 30 juni in het jaar voorafgaand aan het zogenoemde berekeningsjaar, zijnde
2,26%. Dit percentage is berekend als de verhouding van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2008 tot en met juni
2009 ten opzichte van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2007 tot en met juni 2008. Vervolgens wordt het bedrag,
genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdeel c, van het Bht, op grond van artikel 2a, vierde lid, van het Bht naar boven afgerond
op een veelvoud van € 25. Per 1 januari 2010 gelden dan de volgende bedragen: ten aanzien van het voordeel uit sparen en beleggen
geldt een grens van € 3 751, en voor het gezamenlijke toetsingsinkomen geldt een grens van € 41 150.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E.E. van der Laan.