TOELICHTING
Algemeen
De Zorgverzekeringswet heeft tot gevolg gehad dat de publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening voor de sector Politie, de
Dienst geneeskundige verzorging politie, met ingang van 1 januari 2006 is opgehouden te bestaan. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden
sector Politie 2005–2007, hierna het Akkoord, is onderkend dat de overgang naar het nieuwe zorgstelsel zowel positieve als
negatieve inkomensgevolgen heeft. Nadelige inkomenseffecten treffen met name de gepensioneerde politieambtenaren en in het
bijzonder de gepensioneerde politieambtenaar, waarvan de partner was meeverzekerd bij de DGVP. In het Akkoord is ter gewenning
aan de nieuwe situatie een tijdelijke ziektekostencompensatie overeengekomen voor de gepensioneerde politieambtenaren voor
de periode van 2006 tot en met 2012. Deze compensatie is vastgesteld aan de hand van berekeningen door het Centraal Planbureau.
De hoogte van ziektekostencompensatie neemt jaarlijks af. De aanspraak op de ziektekostencompensatie is afhankelijk van de
persoonlijke (gezins)situatie en van de hoogte van het pensioen ontvangen van de Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikelsgewijs
Artikel 2
In de artikelen 2 tot en met 6 van het Besluit geneeskundige verzorging politie, hierna Bgvp, werd het deelnemerschap bepaald.
Alleen de AOW-gerechtigde deelnemer, dus degene van 65 jaar en ouder, komt afhankelijk van de hoogte van zijn ABP-pensioen
in aanmerking voor de ziektekostencompensatie. De deelnemer is ook, op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van het
Bgvp de weduwe of weduwnaar van de verzekerde (voormalige) politieambtenaar bij de DGVP die als gevolg van het overlijden
van de politieambtenaar recht had op het nabestaandenpensioen.
Artikel 3
De betrokkene, waarvan de partner was meeverzekerd bij de DGVP op 31 december 2005, komt in aanmerking voor een hogere compensatie.
Een meeverzekerde partner is de echtgenoot of echtgenote, die een gezinslid was in de zin van het Bgvp. Hieronder wordt op
grond van artikel 1, tweede lid, uiteraard ook verstaan de partner op basis van geregistreerd partnerschap of de samenlevende
op basis van een notariële akte. Voor de uitvoering is van belang dat de partner is aangemerkt als partner bij de Stichting
Pensioenfonds ABP voor het partnerpensioen.
In het geval de partner van een betrokkene op 31 december 2005 geen gezinslid was in de zin van het Bgvp, betekent dit dat
de betrokkene voor deze regeling niet als gehuwde betrokkene wordt aangemerkt. Bijvoorbeeld de partner van een betrokkene,
die uit de eigen dienstbetrekking voor 1 januari 2006 verplicht verzekerde was op grond van de Ziekenfondswet, was geen gezinslid
op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van het Bgvp. Ook als de betrokkene op of na 1 januari 2006 in het huwelijk
treedt of gaat samenwonen met een partner, is hij in de zin van deze regeling geen gehuwde betrokkene. Hjj ontvangt dan ook
niet de ziektekostencompensatie voor de gehuwde betrokkene.
De gehuwde betrokkene heeft alleen aanspraak op ziektekostencompensatie voor de gehuwde betrokkene, indien de de partner nog
als gezinslid kan worden aangemerkt. In artikel 4, tweede lid, en artikel 5, tweede lid, van het Bgvp is bepaald wanneer de
niet meer als gezinslid kan worden aangemerkt. In het kader van deze regeling gaat het erom dat de gehuwde betrokkene nog
steeds gehuwd is of samenwoont met de echtgenoot of echtgenote van voor 1 januari 2006. Het huwelijk, geregistreerd partnerschap
of de samenwoning kan immers zijn verbroken of de echtgenoot of echtgenote kan zijn overleden. In een dergelijk geval is de
(voormalig) gehuwde betrokkene geen gehuwde betrokkene (meer) in de zin van deze regeling, maar op grond van artikel 2 van
deze regeling is hij wel een betrokkene en heeft hij aanspraak op deze ziektekostencompensatie.
Artikel 4
In het geval de gehuwde betrokkene van ouder dan 65 jaar na 1 januari 2006 komt te overlijden, dan heeft zijn weduwnaar of
weduwe, de meeverzekerde partner, ook aanspraak op de ziektekostencompensatie. Deze ziektekostencompensatie is gelijk aan
deze compensatie voor de betrokkene. De aanspraak is alleen van toepassing als de overledene voor 1 januari 1941 is geboren.
Artikel 5
Voor de ziektekostencompensatie is overeengekomen dat deze zal aflopen. De betrokkene met een ABP-pensioen van bijvoorbeeld
€ 10.000 ontvangt in 2008 aan ziektekostencompensatie 80% van de aanspraak van € 600,–, namelijk: €480,–.
Artikel 6
De Stichting Pensioenfonds ABP betaalt jaarlijks de ziektekostencompensatie uit aan de gepensioneerde politieambtenaren. Op
1 mei van ieder jaar stelt de Stichting Pensioenfonds ABP de aanspraak op en de hoogte van de ziektekostencompensatie voor
het gehele jaar vast. Veranderingen in de leef- of woonsituatie of inkomensveranderingen na 1 mei in een jaar hebben dus geen
effect op de ziektekostencompensatie voor dat jaar. Er vinden dus geen her- of verrekeningen plaats. In het jaar daarop heeft
de veranderde leef- of woonsituatie natuurlijk wel gevolgen voor de ziektekostencompensatie.
De betrokkene, die na 1 mei 65 jaar wordt, ontvangt in dat jaar zelf nog geen compensatie, maar ontvangt in het daaropvolgende
jaar de compensatie van twee jaar.
Artikel 7
De inlichtingen die onder andere voor de uitvoering van deze regeling van belang zijn, zijn onder andere inlichtingen over
de leef- en woonsituatie van de gehuwde betrokkene. De toekenning van de ziektekostencompensatie voor de gehuwde betrokkene
is namelijk afhankelijk van het feit of op de peildatum er nog steeds sprake is van het huwelijk of in het geval van samenwoning
van de gezamenlijke huishouding van voor 1 januari 2006. Hiervoor raadpleegt de Stichting Pensioenfonds ABP de gemeentelijke
basisadministratie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.