Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 november 2009, nr. BVE/IenI/154361, houdende regels voor het verstrekken van een bijdrage voor de periode 2009 tot en met 2011 inzake het behouden en werven van bpv-plaatsen in verband met conjuncturele effecten (Tijdelijke regeling stageoffensief)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 2.4.3 en 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

b. bijdrage:

aanvullende rijksbijdrage als bedoeld in artikel 2.4.3 van de wet of de bijdrage, bedoeld in artikel 2.7 van de wet;

c. Colo:

Vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven;

d. bpv-plaats:

praktijkplaats bij een erkend leerbedrijf voor de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 7.2.8 van de wet.

Artikel 2 Doelbepaling

In verband met de te verwachten onevenredig grote toename van het aantal deelnemers ten opzichte van voorgaande jaren en een dreigend tekort aan bpv-plaatsen verstrekt Onze Minister voor de jaren 2009 en 2010 aan de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en voor de jaren 2009, 2010 en 2011 aan Colo een bijdrage om te zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende passende bpv-plaatsen voor de deelnemers die hun opleiding willen starten, vervolgen of afronden.

Artikel 3 Aanwending bijdrage kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • 1. Onze Minister verstrekt voor de jaren 2009 en 2010 per kalenderjaar aan de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een bijdrage om zorg te dragen voor:

    • a. het behoud van het huidige aanbod van bpv-plaatsen,

    • b. het werven van extra bpv-plaatsen in verband met de onevenredig grote toename van deelnemers in de specifieke opleidingen, en

    • c. het op een efficiënte en effectieve wijze koppelen van deelnemers en bpv-plaatsen.

  • 2. Ter uitwerking van de doelen, bedoeld in het eerste lid, besteedt een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven de bijdrage aan:

    • a. de gecoördineerde werkgeversbenadering in het kader van de bestrijding van jeugdwerkloosheid;

    • b. het samen met de sociale partners opstellen en uitvoeren van sectorale crisisplannen ter behoud van voldoende bpv-plaatsen;

    • c. een actieve werving van bpv-plaatsen voor sectoren waarin een tekort aan bpv-plaatsen is;

    • d. het vervullen van een steunpuntfunctie voor het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen in de regio bij knelpunten rondom de beroepspraktijkvorming;

    • e. een versnelde erkenningsprocedure voor leerbedrijven;

    • f. de intensivering van regionale bovensectorale infrastructuur;

    • g. de samenwerking met het UWV WERKbedrijf bij de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid;

    • h. de informatielevering aan Colo ten behoeve van de monitoring van de prestaties van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c.

Artikel 4 Aanwending bijdrage Colo

  • 1. Onze Minister verleent voor de jaren 2009, 2010 en 2011 per kalenderjaar aan Colo een bijdrage voor het coördineren en faciliteren van de uitvoering van de activiteiten van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 3.

  • 2. Ter uitwerking van dit doel besteedt Colo de vergoeding aan:

    • a. de coördinatie van de uitvoering van de taken door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven;

    • b. de realisatie van een meldpunt bpv-tekorten in het najaar 2009;

    • c. het monitoren van de prestaties van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, in elk geval inhoudende het opstellen van een verfijnd overzicht van de situatie op de stageplaatsen- en leerbanenmarkt per kwartaal met een uitsplitsing naar sector, regio, leerweg en niveau;

    • d. het optimaliseren van de functionaliteiten van stagemarkt.nl;

    • e. de ondersteuning van regionale bovensectorale samenwerking;

    • f. de landelijke campagne gericht op werkgevers.

  • 3. Indien uit tussentijdse evaluatie blijkt dat andere activiteiten dan de activiteiten, bedoeld in het tweede lid, noodzakelijk zijn in het kader van het doel, bedoeld in het eerste lid, kan Colo na schriftelijke toestemming van Onze Minister de bijdrage voor deze andere activiteiten inzetten.

Artikel 5 Hoogte van de bijdrage

  • 1. Voor het verstrekken van een bijdrage op grond van deze regeling zijn voor de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven in totaal de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. voor 2009: € 4.000.000;

    • b. voor 2010: € 10.000.000.

  • 2. De bijdrage voor een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven in een kalenderjaar is een evenredig gedeelte van het voor dat kalenderjaar in het eerste lid genoemde bedrag en wordt berekend naar rato van de omvang van de vergoeding voor de exploitatiekosten over 2009 die voor het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven is vastgesteld op grond van artikel 2.4.1, eerste lid, van de wet.

  • 3. Voor het Colo is op grond van deze regeling voor elk van de kalenderjaren 2009, 2010 en 2011 € 3.000.000 beschikbaar.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

  • 1. De bijdrage ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, worden de op grond van deze regeling verleende bijdragen verlaagd tot het bedrag dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat een en ander naar rato van het aantal subsidieontvangers en van de hoogte van de verleende bijdragen.

Artikel 7 Betaaltermijnen

  • 1. De betaling van de bijdragen voor het jaar 2009 vindt plaats binnen zes weken na de datum van publicatie van deze regeling in de Staatscourant.

  • 2. De betaling van de bijdragen voor de jaren 2010 en 2011 vindt plaats in maart van het desbetreffende jaar.

Artikel 8 Verantwoording kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • 1. De bijdragen voor de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven worden uitsluitend aangewend voor de in deze regeling omschreven doelen.

  • 2. Middelen die op 1 januari 2011 niet zijn besteed aan de activiteiten, bedoeld in artikel 3, worden teruggevorderd.

  • 3. De verantwoording door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven ter zake van de bijdragen geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, behorende bij de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de bijdrage.

  • 1. De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven leggen jaarlijks via het jaarverslag inhoudelijke verantwoording af over de inzet van de bijdragen en de behaalde resultaten in relatie tot de doelen, bedoeld in artikel 3.

Artikel 9 Egalisatiereserve Colo

Colo kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10 Aanvraag tot subsidievaststelling Colo

  • 1. Colo dient binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarvoor de bijdrage is verstrekt een aanvraag tot subsidievaststelling in bij Onze Minister. De aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 2. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin deze verklaart dat de in het verslag opgenomen bedragen juist en volledig zijn.

Artikel 11 Informatieplicht

  • 1. Colo werkt mee aan door of namens Onze Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de Minister te voeren beleid.

  • 2. Colo geeft aan door of namens Onze Minister aangewezen ambtenaren op verzoek inzage in de in artikel 17 van de Wet overige OCW-subsidies bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de besteding van de subsidie.

  • 3. Colo doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 12 Inwerkingtreding en beëindiging van de regeling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling stageoffensief.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

De werkloosheid in Nederland groeit in 2009 sterk als gevolg van de economische crisis. De beschikbaarheid van voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen (verder bpv-plaatsen) voor mbo-deelnemers loopt hierdoor gevaar. De beroepspraktijkvorming bij een leerbedrijf vormt een essentieel onderdeel van de beroepsopleiding in het mbo. Ingeval een bpv-plaats bij een leerbedrijf ontbreekt kan een mbo-deelnemer de beroepsopleiding niet starten of afronden. Bovendien zal de vraag naar bpv-plaatsen groeien omdat jongeren ervoor kiezen langer op school te blijven. Ook vanuit OCW wordt gestimuleerd om examenkandidaten die nog geen reëel toekomstbeeld hebben, zoveel mogelijk door te laten leren ter vergroting van zijn of haar arbeidsmarktperspectief. Tevens moet voorkomen worden dat als de economie aantrekt er een tekort aan gekwalificeerde vakmensen ontstaat omdat deelnemers nu hun opleiding niet kunnen afronden door het gebrek aan een bpv-plaats.

Er zijn daarom extra maatregelen nodig om te voorkomen dat veel jongeren zich niet goed kunnen kwalificeren en bij voorbaat op achterstand op de arbeidsmarkt worden gesteld. Dit geldt voor zowel jongeren die al een opleiding volgen als voor jongeren die met een opleiding willen starten.

Het kabinet heeft derhalve op 29 mei 2009 een Actieplan Jeugdwerkloosheid vastgesteld waarin een aantal maatregelen is opgenomen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid als gevolg van de economische crisis. Hieraan ligt ten grondslag het besef bij het kabinet dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat veel jongeren aan de kant komen te staan: zonder baan of met een onafgemaakte of onvoldoende gekwalificeerde opleiding. Met dat oogmerk heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (verder kenniscentra) om hen in staat te stellen extra inspanningen te verrichten om ervoor te zorgen dat voldoende bpv-plaatsen beschikbaar blijven voor mbo-deelnemers.

Om de dreigende tekorten aan bpv-plaatsen als gevolg van deze tijd van laagconjunctuur effectief en efficiënt te bestrijden is door de zeventien samenwerkende kenniscentra in overleg met het ministerie van OCW het zogenaamde Stage- en Leerbanenoffensief als onderdeel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid ontwikkeld. Hierin zijn een 20-tal acties voor de korte en lange termijn opgenomen. De extra inzet van de kenniscentra die hieruit voortvloeit moet ertoe leiden dat enerzijds meer bedrijven bereid gevonden worden om bpv-plaatsen beschikbaar te stellen. Anderzijds moeten bedrijven die al actief als leerbedrijf functioneren overtuigd worden van het belang bpv-plaatsen beschikbaar te houden om deelnemers in staat te stellen hun opleiding succesvol af te ronden. Het is immers ook voor bedrijven belangrijk dat als de economie weer aantrekt, er voldoende geschoolde werknemers beschikbaar zijn.

Uiteindelijk moet met het Stageoffensief bereikt worden dat:

  • 1. De noodzakelijke bpv-plaatsen voor alle (ruim 500.000) mbo-deelnemers behouden blijven.

  • 2. De beschikbare capaciteit van de bpv-plaatsen beter en sneller benut wordt, waardoor meer rendement uit de beschikbare bpv-plaatsen kan worden gehaald.

  • 3. Knelpunten rondom de matching van aanbod en vraag naar bpv-plaatsen in samenwerking met de onderwijsinstellingen opgelost worden zodat voorkomen wordt dat jongeren hun opleiding voortijdig moeten afbreken of niet kunnen starten.

Voor de hiervoor genoemde activiteiten wordt met deze regeling, op grond van artikel 2.4.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), een aanvullende vergoeding aan alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven verstrekt. Met deze regeling wordt daarnaast op grond van artikel 2.7 van de WEB aan Colo een bijdrage toegekend voor de coördinerende en ondersteunende taken die door Colo in het kader van het Stageoffensief door haar worden verricht. De bijdragen voor de kenniscentra worden overeenkomstig de reguliere bekostiging toegekend. De bijdrage voor Colo is een bedrag van € 3.000.000,– dat gedurende de jaren 2009 tot en met 2011 jaarlijks aan Colo beschikbaar wordt gesteld. Deze bijdrage is gebaseerd op het plan van aanpak dat op 12 augustus 2009 door Colo in samenwerking met de kenniscentra is ingediend bij het ministerie van OCW. Colo hoeft voor de bijdrage geen afzonderlijke aanvraag meer in te dienen. Na elk boekjaar dient Colo een aanvraag tot vaststelling in te dienen, waarbij volgens de gebruikelijke wijze verantwoord wordt waaraan de bijdrage is besteed en of de gestelde doelstellingen behaald zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Met ‘onevenredige grote toename van het aantal deelnemers ten opzichte van voorgaande jaren’ in het eerste lid, onderdeel b wordt bedoeld de additionele instroom van deelnemers in het mbo die zich naar verwachting zal aftekenen als gevolg van de economische crisis. Met deze regeling wordt immers beoogd ervoor te zorgen dat deze jongeren ook kunnen beschikken over een passende bpv-plaats. Anderzijds zal bij ongewijzigd beleid het aanbod aan bpv-plaatsen, vooral in sectoren die het zwaarst worden getroffen door de economische crisis, teruglopen.

Artikel 3

De activiteiten uit het Stageoffensief die plaats dienen te vinden op sectorniveau, dienen door elk van de zeventien kenniscentra te worden opgepakt en zijn limitatief opgenomen in het tweede lid.

Met de gecoördineerde werkgeversbenadering genoemd in onderdeel a wordt bedoeld dat de kenniscentra in samenwerking met partijen in de regio hun netwerk van opleidingsadviseurs inzetten voor een gecoördineerde benadering van werkgevers. Deze benadering bestaat uit fysieke bezoeken of regionale meetings, ondersteund door mailings en telefonisch contact. De adviseur van het kenniscentrum is verantwoordelijk voor de werving van bpv-plaatsen en heeft kennis van zowel de regionale scholingsmogelijkheden als de sectorale scholingsmiddelen. Door de werving van verschillende soorten bpv-plaatsen te coördineren in de samenwerking wordt verdringing door bijvoorbeeld vmbo-stages, traineebanen etc. voorkomen en wordt een doelmatige benadering van (potentiële) leerbedrijven geborgd.

Met de activiteit werving en behoud bpv-plaatsen genoemd in onderdeel c, wordt bedoeld dat de kenniscentra zich inspannen om bestaande bpv-plaatsen te behouden en waar nodig nieuwe leerplekken te creëren en nieuwe leerbedrijven te werven. Dit neemt niet weg dat de instellingen de verantwoordelijkheid hebben een beroepsopleiding alleen aan te bieden en deelnemers in te schrijven op die beroepsopleiding als er na beëindiging van de opleiding voldoende arbeidsmarktperspectief is voor de deelnemers.

Met de activiteit steunpunt leerbedrijven genoemd in onderdeel d wordt beoogd bedrijven op regionaal niveau te ondersteunen en in regionale overleggen hun belang te behartigen. Binnen de reguliere taak in het beroepsonderwijs kennen alle kenniscentra een regionale structuur waarbinnen sectoraal overleg wordt gevoerd in engere zin met de onderwijsinstellingen en de bedrijven en in ruimere zin met de partijen die betrokken zijn bij het sectorale beroepsonderwijs in die regio.

Met de activiteit ondersteuning bovensectorale samenwerking genoemd in onderdeel g wordt bedoeld dat de kenniscentra actief de samenwerking aangaan met gemeenten, UWV WERKbedrijf, onderwijsinstellingen en andere partijen bij het oplossen van vraagstukken rondom de jeugdwerkloosheid, hetzij op individuele basis, hetzij via de zes bovensectorale regionale coördinatoren, hetzij via de dertig bovensectorale contactpersonen die ieder voor 0,2 fte aanspreekpunt zijn voor één van de dertig regio’s. In afstemming met de convenantgemeenten zullen de kenniscentra als onderdeel van het Stageoffensief de werkpleinen ondersteunen bij het leggen van een goede verbinding met het regionale bedrijfsleven. Deze activiteit hangt er nauw mee samen dat in het Actieplan Jeugdwerkloosheid het voortouw wordt gelegd in de regio. Voor een goede uitvoering van de concrete maatregelen die worden geformuleerd, is van belang dat partijen elkaar goed weten te vinden om samen concreet en efficiënt uitvoering te geven aan de convenanten en plannen van aanpak van de regio.

Artikel 4

Daarnaast worden op gemeenschappelijk bovensectoraal niveau de krachten gebundeld voor een aantal gezamenlijke activiteiten.

Deze maatregelen zijn vertaald naar taken die de kenniscentra en Colo in het kader van deze tijdelijke regeling dienen uit te voeren. Gezamenlijk ontwikkelen de kenniscentra en Colo daarom een aantal instrumenten en activiteiten die bruikbaar zijn bij het bestrijden en voorkomen van een tekort aan bpv-plaatsen. In elk geval dient het daarbij te gaan om de activiteiten en instrumenten zoals verwoord in het tweede lid, zijnde de realisatie van een meldpunt bpv-tekorten, de opstelling elk kwartaal van een verfijnd overzicht van de situatie op de bpv-plaatsenmarkt, de optimalisering van de functionaliteiten van stagemarkt.nl ter realisatie van een effectieve en efficiëntere koppeling tussen deelnemers en beschikbare bpv-plaatsen bij erkende leerbedrijven, en het verzorgen van een landelijke campagne richting werkgevers.

Daarnaast dient het monitoren van de prestaties van de kenniscentra door Colo inzichtelijk te maken welke resultaten het Stageoffensief oplevert op regionaal, sectoraal en landelijk niveau. Een belangrijk onderdeel van de monitoring wordt gevormd door het door Colo op te stellen verfijnd overzicht van de situatie op de stageplaatsen en leerbanenmarkt genoemd in onderdeel c. Daarmee wordt bedoeld dat de kenniscentra extra capaciteit vrijmaken om sectorale informatie omtrent vraag en aanbod aan bpv-plaatsen aan te leveren afgezet tegen: 1. de zes regio’s; 2. de sectoren en de opleidingen inclusief niveaus. Deze informatie wordt onder meer gebruikt voor de (extra fijnmazige) Colo Barometers. De Colo Barometer is het overzicht dat Colo elk kwartaal maakt van de actuele situatie omtrent de landelijke en regionale vraag en het aanbod aan bpv-plaatsen. Ter ondersteuning van het regio-offensief door de dertig plusgemeenten als onderdeel van het actieplan jeugdwerkloosheid leveren de kenniscentra daarnaast op de regio toegesneden en kosteloos, actuele informatie over de beschikbaarheid van stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten in de regio. Hierdoor wordt het mogelijk in het kader van de regionale plannen van aanpak gericht en effectief actie te voeren ter tegengaan van tekorten aan bpv-plaatsen. Bovendien dragen deze regionale informatiesets voor de dertig regio’s bij aan het effectief inzetten van de acties uit het Stageoffensief voor de doelgroepen en opleidingen waarvoor zich (dreigende) tekorten voordoen.

De hierboven beschreven maatregelen en activiteiten zijn meer uitgebreid opgenomen in het plan van aanpak Jeugdwerkloosheid 2009 ‘Aan het werk’ van de kenniscentra en Colo. Mocht uit de evaluatie over 2009 blijken dat voor een goede aanpak van de jeugdwerkloosheid in 2010 maatregelen nodig zijn die niet onder de genoemde activiteiten passen dan dient Colo goedkeuring vragen om deze activiteiten te bekostigen uit de aanvullende vergoeding.

Artikel 8

De bijdrage wordt aan kenniscentra verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan de in deze regeling omschreven doelen. Dat betekent dat de middelen moeten worden aangewend voor de aangegeven doelen en dat de niet bestede middelen of overschotten moeten worden terugbetaald. Per 1 januari 2011 wordt de balans opgemaakt.

De kenniscentra hebben een grote mate van vrijheid in het besteden van de vergoeding. Wel moet een inhoudelijke verantwoording worden gegeven in het jaarverslag.

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te

rekenen bijdrage in de jaarrekening herkenbaar als baat verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een geoormerkte bijdrage moet deze worden gespecificeerd overeenkomstig model G, behorend bij Richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verwerking van niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van de besteding. Bij meerjarige subsidies wordt de subsidie op de balans geboekt onder de post ‘overlopende passiva’. Tegenover de lasten in de jaren erna valt eenzelfde deel van de overlopende passiva als bate vrij ten gunste van de exploitatierekening. In het laatste jaar van besteding valt het restant vrij. Mogelijk niet-bestede gelden met een terugbetalingsverplichting worden dan als schuld aan OCW opgenomen.

Artikel 9

In dit artikel is bepaald dat Colo een egalisatiereserve mag vormen. Met die reserve kunnen verschillen tussen werkelijk gemaakte kosten en subsidiebedragen worden opgevangen. Bij de subsidieverlening in het ene kalenderjaar kan de minister rekening houden met een egalisatiereserve in het andere kalenderjaar. Bij de kenniscentra wordt op grond van artikel 8, tweede lid, de middelen die op 1 januari 2011 niet zijn besteed aan de taken genoemd in artikel 3, eerste lid, teruggevorderd. Dit geeft voor de kenniscentra reeds voldoende ruimte om mogelijke verschillen op te vangen.

Artikel 10

Colo dient binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot subsidievaststelling in bij:

DUO

Afdeling OND/ONB

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Dit verzoek omvat een financieel verslag en een activiteitenverslag.

Artikel 12

De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking, vanwege de noodzakelijke aanvang van sommige van de activiteiten alvorens het moment van aanvang van het schooljaar 2009–2010. De effecten van de economische crisis noopten in de voorgaande maanden van 2009 reeds tot een aantal acties ter behoud van voldoende bpv-plaatsen voor de mbo-studenten in het studiejaar 2008–2009. Bovendien strekken sommige activiteiten uit het Stageoffensief ter ondersteuning van de regionale aanpak door de 30 convenantregio’s uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid die reeds in de zomer van 2009 een aanvang namen.

De vervaldatum is opgenomen om te voorkomen dat de regeling, na te zijn uitgewerkt, blijft voortbestaan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven