TOELICHTING
1. Algemeen
Met de onderhavige regeling zijn bedragen die relevant zijn voor de vaststelling van de eigen bijdragen krachtens het Besluit
maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg AWBZ per 1 januari 2010 geïndexeerd.
Daarnaast zijn er nog wijzigingen aangebracht om uitvoeringstechnische redenen.
2. Artikelsgewijs
Artikelen 1 en 2
Met deze bepalingen zijn bedragen in het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning geïndexeerd.
Artikel 3
In deze bepaling is de Bijdrageregeling zorg AWBZ gewijzigd.
A
In artikel 1 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is het definiëren van ‘relevante inkomen’ vervallen. Het begrip was ingevoerd
vanwege de in artikel 3 van de Bijdrageregeling zorg geregelde aftrek voor de premie voor de zorgverzekering. Het gebruiken
van het begrip ‘relevante inkomen’ is achterhaald sinds per 1 januari 2007 het systeem is komen te vervallen dat de uitkomst
van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg bij de jaarlijkse herziening in beginsel alleen maar
wordt geïndexeerd. Het vervallen daarvan is geregeld in het koninklijk besluit van 11 september 2006 tot wijziging van het
Bijdragebesluit zorg en het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering in verband met centralisatie van de uitvoering
van de bijdrage en enkele andere wijzigingen in de bijdrage (Stb. 433).
Het inkomensbegrip dat voor de toepassing van artikel 3 van de Bijdrageregeling zorg sinds 1 januari 2008 wordt gebruikt,
is geregeld in artikel 1, onderdeel f, van het Bijdragebesluit zorg.
B
De wijziging van artikel 2 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ betreft het indexeren van de daarin geregelde bedragen.
C
In artikel 3, eerste lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ was de aftrek voor de premie zorgverzekering omschreven op het
niveau van het huishouden, terwijl de daadwerkelijke berekening plaatsvond op het niveau van het individu. De daadwerkelijke
berekening was conform de rekenregels die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van de automatisering
aan het CAK aanleverde. De uitkomst kon enkele dubbeltjes schelen. Voor een verzekerde die, uitgaande van de omschrijving
in artikel 3, eerste lid, van het Bijdrageregeling zorg AWBZ, de aftrekpost narekende, was niet te begrijpen waarom de uitkomst
verschilde van de voorlichting van het CAK. Artikel 3, eerste lid, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is daarom in overeenstemming
gebracht met de in de uitvoering te hanteren rekenregels.
Tevens zijn de bedragen die gelden voor het jaar 2010 in artikel 3 opgenomen.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is de aftrek voor de ongehuwde verzekerde die 65
jaar of ouder is geregeld.
Bij het bedrag van € 1 466,97 wordt 5,1% van het inkomen opgeteld. Echter, minimaal wordt een bedrag van € 2 115,34 en maximaal
een bedrag van € 3 059,75 in mindering gebracht.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is de aftrek voor de ongehuwde verzekerde die jonger
is dan 65 jaar geregeld. Bij het bedrag van € 1 200 wordt 7,2% van het inkomen opgeteld, waarbij het inkomen eerst is vermenigvuldigd
met 1 gedeeld door 1,072. Maximaal wordt echter een bedrag van € 3 448,63 in mindering gebracht.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is de aftrek geregeld voor de gehuwden verzekerden
die beiden ouder zijn dan 65 jaar.
Voor deze gehuwde verzekerde bedraagt de ziektekostenpremie het gezamenlijke bedrag van:
– € 1 384,30 vermeerderd met 5,1% van het inkomen van de ene echtgenoot. Het bedrag bedraagt minimaal € 1 831,87 en maximaal
€ 2 977,08;
– € 1 384,30 vermeerderd met 5,1% van het inkomen van de andere echtgenoot. Het bedrag bedraagt minimaal € 1 831,87 en maximaal
€ 2 977,08.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is de aftrek voor de gehuwde verzekerden die beiden
jonger zijn dan 65 jaar geregeld.
Voor deze gehuwde verzekerde, bedraagt de aftrek het gezamenlijke bedrag van:
– € 1 200 vermeerderd met 7,2% van het inkomen van de ene echtgenoot, waarbij het relevante inkomen wordt vermenigvuldigd met
1 gedeeld door 1,072. Het maximale bedrag dat in mindering wordt gebracht voor de ene echtgenoot bedraagt € 3 448,63;
– € 1 200 vermeerderd met 7,2% van het inkomen van de andere echtgenoot, waarbij het inkomen van de andere echtgenoot wordt
vermenigvuldigd met 1 gedeeld door 1,072. Het maximale bedrag dat in mindering wordt gebracht voor de andere echtgenoot bedraagt
€ 3 448,63.
De berekening is dus gelijk aan die van tweemaal een alleenstaande die jonger is dan 65 jaar.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is de aftrek geregeld voor de gehuwden verzekerden
waarbij een van de gehuwden jonger is dan 65 jaar en de ander 65 jaar of ouder.
Voor deze gehuwde verzekerden bedraagt de aftrek het gezamenlijke bedrag van:
– €1 384,30 vermeerderd met 5,1% van het inkomen van de echtgenoot die 65 jaar of ouder is. Het bedrag bedraagt minimaal € 1 831,87
en maximaal € 2 977,08;
– € 1 200 vermeerderd met 7,2% van het inkomen van de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar, waarbij het inkomen wordt vermenigvuldigd
met 1 gedeeld door 1,072. Het bedrag bedraagt maximaal € 3 448,63.
De berekening is gelijk aan de som van eenmaal de berekening voor een gehuwde van 65 jaar of ouder en eenmaal de berekening
van een alleenstaande onder de 65 jaar.
D, E en F
De in de artikelen 3 tot en met 6 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ geregelde bedragen zijn met de onderhavige regeling geïndexeerd.
In artikel 3, tweede lid, aanhef, is verder aangepast omdat zorgtoeslag met ingang van 1 januari 2010 in het Bijdragebesluit
zorg is gedefinieerd.
In de artikelen 3 tot en met 6 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ is voorts niet meer geregeld dat relevant is of de verzekerde
in het peiljaar gehuwd dan wel ongehuwd, eventueel een Wajong- of een ouderenkorting had alsmede wel of niet de leeftijd van
65 jaar had bereikt. Uitgangspunt is nu het zorgjaar. Daarmee is aangesloten aan de praktijk en aan hetgeen in artikel 2,
derde lid, van het Bijdragebesluit zorg is geregeld. Met het Besluit tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten is
die bepaling met ingang van 1 januari 2009 aangepast om duidelijk te formuleren dat het CAK een wijziging in de burgerlijke
staat of het bereiken van een voor de regeling van toepassing zijnde leeftijd in aanmerking neemt met ingang van de datum
waarop de bijdrage wordt vastgesteld. Daarbij is tevens geregeld dat bij de jaarlijkse herziening een verzekerde als 65 jaar
wordt beschouwd indien hij uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar waarop de herziening betrekking heeft, de leeftijd
van 65 jaar heeft bereikt.
Dit betekent dat voor de vraag of iemand voor de regeling 65 jaar of ouder is, relevant is of het gaat om een eerste vaststelling
of de jaarlijkse herziening. Is het een eerste vaststelling dan gaat het er om welke leeftijd de verzekerde heeft op de datum
van de aanvang van de zorg waarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is. Bij een herziening is relevant of de verzekerde uiterlijk
op 31 januari van het jaar waarin de zorg wordt genoten, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker.