De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 12, dertiende lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 21, tweede lid, van het Besluit
bezoldiging politie;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Artikel 12 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) stelt het aantal te werken uren vast dat de ambtenaar op
jaarbasis op grond van zijn aanstelling dient te werken. In een korps is er op grond van artikel 12a van het Barp de ruimte
om werktijdenmodaliteiten af te spreken. Uitgangspunten voor de werktijdenmodaliteiten zijn dat zij in goed overleg tussen
het bevoegd gezag en de ambtenaar worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de ambtenaar, de
belangen van de dienst en de belangen van de andere medewerkers van een afdeling.
Deze uitgangspunten laten onverlet dat de ambtenaar in principe jaarlijks exact het aantal uren dient te werken dat hij op
grond van zijn aanstelling geacht wordt te werken. Het bevoegd gezag zal op basis van een goede planning moeten voorkomen
dat de ambtenaar aan het eind van het jaar teveel dan wel te weinig uren heeft gewerkt.
In een 24 uurs-organisatie zoals de politie, waarin op basis van diensten maar ook op basis van incidenten wordt gewerkt,
komt het voor dat aan het eind van een kalenderjaar de ambtenaar meer of minder uren heeft gewerkt dan het exacte aantal dat
hij op grond van zijn aanstelling moest werken. Er is lang gezocht naar een oplossing hoe met deze teveel of te weinig gewerkte
uren moet worden omgegaan.
Ter voorkoming van teveel en te weinig gewerkte uren wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om op grond van artikel 12,
dertiende lid, van het Barp nadere regels te stellen.
Hiermee komt het betreffende beleid dat is neergelegd in de eindejaarscirculaire (EA2004/85200) te vervallen.
Deze regels zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• De ambtenaar werkt in principe jaarlijks het aantal uren dat hij op grond van zijn aanstelling dient te werken;
• De werkgever is verantwoordelijk voor het inroosteren van het aantal te werken uren;
• Werkt de ambtenaar in een kalenderjaar tot maximaal negen uur teveel, dan worden deze uren uitbetaald in overeenstemming met
het salaris dat voor die ambtenaar van toepassing is;
• Werkt de ambtenaar in een kalenderjaar tot maximaal negen uur te weinig, dan dient hij deze uren in het volgende kalenderjaar
in te halen;
• Werkt de ambtenaar in een kalenderjaar meer uren ‘teveel’ dan de geaccepteerde marge van negen uur dan worden de uren, die
boven de marge van negen uur uitgaan, uitbetaald als ware sprake van overwerk;
• Werkt een ambtenaar in een kalenderjaar meer uren ‘te weinig’ dan de geaccepteerde marge van negen uur, dan behoeft hij de
uren die boven de marge van negen uur uitgaan niet in het volgende jaar in te halen (deze uren vervallen dus);
• Er wordt in de toepassing van deze afspraken geen onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de teveel of te weinig gewerkte
uren zijn veroorzaakt door de planning van de werkgever en de situatie waarin de teveel of te weinig gewerkte uren zijn veroorzaakt
op verzoek van de ambtenaar zelf. In beide situaties is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor het ontstaan van het overschot
of tekort aan gewerkte uren.
Over de bovengenoemde uitgangspunten is overeenstemming bereikt in het landelijk overleg met de Commissie voor Georganiseerd
Overleg in Politieambtenarenzaken (CGOP).
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel is onder andere het aantal te werken uren per jaar gedefinieerd.
Artikel 2
In het eerste lid is geregeld dat vakantie, verlof en buitengewoon verlof voor de toepassing van deze regeling worden beschouwd
als het verrichten van dienst. Het betreft hier verlofsoorten zoals bedoeld in artikel 13a van het Barp, de hoofdstukken IV,
V of VI van het Barp en artikel 27 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). Omdat deze verlofsoorten worden aangemerkt als
dienst tellen deze verlofuren mee in het aantal te werken uren op jaarbasis.
In het tweede lid is geregeld dat het verrichten van overwerk voor deze regeling niet wordt beschouwd als het verrichten van
dienst. Voor het verrichten van overwerk ontvangt de ambtenaar een vergoeding in tijd of geld. Wordt de vergoeding in tijd
genoten dan wordt dit verlof op grond van het eerste lid wel beschouwd als het verrichten van dienst.
Artikel 3
In dit artikel is geregeld dat de ambtenaar een vergoeding ontvangt voor de in een kalenderjaar teveel gewerkte uren.
Op grond van het eerste lid ontvangt de ambtenaar voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter grootte van het uursalaris.
Het tweede lid bepaalt dat indien meer dan negen uur teveel is gewerkt, voor deze uren de vergoeding op grond van het eerste
lid per uur wordt verhoogd met € 6,00. Deze uren worden hierdoor uitbetaald als ware sprake van overwerk.
Het derde lid bepaalt dat de vergoeding alleen wordt toegekend aan de ambtenaar die voor overwerk op grond van artikel 27
van het Bbp een vergoeding wordt toegekend. Dit is de ambtenaar die is ingedeeld in een salarisschaal waarvan het maximumsalaris
lager is dan het maximumsalaris van salarisschaal 13 van bijlage I van het Bbp. Valt een ambtenaar niet onder de in de vorige
zin bedoelde categorie, dan ontvangt hij geen vergoeding op grond van deze regeling.
Artikel 4
Heeft een ambtenaar te weinig uren gewerkt op jaarbasis, dan wordt het aantal uren dat de ambtenaar te weinig heeft gewerkt
met een maximum van negen uur toegevoegd aan het aantal te werken uren van het daaropvolgende kalenderjaar. Dit betekent dat
de uren die de ambtenaar meer dan negen uur te weinig heeft gewerkt komen te vervallen. De ambtenaar hoeft deze uren dus niet
meer te werken.
Artikel 5
Aan de regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2006. Tegen een terugwerkende kracht bestaat geen
bezwaar omdat deze regeling ten gunste van de ambtenaar afwijkt in vergelijking met het beleid dat de politiekorpsen voeren
zoals dat is neergelegd in de eindejaarscirculaire van 2004 (EA2004/85200).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.