TOELICHTING
Algemeen
De werkloosheid in Nederland groeit in 2009 sterk als gevolg van de economische crisis. De beschikbaarheid van voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen
(verder bpv-plaatsen) voor mbo-deelnemers loopt hierdoor gevaar. De beroepspraktijkvorming bij een leerbedrijf vormt een essentieel
onderdeel van de beroepsopleiding in het mbo. Ingeval een bpv-plaats bij een leerbedrijf ontbreekt kan een mbo-deelnemer de
beroepsopleiding niet starten of afronden. Bovendien zal de vraag naar bpv-plaatsen groeien omdat jongeren ervoor kiezen langer
op school te blijven. Ook vanuit OCW wordt gestimuleerd om examenkandidaten die nog geen reëel toekomstbeeld hebben, zoveel
mogelijk door te laten leren ter vergroting van zijn of haar arbeidsmarktperspectief. Tevens moet voorkomen worden dat als
de economie aantrekt er een tekort aan gekwalificeerde vakmensen ontstaat omdat deelnemers nu hun opleiding niet kunnen afronden
door het gebrek aan een bpv-plaats.
Er zijn daarom extra maatregelen nodig om te voorkomen dat veel jongeren zich niet goed kunnen kwalificeren en bij voorbaat
op achterstand op de arbeidsmarkt worden gesteld. Dit geldt voor zowel jongeren die al een opleiding volgen als voor jongeren
die met een opleiding willen starten.
Het kabinet heeft derhalve op 29 mei 2009 een Actieplan Jeugdwerkloosheid vastgesteld waarin een aantal maatregelen is opgenomen
ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid als gevolg van de economische crisis. Hieraan ligt ten grondslag het besef bij het
kabinet dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat veel jongeren aan de kant komen te staan: zonder
baan of met een onafgemaakte of onvoldoende gekwalificeerde opleiding. Met dat oogmerk heeft het kabinet extra middelen beschikbaar
gesteld voor de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (verder kenniscentra) om hen in staat te stellen extra inspanningen
te verrichten om ervoor te zorgen dat voldoende bpv-plaatsen beschikbaar blijven voor mbo-deelnemers.
Om de dreigende tekorten aan bpv-plaatsen als gevolg van deze tijd van laagconjunctuur effectief en efficiënt te bestrijden
is door de zeventien samenwerkende kenniscentra in overleg met het ministerie van OCW het zogenaamde Stage- en Leerbanenoffensief
als onderdeel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid ontwikkeld. Hierin zijn een 20-tal acties voor de korte en lange termijn
opgenomen. De extra inzet van de kenniscentra die hieruit voortvloeit moet ertoe leiden dat enerzijds meer bedrijven bereid
gevonden worden om bpv-plaatsen beschikbaar te stellen. Anderzijds moeten bedrijven die al actief als leerbedrijf functioneren
overtuigd worden van het belang bpv-plaatsen beschikbaar te houden om deelnemers in staat te stellen hun opleiding succesvol
af te ronden. Het is immers ook voor bedrijven belangrijk dat als de economie weer aantrekt, er voldoende geschoolde werknemers
beschikbaar zijn.
Uiteindelijk moet met het Stageoffensief bereikt worden dat:
1. De noodzakelijke bpv-plaatsen voor alle (ruim 500.000) mbo-deelnemers behouden blijven.
2. De beschikbare capaciteit van de bpv-plaatsen beter en sneller benut wordt, waardoor meer rendement uit de beschikbare bpv-plaatsen
kan worden gehaald.
3. Knelpunten rondom de matching van aanbod en vraag naar bpv-plaatsen in samenwerking met de onderwijsinstellingen opgelost
worden zodat voorkomen wordt dat jongeren hun opleiding voortijdig moeten afbreken of niet kunnen starten.
Voor de hiervoor genoemde activiteiten wordt met deze regeling, op grond van artikel 2.4.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
(WEB), een aanvullende vergoeding aan alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven verstrekt. Met deze regeling wordt
daarnaast op grond van artikel 2.7 van de WEB aan Colo een bijdrage toegekend voor de coördinerende en ondersteunende taken
die door Colo in het kader van het Stageoffensief door haar worden verricht. De bijdragen voor de kenniscentra worden overeenkomstig
de reguliere bekostiging toegekend. De bijdrage voor Colo is een bedrag van € 3.000.000,– dat gedurende de jaren 2009 tot
en met 2011 jaarlijks aan Colo beschikbaar wordt gesteld. Deze bijdrage is gebaseerd op het plan van aanpak dat op 12 augustus
2009 door Colo in samenwerking met de kenniscentra is ingediend bij het ministerie van OCW. Colo hoeft voor de bijdrage geen
afzonderlijke aanvraag meer in te dienen. Na elk boekjaar dient Colo een aanvraag tot vaststelling in te dienen, waarbij volgens
de gebruikelijke wijze verantwoord wordt waaraan de bijdrage is besteed en of de gestelde doelstellingen behaald zijn.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Met ‘onevenredige grote toename van het aantal deelnemers ten opzichte van voorgaande jaren’ in het eerste lid, onderdeel
b wordt bedoeld de additionele instroom van deelnemers in het mbo die zich naar verwachting zal aftekenen als gevolg van de
economische crisis. Met deze regeling wordt immers beoogd ervoor te zorgen dat deze jongeren ook kunnen beschikken over een
passende bpv-plaats. Anderzijds zal bij ongewijzigd beleid het aanbod aan bpv-plaatsen, vooral in sectoren die het zwaarst
worden getroffen door de economische crisis, teruglopen.
Artikel 3
De activiteiten uit het Stageoffensief die plaats dienen te vinden op sectorniveau, dienen door elk van de zeventien kenniscentra
te worden opgepakt en zijn limitatief opgenomen in het tweede lid.
Met de gecoördineerde werkgeversbenadering genoemd in onderdeel a wordt bedoeld dat de kenniscentra in samenwerking met partijen
in de regio hun netwerk van opleidingsadviseurs inzetten voor een gecoördineerde benadering van werkgevers. Deze benadering
bestaat uit fysieke bezoeken of regionale meetings, ondersteund door mailings en telefonisch contact. De adviseur van het
kenniscentrum is verantwoordelijk voor de werving van bpv-plaatsen en heeft kennis van zowel de regionale scholingsmogelijkheden
als de sectorale scholingsmiddelen. Door de werving van verschillende soorten bpv-plaatsen te coördineren in de samenwerking
wordt verdringing door bijvoorbeeld vmbo-stages, traineebanen etc. voorkomen en wordt een doelmatige benadering van (potentiële)
leerbedrijven geborgd.
Met de activiteit werving en behoud bpv-plaatsen genoemd in onderdeel c, wordt bedoeld dat de kenniscentra zich inspannen
om bestaande bpv-plaatsen te behouden en waar nodig nieuwe leerplekken te creëren en nieuwe leerbedrijven te werven. Dit neemt
niet weg dat de instellingen de verantwoordelijkheid hebben een beroepsopleiding alleen aan te bieden en deelnemers in te
schrijven op die beroepsopleiding als er na beëindiging van de opleiding voldoende arbeidsmarktperspectief is voor de deelnemers.
Met de activiteit steunpunt leerbedrijven genoemd in onderdeel d wordt beoogd bedrijven op regionaal niveau te ondersteunen
en in regionale overleggen hun belang te behartigen. Binnen de reguliere taak in het beroepsonderwijs kennen alle kenniscentra
een regionale structuur waarbinnen sectoraal overleg wordt gevoerd in engere zin met de onderwijsinstellingen en de bedrijven
en in ruimere zin met de partijen die betrokken zijn bij het sectorale beroepsonderwijs in die regio.
Met de activiteit ondersteuning bovensectorale samenwerking genoemd in onderdeel g wordt bedoeld dat de kenniscentra actief
de samenwerking aangaan met gemeenten, UWV WERKbedrijf, onderwijsinstellingen en andere partijen bij het oplossen van vraagstukken
rondom de jeugdwerkloosheid, hetzij op individuele basis, hetzij via de zes bovensectorale regionale coördinatoren, hetzij
via de dertig bovensectorale contactpersonen die ieder voor 0,2 fte aanspreekpunt zijn voor één van de dertig regio’s. In
afstemming met de convenantgemeenten zullen de kenniscentra als onderdeel van het Stageoffensief de werkpleinen ondersteunen
bij het leggen van een goede verbinding met het regionale bedrijfsleven. Deze activiteit hangt er nauw mee samen dat in het
Actieplan Jeugdwerkloosheid het voortouw wordt gelegd in de regio. Voor een goede uitvoering van de concrete maatregelen die
worden geformuleerd, is van belang dat partijen elkaar goed weten te vinden om samen concreet en efficiënt uitvoering te geven
aan de convenanten en plannen van aanpak van de regio.
Artikel 4
Daarnaast worden op gemeenschappelijk bovensectoraal niveau de krachten gebundeld voor een aantal gezamenlijke activiteiten.
Deze maatregelen zijn vertaald naar taken die de kenniscentra en Colo in het kader van deze tijdelijke regeling dienen uit
te voeren. Gezamenlijk ontwikkelen de kenniscentra en Colo daarom een aantal instrumenten en activiteiten die bruikbaar zijn
bij het bestrijden en voorkomen van een tekort aan bpv-plaatsen. In elk geval dient het daarbij te gaan om de activiteiten
en instrumenten zoals verwoord in het tweede lid, zijnde de realisatie van een meldpunt bpv-tekorten, de opstelling elk kwartaal
van een verfijnd overzicht van de situatie op de bpv-plaatsenmarkt, de optimalisering van de functionaliteiten van stagemarkt.nl
ter realisatie van een effectieve en efficiëntere koppeling tussen deelnemers en beschikbare bpv-plaatsen bij erkende leerbedrijven,
en het verzorgen van een landelijke campagne richting werkgevers.
Daarnaast dient het monitoren van de prestaties van de kenniscentra door Colo inzichtelijk te maken welke resultaten het Stageoffensief
oplevert op regionaal, sectoraal en landelijk niveau. Een belangrijk onderdeel van de monitoring wordt gevormd door het door
Colo op te stellen verfijnd overzicht van de situatie op de stageplaatsen en leerbanenmarkt genoemd in onderdeel c. Daarmee
wordt bedoeld dat de kenniscentra extra capaciteit vrijmaken om sectorale informatie omtrent vraag en aanbod aan bpv-plaatsen
aan te leveren afgezet tegen: 1. de zes regio’s; 2. de sectoren en de opleidingen inclusief niveaus. Deze informatie wordt
onder meer gebruikt voor de (extra fijnmazige) Colo Barometers. De Colo Barometer is het overzicht dat Colo elk kwartaal maakt
van de actuele situatie omtrent de landelijke en regionale vraag en het aanbod aan bpv-plaatsen. Ter ondersteuning van het
regio-offensief door de dertig plusgemeenten als onderdeel van het actieplan jeugdwerkloosheid leveren de kenniscentra daarnaast
op de regio toegesneden en kosteloos, actuele informatie over de beschikbaarheid van stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten
in de regio. Hierdoor wordt het mogelijk in het kader van de regionale plannen van aanpak gericht en effectief actie te voeren
ter tegengaan van tekorten aan bpv-plaatsen. Bovendien dragen deze regionale informatiesets voor de dertig regio’s bij aan
het effectief inzetten van de acties uit het Stageoffensief voor de doelgroepen en opleidingen waarvoor zich (dreigende) tekorten
voordoen.
De hierboven beschreven maatregelen en activiteiten zijn meer uitgebreid opgenomen in het plan van aanpak Jeugdwerkloosheid
2009 ‘Aan het werk’ van de kenniscentra en Colo. Mocht uit de evaluatie over 2009 blijken dat voor een goede aanpak van de
jeugdwerkloosheid in 2010 maatregelen nodig zijn die niet onder de genoemde activiteiten passen dan dient Colo goedkeuring
vragen om deze activiteiten te bekostigen uit de aanvullende vergoeding.
Artikel 8
De bijdrage wordt aan kenniscentra verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan de in deze regeling
omschreven doelen. Dat betekent dat de middelen moeten worden aangewend voor de aangegeven doelen en dat de niet bestede middelen
of overschotten moeten worden terugbetaald. Per 1 januari 2011 wordt de balans opgemaakt.
De kenniscentra hebben een grote mate van vrijheid in het besteden van de vergoeding. Wel moet een inhoudelijke verantwoording
worden gegeven in het jaarverslag.
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te
rekenen bijdrage in de jaarrekening herkenbaar als baat verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde
posten. Omdat sprake is van een geoormerkte bijdrage moet deze worden gespecificeerd overeenkomstig model G, behorend bij
Richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verwerking van niet-bestede middelen
geschiedt in de jaarrekening van het laatste jaar van de besteding. Bij meerjarige subsidies wordt de subsidie op de balans
geboekt onder de post ‘overlopende passiva’. Tegenover de lasten in de jaren erna valt eenzelfde deel van de overlopende passiva
als bate vrij ten gunste van de exploitatierekening. In het laatste jaar van besteding valt het restant vrij. Mogelijk niet-bestede
gelden met een terugbetalingsverplichting worden dan als schuld aan OCW opgenomen.
Artikel 9
In dit artikel is bepaald dat Colo een egalisatiereserve mag vormen. Met die reserve kunnen verschillen tussen werkelijk gemaakte
kosten en subsidiebedragen worden opgevangen. Bij de subsidieverlening in het ene kalenderjaar kan de minister rekening houden
met een egalisatiereserve in het andere kalenderjaar. Bij de kenniscentra wordt op grond van artikel 8, tweede lid, de middelen
die op 1 januari 2011 niet zijn besteed aan de taken genoemd in artikel 3, eerste lid, teruggevorderd. Dit geeft voor de kenniscentra
reeds voldoende ruimte om mogelijke verschillen op te vangen.
Artikel 10
Colo dient binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot subsidievaststelling in bij:
DUO
Afdeling OND/ONB
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
Dit verzoek omvat een financieel verslag en een activiteitenverslag.
Artikel 12
De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking, vanwege de noodzakelijke aanvang van sommige van de activiteiten alvorens
het moment van aanvang van het schooljaar 2009–2010. De effecten van de economische crisis noopten in de voorgaande maanden
van 2009 reeds tot een aantal acties ter behoud van voldoende bpv-plaatsen voor de mbo-studenten in het studiejaar 2008–2009.
Bovendien strekken sommige activiteiten uit het Stageoffensief ter ondersteuning van de regionale aanpak door de 30 convenantregio’s
uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid die reeds in de zomer van 2009 een aanvang namen.
De vervaldatum is opgenomen om te voorkomen dat de regeling, na te zijn uitgewerkt, blijft voortbestaan.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.