Regeling ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie (RAP)

14 januari 2009

Nr. 2008-0000593277

Directoraat-generaal Veiligheid, Kwaliteitseisen personeel, materieel en ICT

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 28e, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Barp:

Besluit algemene rechtspositie politie;

b. Bbp:

Besluit bezoldiging politie;

c. Rap:

ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie

d. ambtenaar:

de ambtenaar bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Barp, met uitzondering van de vakantiewerker;

e. bevoegd gezag:

het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l van het Barp;

Artikel 2

  • 1. De ambtenaar maakt zijn keuze in het kader van de Rap kenbaar door middel van een aanvraag.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend op een door het bevoegd gezag aangegeven wijze.

  • 3. De ambtenaar kan zijn keuze maandelijks kenbaar maken.

  • 4. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk vóór de eerste dag van de tweede maand die voorafgaat aan de maand waarin aan de keuze uitvoering moet worden gegeven. Het bevoegd gezag kan toestaan dat de aanvraag na genoemd tijdstip wordt ingediend.

  • 5. Als de aanvraag betrekking heeft op een bepaalde periode wordt in de aanvraag de desbetreffende periode in hele kalendermaanden aangegeven.

  • 6. Met uitzondering van de keuze voor een fiets voor woon-werkverkeer en een opleiding of studie met het oog op het verwerven van een inkomen uit werk en woning, wordt een gemaakte keuze binnen het kalenderjaar volledig gerealiseerd.

  • 7. Het bevoegd gezag kent de aanvraag toe, tenzij de ambtenaar niet beschikt over de door hem gekozen aanspraak als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 8. Op een gehonoreerde aanvraag kan gedurende de periode waarop deze betrekking heeft niet meer worden teruggekomen.

Artikel 3

  • 1. De ambtenaar kan bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om in ruil voor een belastingvrije vergoeding voor of verstrekking van een of meer in het derde lid genoemde bestemmingsmogelijkheden geheel of gedeeltelijk af te zien van een of meer van de volgende aanspraken:

    • a. zijn salaris, vastgesteld aan de hand van één van de bijlagen van het Bbp;

    • b. zijn vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 23 van het Bbp;

    • c. zijn vakantie-uren als bedoeld in artikel 17, 18 en 19 van het Barp;

    • d. zijn uitkering als bedoeld in artikel 25a en 25b van het Bbp;

    • e. zijn vergoeding als bedoeld in artikel 28a, vierde lid van het Barp.

  • 2. Voor de vakantie-uren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt dat bij een volledige betrekking per kalenderjaar alleen kan worden afgezien van de vakantie-uren die het aantal van 144 vakantie-uren te boven gaan. Bij een andere betrekkingsomvang geldt dit naar rato.

  • 3. Voor zover de geldende fiscale bepalingen dit mogelijk maken zijn de belastingvrije bestemmingsmogelijkheden:

    • a. een fiets voor woonwerkverkeer, met aan een fiets samenhangende zaken dienstbaar aan het woonwerkverkeer en een fietsverzekering;

    • b. vakliteratuur;

    • c. cursussen congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

    • d. een opleiding of studie met het oog op het verwerven van een inkomen uit werk en woning;

    • e. openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt;

    • f. vakbondscontributies;

    • g. bedrijfsfitness.

  • 4. Indien de ambtenaar afziet van de in het eerste lid genoemde aanspraken, wordt de waarde van die aanspraken vastgesteld op de waarde van de dag waarop de ambtenaar aan de fiscale regelingen gaat deelnemen.

  • 5. Van een aanspraak als genoemd in het eerste lid kan slechts worden afgezien als deze aanspraak nog niet tot uitbetaling is gekomen.

  • 6. Het geheel of gedeeltelijk afzien van de aanspraak op vakantie-uren is niet mogelijk voor de ambtenaar die in hetzelfde kalenderjaar gebruik maakt van de mogelijkheid om minder uren te werken als bedoeld in artikel 28b van het Barp.

  • 7. Voor zover de fiscale bepalingen dit mogelijk maken kan de gevraagde belastingvrije vergoeding in één keer worden uitbetaald voorafgaande aan het moment waarop de ingezette aanspraken tot uitbetaling zouden zijn gekomen.

  • 8. De ambtenaar legt bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag bewijsstukken over waaruit blijkt dat de kosten waarvoor die vergoeding is verstrekt daadwerkelijk worden gemaakt.

Artikel 4

  • 1. Het bedrag dat de ambtenaar op basis van het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie minder aan vergoeding woon-werkverkeer ontvangt dan op grond van de fiscale regels voor het woon-werkverkeer van die ambtenaar zou zijn toegestaan, kan door de ambtenaar als belastingvrije vergoeding worden ontvangen in ruil voor (een deel van) zijn eindejaarsuitkering.

  • 2. Het bedrag waarmee de eindejaarsuitkering het bedrag als bedoeld in het eerste lid overstijgt, is belast volgens de algemene fiscale regels.

  • 3. De ambtenaar kan jaarlijks vóór 1 november kenbaar maken of hij voor het lopende kalenderjaar van de mogelijkheid als bedoeld in het eerste lid gebruik wil maken.

  • 4. De onbelaste vergoeding wordt in december van dat jaar bij de salarisbetaling uitbetaald.

  • 5. Ambtenaren die uitsluitend gebruik maken van vervoer van de werkgever of uitsluitend van openbaar vervoer waarvan de werkelijke kosten volledig worden vergoed, komen niet in aanmerking voor de regeling uit dit artikel.

Artikel 5

  • 1. Indien de ambtenaar aan wie een belastingvrije vergoeding is uitbetaald de bewijsstukken, waaruit blijkt dat de kosten waarvoor die vergoeding is verstrekt daadwerkelijk zijn gemaakt, niet heeft ingediend binnen in de aanvraag gestelde termijn, worden over die vergoeding alsnog de verschuldigde loonheffing en sociale premies ingehouden.

  • 2. In geval van:

    • a. beëindiging van het dienstverband;

    • b. nonactiviteit als bedoeld in artikel 13b van het Barp dan wel de vakantie of het verlof direct voorafgaand aan de nonactiviteit, zoals bedoeld in artikel 13b, lid 6 van het Barp;

    • c. buitengewoon verlof van lange duur als bedoeld in artikel 42 tot en met 48 van het Barp, voor zover dit verlof langer duurt dan zes maanden, wordt vastgesteld welke in het kader van dit besluit opgebouwde en in geldswaarde uit te drukken aanspraken en aangegane verplichtingen tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar op dat moment bestaan. Indien van toepassing, vindt verrekening dan wel uitbetaling plaats.

  • 3. Bij overlijden van de ambtenaar wordt gehandeld zoals in het tweede lid is aangegeven, waarbij een eventueel saldo ten gunste van de werkgever niet wordt teruggevorderd.

Artikel 6

  • 1. De ambtenaar is verplicht alle omstandigheden die van betekenis zijn voor de uitvoering van de toegewezen aanvraag Rap in het kader van dit besluit terstond bij het bevoegd gezag te melden.

  • 2. Indien achteraf blijkt dat door onjuiste informatie van de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is verstrekt, zullen de loonheffing en sociale premies die over die vergoeding verschuldigd zijn, alsmede de eventuele boetes, op de ambtenaar worden verhaald.

  • 3. Het bevoegd gezag maakt, alvorens een besluit tot terugvordering te nemen, zijn voornemen tot het verhaal schriftelijk bekend aan de ambtenaar.

Artikel 7

In geval van bijzondere omstandigheden waardoor een strikte toepassing van dit besluit naar het oordeel van het bevoegd gezag in strijd zou zijn met de redelijkheid of de billijkheid, kan door het bevoegd gezag, met inachtneming van de geldende fiscale bepalingen, ten gunste van de ambtenaar van dit besluit worden afgeweken.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 3, derde lid, onderdeel g, in werking met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als Regeling ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie (RAP).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2005–2007 zijn afspraken gemaakt over de ruilmogelijkheden in de arbeidsvoorwaarden bij de politie. Daarin is overeengekomen dat de mogelijkheden om arbeidsvoorwaarden in te wisselen vanaf het jaar 2007 worden verruimd. Op grond daarvan werd in artikel 28e van het Barp bepaald dat het bevoegd gezag een regeling vaststelt met limitatief opgesomde belastingvrije bestemmingsmogelijkheden (doelen) en limitatief opgesomde aanspraken waarvan de ambtenaar kan afzien (bronnen).

Met het oog op de harmonisering van de arbeidsvoorwaarden is besloten tot het opstellen van een landelijke regeling inzake ruilmogelijkheden arbeidsvoorwaarden politie (RAP) ter uitvoering van artikel 28e van het Barp. De limitatieve opsomming van doelen en bronnen alsmede de bepaling over de waardering van de aanspraken waarvan wordt afgezien, worden vanuit het Barp verplaatst naar de onderhavige regeling. De onderhavige landelijke regeling zal de door de korpsen vastgestelde regelingen vervangen. Dit betekent dat er voor de korpsen geen ruimte meer is om een eigen (uitvoerings)regeling vast te stellen met afwijkende bronnen of doelen, dan wel de in deze regeling opgenomen aanspraken op een nadere wijze in te perken of uit te breiden.

In de onderhavige regeling wordt tevens als nieuw doel bedrijfsfitness opgenomen, nu door fiscale wijzigingen bedrijfsfitness buiten werktijd en onder voorwaarden buiten de organisatie van de werkgever onder de fiscale faciliteiten is gebracht.

De RAP biedt de politieambtenaar de volgende keuzemogelijkheden:

  • geheel of gedeeltelijk afzien van:

    • zijn salaris;

    • zijn vakantie-uitkering;

    • zijn vakantie-uren, boven het aantal van 144 uur bij een volledige betrekking;

    • zijn eindejaarsuitkering;

    • zijn vergoeding voor het werken van meer uren,

  • in ruil voor een belastingvrije vergoeding voor of verstrekking van:

    • een fiets voor het woon-werkverkeer, met aan een fiets samenhangende zaken dienstbaar aan het woon-werkverkeer en een fietsverzekering;

    • vakliteratuur;

    • cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

    • een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning;

    • openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt;

    • vakbondscontributies;

    • bedrijfsfitness.

De hiervoor genoemde bronnen en doelen zijn limitatief.

Gebruik maken van de RAP kan consequenties hebben voor de berekening van het dagloon en de hoogte van de uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid. Zo kan het inzetten van salaris, de vakantie-uitkering of de vergoeding voor meer gewerkte uren leiden tot een lagere (bovenwettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering of (bovenwettelijke) werkloosheidsuitkering voor degenen van wie het dagloon lager is dan het maximumdagloon waarover die uitkeringen worden berekend.

Gebruik maken van de RAP kan voorts gevolgen hebben voor het pensioengevend loon. Dit is het geval indien de zogenaamde cafetariaruimte van 30% wordt overschreden. Bij besluiten van 7 december 2005, nr CPP2005/2518M en 8 september 2008, nr. CPP2880/1727M, heeft de Staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden uitruil van beloningsbestanddelen mag plaatsvinden zonder dat de uit die uitruil voortvloeiende verlaging van het fiscale loon leidt tot een verlaging van het pensioengevend salaris. Als voorwaarde geldt onder meer dat door de uitruil van beloningsbestanddelen het verschil tussen het verlaagde pensioengevend loon en het oorspronkelijk pensioengevend loon niet meer dan 30% van het oorspronkelijk pensioengevend loon mag bedragen (de zogenaamde cafetariaruimte).

Gebruik maken van de RAP heeft een incidenteel karakter. Aan gehonoreerde keuzen voor een bepaald kalenderjaar kunnen geen rechten worden ontleend voor de komende jaren.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De regeling staat open voor alle ambtenaren die op grond van het Barp zijn aangesteld. Dit betekent dat ambtenaren met een tijdelijk dienstverband niet van de regeling zijn uitgesloten (stagiaires en uitzendkrachten wel). Vakantiewerkers zijn uitdrukkelijk uitgesloten. De dag waarop de ambtenaar aan de fiscale regeling gaat deelnemen geldt als peildatum voor het bepalen van de waarden van de aanspraken waarvan hij in het kader van de regeling afziet. Deze geldswaarde wordt eenmalig vastgesteld en ondergaat geen wijziging. Ook beloningsbeslissingen waaraan terugwerkende kracht wordt gegeven zijn niet relevant in het kader van deze regeling. Uitzondering hierop moet zijn als de aanpassing met terugwerkende kracht het gevolg is van een beslissing op bezwaar of naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak. In die gevallen dient de ambtenaar die in het gelijk wordt gesteld zoveel mogelijk te worden behandeld als ware reeds op het moment van deelname aan de fiscale regeling sprake van een ander uurloon.

Artikel 2

De ambtenaar moet de aanvraag waarmee hij zijn keuze(n) kenbaar maakt uiterlijk indienen vóór de eerste dag van de tweede maand die voorafgaat aan de maand waarin uitbetaling plaatsheeft. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om een later ingediend verzoek alsnog in behandeling te nemen. De keuze om geheel of gedeeltelijk af te zien van de aanspraak op de vakantie-uitkering in ruil voor een belastingvrije vergoeding dient dus uiterlijk in de maand februari te worden ingediend. De ambtenaar kan zijn keuze(n) maandelijks kenbaar maken. In hetzelfde kalenderjaar kunnen geen tegenstrijdige keuzen worden gemaakt. Minder uren werken op grond van artikel 28b van het Barp in combinatie met het afzien van vakantieaanspraken in het kader van de RAP in hetzelfde jaar kan niet.

Het bevoegd gezag beslist op een zodanig tijdstip op een tijdig en op de voorgeschreven wijze ingediende aanvraag dat tijdig aan de door de ambtenaar kenbaar gemaakte keuze uitvoering kan worden gegeven. Het bevoegd gezag kent de aanvraag toe, tenzij de ambtenaar niet beschikt over de door hem aangegeven bronnen.

De gehele of gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag gebeurt schriftelijk en wordt gemotiveerd. Indien de ambtenaar zich niet kan verenigen met een afwijzende beslissing kan hij op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na bekendmaking van het besluit bezwaar maken. Binnen zes weken na de beslissing op het bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank.

Uitbetaling of inhouding vindt zo spoedig mogelijk plaats nadat het bevoegd gezag de aanvraag heeft goedgekeurd. Een gemaakte keuze dient over het algemeen binnen het kalenderjaar te zijn gerealiseerd. Dit houdt in dat de bronnen voor een in dat jaar gemaakte keuze binnen dat jaar moeten zijn ingezet. Dit geldt niet voor de keuze voor een fiets voor woon-werkverkeer en voor de keuze voor een studie/opleiding voor een beroep. Voor een fiets voor woon-werkverkeer kan de ambtenaar maximaal drie jaar bronnen inzetten (bijvoorbeeld ieder jaar een aantal verlofuren) om de vergoeding die hij voor de fiets heeft ontvangen van het bevoegd gezag te compenseren. Omdat uitgaven voor een studie/opleiding voor een beroep vaak maandelijks en/of over een langere termijn worden gemaakt en het fiscaal niet mogelijk is een belastingvrije vergoeding te verstrekken lang voordat de kosten zijn gemaakt behoeft een keuze voor die doelen niet binnen het kalenderjaar te worden gerealiseerd. In verband daarmee kunnen bronnen voor dat doel worden gereserveerd en kan uitbetaling van de belastingvrije vergoeding worden gespreid of in een keer aan het einde van het kalenderjaar plaatsvinden. Ook is het mogelijk de bedragen die zijn gereserveerd voor een belastingvrije vergoeding voor uitgaven ter zake van een studie/opleiding gedurende de studie/opleiding telkens over te boeken naar een volgend kalenderjaar en deze bedragen vervolgens uit te betalen ten behoeve van de in dat jaar gemaakte kosten.

Artikel 3

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de rechtspositionele aanspraken (bronnen) en de bestemmingsmogelijkheden (doelen), die op grond van de belastingwetgeving een fiscaal voordeel opleveren. Het betreft een limitatieve opsomming van de bronnen en doelen, welke hierna afzonderlijk worden toegelicht.

Bronnen
  • Salaris

    De ambtenaar kan afzien van (een deel van) zijn bruto salaris in ruil voor een belastingvrije vergoeding voor een of meer in dit artikel genoemde doelen.

  • Vakantie-uitkering

    Deze bron kan geheel of gedeeltelijk worden ingeruild voor een of meer doelen. Voor (het gedeelte van) de vakantie-uitkering waarvan in het kader van de RAP is afgezien kan geen voorschot worden aangevraagd.

  • Vakantie-uren

    De ambtenaar kan ten behoeve van een of meer doelen afzien van zijn aanspraak op vakantie-uren, vastgesteld op basis van artikel 17, 18 en 19 van het Barp. Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG 6 april 2006, C124/05) is opgenomen dat per kalenderjaar bij een volledige betrekking alleen de vakantie-uren die het aantal van 144 vakantie-uren te boven gaan kunnen worden ingezet in het kader van de RAP. Het Hof van Justitie heeft in de uitspraak bepaald dat werknemers op grond van de Europese Richtlijn over arbeidstijden (93/104/EG) recht hebben op een jaarlijkse vakantie van ten minste vier weken en dat de richtlijn zich verzet tegen nationale regels die het mogelijk maken om deze wettelijke vakantiedagen tijdens dienstverband om te zetten in een financiële vergoeding. Voor medewerkers met een andere betrekkingsomvang geldt het aantal van 144 vakantie-uren naar rato. Bij een betrekkingsomvang van 38 uur per week geldt bijvoorbeeld dat alleen van de vakantie-uren kan worden afgezien die het aantal van 152 vakantie-uren, de wettelijke vier weken vakantie bij een 38-urige werkweek, te boven gaan.

    Voor aspiranten zal de mogelijkheid om vakantie-uren als bron te kunnen inzetten beperkt zijn omdat de Politieacademie gedurende de opleiding zijn vakantie-uren inroostert.

  • Eindejaarsuitkering

    Deze uitkering kan geheel of ten dele worden ingezet voor een of meer doelen.

    Meer uren werken

    De vergoeding voor meer gewerkte uren als bedoeld in artikel 28a, vierde lid van het Barp, kan geheel of ten dele worden ingezet voor een of meer bestemmingsmogelijkheden.

De vergoeding voor het gewenste doel in plaats van afzien van (een deel van) de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering kan op grond van het zevende lid van dit artikel ineens worden uitbetaald voorafgaand aan het moment waarop de vakantie-uitkering of de eindejaarsuitkering anders tot uitkering zouden komen.

Doelen

De belastingwetgeving biedt de mogelijkheid een aantal zaken belastingvrij te verstrekken. Bij de totstandkoming van deze regeling kan deze als volgt worden uitgelegd. Voor de goede orde zij gemeld dat de in de voorbeelden genoemde regels en bedragen gelden voor het jaar 2008 en onderhevig zijn aan veranderingen in de fiscale regelgeving.

a. Belastingvrije vergoeding voor een fiets voor het woon-werkverkeer
  • Voor het woon/werkverkeer kan een ambtenaar een fiets aanschaffen. Onder een fiets wordt mede verstaan een fiets met elektrische trapondersteuning.

  • De belastingvrije vergoeding voor de fiets mag niet hoger zijn dan € 749,00. De aanschafprijs van de fiets mag wel hoger zijn, maar het meerdere mag niet belastingvrij worden vergoed.

  • Er mag niet vaker dan eens per drie jaar een belastingvrije vergoeding voor een fiets worden verstrekt.

  • Er mag ook er een belastingvrije vergoeding worden gegeven voor zaken die bij uitstek bij woon-werkverkeer op de fiets van pas komen, met een maximum van € 82,– per kalenderjaar. Voorbeelden zijn de benodigde reparaties, een extra slot, een steun voor de aktetas en het regenpak dat praktisch alleen op de fiets wordt gebruikt.

  • Er mag aan een ambtenaar ook jaarlijks een belastingvrije vergoeding verstrekt worden voor een fietsverzekering voor de hiervoor bedoelde fiets voor het woon-werkverkeer.

  • Voor het onbelast vergoeden of verstrekken van de fiets of met de fiets samenhangende zaken of de fietsverzekering moet de werknemer op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij in het kader van woon-werkverkeer reist, van de fiets gebruik maken. Hiervoor hoeft niet de hele afstand woning-werk met de fiets te worden afgelegd. Als de fiets voor een gedeelte van het traject woning-werk wordt gebruikt (bijvoorbeeld van of naar het station) kan ook een belastingvrije vergoeding worden verstrekt. Omdat de ambtenaar de vergoeding voor de fiets ontvangt in ruil voor andere arbeidsvoorwaarden moet de werkgever aannemelijk kunnen maken dat de fiets wordt gebruikt voor woon-werkverkeer, ongeacht de reisafstand. Hierbij geldt de vrije bewijsleer, bijvoorbeeld: de reisafstand in relatie tot de aard van de gebruikte fiets en een door de ambtenaar ondertekende verklaring over het woon-werkverkeer per fiets.

De ambtenaar moet de betalingsbewijzen van de aangeschafte fiets, een fietsverzekering en met de fiets samenhangende zaken direct bij de aanvraag bijvoegen.

b. Belastingvrije vergoeding voor het aanschaffen van vakliteratuur

Onder vakliteratuur in het kader van RAP wordt verstaan: literatuur die specifiek gericht is op en belangrijk is voor het werk van de ambtenaar, zoals vaktijdschriften, gidsen, handboeken en almanakken. Een algemene encyclopedie is geen vakliteratuur, een vakgericht naslagwerk kan dat wel zijn. Het doel waarvoor de vakliteratuur wordt gebruikt, is doorslaggevend voor de aftrekbaarheid. Alle literatuur met een algemeen karakter is niet aftrekbaar. Voor het belastingvrij vergoeden van vakliteratuur geldt geen maximumbedrag.

c. Belastingvrije vergoeding voor cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking

Voor zover sprake is van beroepskosten, kan een belastingvrije vergoeding worden verleend voor:

  • kosten van excursies en studiereizen (inclusief reis- en verblijfkosten);

  • studiekosten die worden gemaakt om bij te blijven op het vakgebied of om oude kennis weer op te frissen;

  • kosten van cursussen, congressen, seminars en symposia.

Voor het belastingvrij vergoeden van opleidings- of studiekosten geldt geen maximumbedrag. Voor reizen in verband met studie en opleiding kunnen alleen de werkelijk gemaakte kosten belastingvrij worden vergoed. Bij gebruik van de auto of motor kan maximaal € 0,19 per kilometer belastingvrij worden vergoed.

d. Belastingvrije vergoeding voor een opleiding of studie met het oog op het verwerven van een inkomen uit werk en woning

Een ambtenaar kan de kosten voor een studie of opleiding voor een beroep belastingvrij vergoed krijgen als de studiekosten niet al elders vergoed krijgt en de opleiding is gericht op het vervullen van een beroep in de toekomst of het op peil houden van vakkennis. De vergoeding moet zijn verstrekt of toegezegd vóór het einde van het jaar waarin de kosten worden gemaakt.

Kosten voor een opleiding of studie zijn kosten die de ambtenaar zelf maakt voor zijn opleiding of studie, zoals lesgelden, kosten van studieboeken en andere leermiddelen en reiskosten voor lesbezoek. Voor het belastingvrij vergoeden van opleidings- of studiekosten geldt geen maximumbedrag. Voor reizen in verband met studie en opleiding kunnen alleen de werkelijk gemaakte kosten belastingvrij worden vergoed. Bij gebruik van de auto of motor kan maximaal € 0,19 per kilometer belastingvrij worden vergoed.

e. Belastingvrije vergoeding of verstrekking van openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt

De kosten van de OV-kaart voor vrij reizen met het Nederlands openbaar vervoer kunnen belastingvrij worden vergoed. Voorwaarde is dat de ambtenaar de OV-kaart ook gebruikt voor reizen voor het werk. Er is alleen sprake van vrij reizen per openbaar vervoer als dit niet is beperkt tot het reizen over een vast traject.

Als door een ambtenaar dus een OV-jaarkaart wordt gebruikt voor het woon-werkverkeer of voor dienstreizen dan kunnen de aanschafkosten van dat abonnement belastingvrij worden vergoed. Dit betekent dat als de ambtenaar voor het woon-werkverkeer een OV-jaarkaart heeft aangeschaft die niet volledig door de werkgever wordt vergoed, aan hem een belastingvrije aanvulling op de tegemoetkoming in de reiskosten kan worden verleend. De belastingvrije vergoeding kan alleen worden verleend in het kalenderjaar waarin het abonnement wordt betaald. Voor het bedrag van de belastingvrije aanvulling bestaat geen recht op andere belastingvrije reiskostenvergoedingen.

Binnen deze bestemmingsmogelijkheid kan de ambtenaar er ook voor kiezen de vergoeding voor zijn openbaar vervoersbewijs op te hogen van tweede klasse naar eerste klasse omdat de fiscale regels een vergoeding op basis van eerste klasse toelaten. Openbaar vervoersbewijzen worden in het geval van woon-werkverkeer vergoed op basis van het tarief van de tweede klasse van het betreffende openbaar vervoer. Als de ambtenaar een vervoersbewijs wenst op basis van eerste klasse, dan komen de meerkosten hiervoor voor eigen rekening. Door het inzetten van één of meer bronnen in het kader van de RAP kan de ambtenaar het vervoersbewijs op basis van het tarief van de eerste klasse onbelast vergoed krijgen.

f. Vakbondscontributie

De kosten van deze contributies vallen onder artikel 15 van de Wet op de loonbelasting 1964. Volgens dit artikel zijn belastingvrije vergoedingen:

  • vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

  • andere vergoedingen voor zover zij naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel kunnen worden ervaren.

Deze mogelijkheid is niet beperkt tot het lidmaatschap van één vakbond. De Belastingdienst heeft aangegeven dat het toegestaan is om een belastingvrije vergoeding voor de contributie van twee vakbonden te verstrekken. Om voor een belastingvrije vergoeding in aanmerking te komen dient de ambtenaar bij de aanvraag aan te tonen dat hij lid is van een vakbond en wat de hoogte is van de te betalen vakbondscontributie. Zo spoedig mogelijk moet de ambtenaar ook aantonen dat de verschuldigde contributie is voldaan. Dit kan blijken uit de maandelijkse inhouding op het salaris als de contributie via de werkgever wordt ingehouden of uit een door de vakbond verstrekte (jaarlijkse) verklaring. Van belang is dat de ambtenaar in zijn aanvraag uitdrukkelijk toestemming verleent tot het verwerken van de gegevens die betrekking hebben op de betaalde vakbondscontributie. Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat de ambtenaar het verzoek om een door hem aangewezen bron met dit doel te ruilen op ieder tijdstip kan doen en (afhankelijk van de gekozen bron) dit zowel maandelijks als éénmalig kan uitruilen. Ter illustratie: een ambtenaar kan in december verzoeken om een deel van zijn gereserveerde vakantie-uitkering uit te ruilen tegen een vergoeding voor de vakbondscontributie die hij dat jaar heeft betaald.

g. Bedrijfsfitness

Onder bedrijfsfitness wordt in dit verband verstaan conditie- of krachttraining van werknemers, die georganiseerd of geïnitieerd wordt door de werkgever en die plaatsvindt onder deskundig toezicht. De verstrekking of vergoeding van bedrijfsfitness is onbelast als voldaan is aan de volgende (fiscale) voorwaarden:

  • 1. De deelname staat open voor 90% of meer van alle werknemers (of 90% of meer van alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats als die niet is gelegen in de woning van een van deze werknemers);

  • 2. De bedrijfsfitness vindt plaats op een van de volgende wijzen:

    • op de werkplek of op een vaste locatie die de werkgever heeft aangewezen. De vaste locatie moet gelden voor alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats en mag niet in de woning van een van deze werknemers zijn;

    • in een fitnesscentrum dat de werkgever voor alle werknemers heeft aangewezen;

    • voor de bedrijfsfitness heeft de werkgever een overeenkomst met één fitnesscentrum afgesloten op grond waarvan de werknemers kunnen fitnessen in elke vestiging van dat fitnessbedrijf.

Heeft de werkgever meer vestigingen, dan gelden de twee laatstgenoemde mogelijkheden per vestiging.

Artikel 4

De fiscale regels gaan uit van een maximale vergoeding voor woon-werkverkeer van € 0,19 per kilometer bij gebruik van eigen vervoer. De vergoedingen voor woon-werkverkeer in het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie (verder Reisregeling) gaan uit van een vergoeding van € 0,18 per kilometer en waarop een eigen bijdrage van 25% in mindering wordt gebracht.

Hier tegenover kent de Reisregeling voor dienstreizen een hoger vergoedingsbedrag van € 0,28 per kilometer dan het bedrag van € 0,19 per kilometer dat fiscaal is toegestaan. De fiscaal bovenmatige kilometervergoeding bij dienstreizen kan worden gesaldeerd met de fiscale ruimte vanwege de kilometervergoeding voor woon-werkverkeer. Deze bedragen moeten dan voor het einde van het kalenderjaar worden gesaldeerd, teneinde vast te stellen of er per saldo is voldaan aan de fiscale regels inzake het onbelast uitbetalen van vergoeding voor reizen in het kader van het werk. Indien er na deze saldering wordt vastgesteld dat de ambtenaar per saldo in het kalenderjaar een lager bedrag aan onbelaste vergoeding voor werkverkeer heeft ontvangen dan de fiscale regels toestaan, kan dit resterende bedrag als onbelaste vergoeding worden ontvangen in ruil voor (een deel van) de eindejaarsuitkering. Dit is natuurlijk ook mogelijk voor ambtenaar waarbij geen sprake is van saldering van dienstreizen met de vergoeding van woon-werkverkeer.

Als de zuivere ruil tussen eindejaarsuitkering en vergoeding woon-werkverkeer plaats vindt verdwijnt een deel van de eindejaarsuitkering. In plaats daarvan ontstaat een vergoeding voor reiskosten, welke – binnen de fiscale voorwaarden – belastingvrij kan worden ontvangen. In situaties waarbij de afstand van het woon-werkverkeer maximaal 75 kilometer enkele reis bedraagt, kan voor het bepalen van de omvang van de ruil gebruik worden gemaakt van de regels voor de belastingvrije vaste vergoeding. Voor de bepaling van de toegestane belastingvrije vaste vergoeding voor woon-werkverkeer wordt uitgegaan van de volgende fiscale regels die de Staatssecretaris van Financiën bij besluit van 12 september 2008, nr. CPP2008/1810M heeft vastgesteld:

  • toegestane vergoeding bij vijf reisdagen per week = 214 dagen × totale reisafstand × € 0,19

  • maximale afstand enkele reis = 75 kilometer

  • aantal reisdagen per week is de grondslag voor de berekening.

Voor het vaststellen van de omvang van de ruil wordt de ontvangen kilometervergoeding in mindering gebracht op de toegestane maximale vergoeding die de ambtenaar zou mogen ontvangen gezien zijn reisdagen en afstand woon-werkverkeer.

In het geval dat sprake is van een afstand van woon-werkverkeer van meer dan 75 kilometer enkele reis kan bovenstaande werkwijze niet worden toegepast. In dat geval kunnen uitsluitend daadwerkelijk verreden kilometers – voor zover die nog niet zijn vergoed – in aanmerking komen voor een belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer. Aangezien deze berekening vóór het moment van uitbetaling van de eindejaarsuitkering dient plaats te vinden, zal van de reiskostenvergoeding in de maand december een schatting moeten worden gemaakt aan de hand van het woon-werkverkeer en de vergoeding daarvan en de geplande dienstreizen. Nacalculatie is in die situatie verplicht. De zuivere ruil tussen eindejaarsuitkering en een extra belastingvergoeding voor woon-werkverkeer is dan ook mogelijk voor de kilometers woon-werkverkeer waarvoor op grond van de Reisregeling geen vergoeding wordt verstrekt (boven de 100 kilometer enkele reis).

Ambtenaren die alleen gebruik maken van een dienstauto of alleen van openbaar vervoer, waarvan de werkelijke kosten geheel worden vergoed, vallen buiten deze regeling. Zij hebben immers geen fiscale ruimte om aan te wenden voor de ruil met de eindejaarsuitkering. Ambtenaren die gebruik maken van het openbaar vervoer -en dat op grond van de Reisregeling volledig vergoed krijgen- en dat dagelijks combineren met eigen vervoer (bv. met auto of fiets van huis naar een NS-station) kunnen ook gebruik maken van deze regeling. Zij kunnen daarbij een ruil maken tussen de eindejaarsuitkering en een belastingvrije vergoeding voor de kilometers die zij met het eigen vervoer hebben afgelegd.

Zoals gemeld in het algemeen deel van de toelichting zal de inruil van de eindejaarsuitkering voor de onbelaste vergoeding in het algemeen leiden tot een verlaging van het coördinatieloon in het kader van de sociale verzekeringswetten.

Artikel 5

In artikel 3 is al geregeld dat de ambtenaar bij zijn aanvraag heeft moeten aantonen dat de kosten waarvoor de vergoeding wordt verstrekt gemaakt zijn of zullen worden gemaakt. In een aantal gevallen (fiets woon-werkverkeer, vakliteratuur en cursussen) zullen bij de aanvraag de originele op naam gesteld aankoopnota’s kunnen worden overlegd. In andere gevallen (opleiding/studie, openbaar vervoerbewijzen, vakbondscontributies en bedrijfsfitness) zal dit niet altijd mogelijk zijn en kan bij de aanvraag door middel van bijvoorbeeld inschrijvingsbewijzen wel worden aangetoond dat de kosten gemaakt zullen worden. Op een later moment dient nog wel te worden aangetoond dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

In geval van ontslag vindt er verrekening plaats van alle in geld uit te drukken, in het kader van de RAP opgebouwde rechten en verplichtingen tussen bevoegd gezag en de ambtenaar wiens dienstverband is geëindigd. Dit geldt ook voor een overgang naar een ander korps, waarbij ontslag bij het oude korps en aanstelling bij het nieuwe korps plaatsvindt. Voor de ambtenaar die gebruik maakt van de TOR-regeling of van buitengewoon verlof van lange duur, wordt vastgesteld welke in het kader van deze regeling opgebouwde en in geldswaarde uit te drukken rechten en aangegane verplichtingen tussen het bevoegd gezag en de ambtenaar op dat moment bestaan. Indien van toepassing, vindt verrekening dan wel uitbetaling plaats. Dit is overigens niet aan de orde als de TOR-deelnemer werkzaamheden verricht voor het korps of als het buitengewoon verlof maar voor een deel van de werktijd geldt. In geval van langdurige afwezigheid als gevolg van ziekte kan het wenselijk zijn in overleg tussen bevoegd gezag en ambtenaar afspraken te maken over het doorlopen dan wel beëindigen van de aangegane rechten en verplichtingen in het kader van de RAP. In geval van beëindiging heeft een herberekening van de vergoeding of de inhouding plaats. Een eventueel teveel ontvangen vergoeding dient te worden terugbetaald en een eventueel teveel ingehouden bedrag zal worden uitgekeerd. Bij overlijden van de ambtenaar blijft een saldo ten gunste van de werkgever echter buiten invordering.

Artikel 6

In het kader van de RAP kan de ambtenaar een aantal rechtspositionele aanspraken inzetten voor alternatieve bestemmingsmogelijkheden c.q. doelen, die op grond van de belastingwetgeving een fiscaal voordeel opleveren ten opzichte van netto uitbetaling. Dit betekent wel dat aan de uitvoeringsregelingen van de Belastingdienst moet zijn voldaan. Indien blijkt dat de ambtenaar zich niet aan die voorschriften houdt (bijvoorbeeld de fiets wordt niet voor het woon-werkverkeer gebruikt of de originele OV-abonnementen worden niet ingeleverd) vervalt de fiscale begunstiging en volgt naheffing van de loonheffing en sociale premies. In dat geval vindt doorbelasting plaats naar de ambtenaar. Het is dus noodzakelijk ontwikkelingen die van belang zijn voor de uitvoering van de regeling, zo snel mogelijk met het eigen bevoegd gezag te bespreken en vast te stellen of de gemaakte afspraken in stand kunnen blijven. Dan kunnen tijdig gepaste maatregelen worden getroffen en is er geen reden achteraf correcties door te voeren.

Indien het bevoegd gezag over wil gaan tot het verhaal van de loonheffing en sociale premies dan dient hij, alvorens een besluit tot terugvordering te nemen, zijn voornemen daartoe schriftelijk aan de ambtenaar kenbaar te maken. De ambtenaar kan, als deze daartoe aanleiding ziet, een zienswijze indienen tegen dit voornemen.

Artikel 7

Indien strikte toepassing van dit besluit zou leiden tot een uitkomst die gelet op de individuele situatie niet redelijk en billijk is, kan het bevoegd gezag daarmee met zijn beslissing rekening houden, ook als het leidt tot enige afwijking van de regeling. De bedoeling van de regeling als zodanig moet wel in stand blijven. Een afwijking zal bijvoorbeeld kunnen worden toegestaan ten opzichte van de procedurevoorschriften, als strikte toepassing daarvan in redelijkheid niet kan worden gevergd. Het toepassen van de hardheidsclausule kan er niet toe leiden dat de uitvoeringslast aanmerkelijk wordt verzwaard.

Artikel 8

De RAP treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Een uitzondering wordt gemaakt voor de mogelijkheid bronnen in te zetten ten behoeve van bedrijfsfitness. Reden hiervoor is dat het bevoegd gezag voldoende tijd moet hebben voor een proces van aanbesteding alvorens fitnessbedrijven aan te wijzen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven