Regeling van 17 november 2009, houdende regels voor de samenwerking tussen de mobiele eenheden van de politie en de mobiele eenheden van de Koninklijke marechaussee (Samenwerkingsregeling mobiele eenheden)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt onder gezamenlijke inzet verstaan, een inzet van de mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee samen met een mobiele eenheid van een politiekorps ten behoeve van taken, genoemd in artikel 6, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Artikel 2

  • 1. Voor een gezamenlijke inzet zijn vier pelotons mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee beschikbaar welke ook per sectie ingezet kunnen worden. De pelotons mobiele eenheid kunnen desgewenst worden ondersteund door BRATRA-groepen en aanhoudingseenheden van de Koninklijke marechaussee.

  • 2. De commandant van de Koninklijke marechaussee stelt jaarlijks het maximaal aantal gezamenlijke inzetten vast. Deze vaststelling laat onverlet dat de mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee, indien noodzakelijk, vaker kan worden ingezet op grond van artikel 58 van de Politiewet 1993.

Artikel 3

De coördinatie van een gezamenlijke inzet berust bij het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 4

  • 1. Bij een gezamenlijke inzet heeft de commandant van de mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee de feitelijke leiding over zijn eenheid. Deze commandant staat onder leiding van een operationeel commandant van de politie.

  • 2. De operationeel commandant draagt zorg voor de verbindingen met de onder hem gestelde commandanten.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Samenwerkingsregeling mobiele eenheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

De samenwerking tussen de mobiele eenheden van de politie en de Koninklijke marechaussee beoogt het delen van kennis en het ontwikkelen en het op peil houden van vaardigheden aan de zijde van de Koninklijke marechaussee. Tevens leidt de samenwerking tot een meer efficiënte inzet van personeel en middelen van de mobiele eenheden van de Koninklijke marechaussee en van de politie.

De mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee wordt primair ingezet ten behoeve van de uitvoering van de eigen politietaken op luchthavens, doorlaatposten en militaire terreinen. Daarnaast kan de mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee worden ingezet voor het leveren van bijstand aan de politie. Vanwege deze taken hebben de mobiele eenheden van de Koninklijke marechaussee behoefte aan meer oefening en ervaringsopbouw. Daarnaast bestaat vanuit de eigen taken behoefte aan interoperabiliteit met mobiele eenheden van de politie om bijvoorbeeld in het kader van grootschalige openbare orde problematiek op een luchthaven snel en effectief op te kunnen treden. Door mobiele eenheden van de Koninklijke marechaussee vaker in te zetten voor taken van de mobiele eenheden van de politie en in samenwerking met die eenheden, kan de nodige oefening, ervaring en interoperabiliteit worden opgebouwd.

De Koninklijke marechaussee beschikt over vier pelotons mobiele eenheid, die kunnen worden gebruikt voor een gezamenlijke inzet. Daarnaast heeft de Koninklijke marechaussee BRATRA-groepen en aanhoudingseenheden die het basisoptreden van de mobiele eenheid kunnen ondersteunen. BRATRA-groepen worden ingezet voor het toegankelijk maken van gebieden, het ruimen van obstakels, het bestrijden van kleine branden bij een optreden van de mobiele eenheid en verspreiding van CS traangas (zie tevens artikel 9 van de Regeling mobiele eenheid 2007). Aanhoudingseenheden zorgen onder andere voor het aanhouden van de leiders van een groep die de openbare orde verstoort.

De coördinatie van de gezamenlijke inzetten berust bij het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (LOCC). Dit dienstonderdeel van het ministerie wordt met deze taak belast vanwege haar expertise bij het coördineren van bijstandsverzoeken.

Het aantal gezamenlijke inzetten is gelimiteerd aangezien bij voldoende inzet de gewenste ervaringsopbouw van de Koninklijke Marechaussee bereikt zal zijn. Daarnaast moet worden voorkomen dat de mobiele eenheden van de Koninklijke marechaussee bovenmatig wordt belast voor het uitvoeren van de politietaken, waardoor de kerntaken van de Koninklijke marechaussee in het gedrang komen. De Commandant van de Koninklijke Marechaussee stelt daarom jaarlijks een maximaal aantal gezamenlijke inzetten vast en informeert hierover het LOCC. Dit betekent overigens niet dat daarmee de mogelijkheid tot bijstand van de Koninklijke marechaussee aan de politie wordt gelimiteerd. Indien noodzakelijk, kan de mobiele eenheid van de Koninklijke marechaussee vaker worden ingezet op basis van artikel 58 van de Politiewet 1993.

Een concept van deze samenwerkingsregeling is ter consultatie voorgelegd aan de Raad van hoofdcommissarissen en aan het Taakveldberaad samenwerking bijstand en (vredes)missies. Beide overlegorganen hebben geen bezwaren tegen deze regeling.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven