Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 10 november 2009, nr. WBV 2009/25, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/Sri Lanka Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Sri Lanka

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Sri Lanka. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in dit hoofdstuk zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van 14 september 2009 over de situatie in Sri Lanka (zie de website van het Ministerie van BuZa).

Er is besloten tot een beleidswijziging ten aanzien van de groep van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Deze beleidswijziging is neergelegd in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 15 december 2008 (kenmerk DDS 5557922/08).

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Sri Lanka geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen

3.1 Tamils

Medio mei 2009 is een einde is gekomen aan de gevechtshandelingen tussen het regeringsleger en de LTTE. Hierdoor is de veiligheidssituatie in het noorden en oosten van het land relatief verbeterd. Mensenrechtenschendingen blijven zich echter onverminderd voordoen, waardoor het terugzenden van Tamils naar het noorden en het oosten van Sri Lanka niet opportuun wordt geacht. Tamils uit het noorden en oosten hebben evenwel een verblijfsalternatief elders in het land.

Tamils hebben te maken met intensieve controles bij een toenemend aantal controleposten. Bij de controle zijn Tamils, vooral afkomstig uit het noorden en oosten, extra kwetsbaar voor intimidatie, aanhouding, arrestatie en detentie vanwege hun veronderstelde betrokkenheid bij de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE). Dit geldt eens te meer voor Tamils die geen identiteitskaart bezitten. Hoewel een rijbewijs of paspoort ook geaccepteerd is als identiteitsbewijs bij checkpoints, kan niet uitgesloten worden dat de controlerende autoriteit geen genoegen neemt met iets anders dan de identiteitskaart, nu hier de etniciteit mee kan worden aangetoond.

Om een nieuwe identiteitskaart aan te vragen, moet men naar de geboorteplaats. Indien deze plaats zich bevindt in een conflictgebied, is dit vaak niet mogelijk. Indien de vreemdeling geen identiteitskaart (meer) heeft en het ook niet mogelijk is om er een te verkrijgen, is het aan de vreemdeling om dit aannemelijk te maken. Daarvoor is het nodig dat hij duidelijk aangeeft waar zijn geboorteplaats ligt en hoe hij zich voorheen zonder identiteitskaart kon verplaatsen in zijn land. Voor de gevallen waarin er inderdaad geen optie is om een identiteitskaart te verkrijgen, zal per individueel geval bezien moeten worden of de vreemdeling bij terugkeer een zodanig risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Van de vreemdeling, die in het verleden reeds in de negatieve belangstelling van de autoriteiten heeft gestaan, zal eerder het risico op een dergelijke behandeling worden aangenomen. Wanneer de vreemdeling zijn identiteitskaart heeft afgegeven, bijvoorbeeld aan zijn familie, is het aan hem om aannemelijk te maken dat het onmogelijk is om de kaart terug te krijgen, terwijl hij hiertoe wel pogingen heeft ondernomen.

Het enkele feit dat iemand Tamil is, leidt niet tot verlening van een verblijfsvergunning asiel. Er is in Sri Lanka geen sprake van vervolging van Tamils als zodanig. Tamils hebben in het algemeen niet te vrezen voor vervolging of voor negatieve bejegening door derden. De vreemdeling zal derhalve op individuele gronden aannemelijk moeten maken dat er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging dan wel onmenselijke behandeling, waartegen geen bescherming kan worden geboden.

3.2 Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE)

Leden van de LTTE, of zij die daarvan verdacht worden, kunnen strafrechtelijk vervolgd worden door de autoriteiten. Deze strafrechtelijke vervolging leidt in het algemeen niet tot de conclusie dat een asielzoeker verdragsvluchteling is. Wel moet steeds onderzocht worden of er sprake is van onevenredige of discriminatoire bestraffing die verband houdt met de gronden van het Vluchtelingenverdrag (zie C2/2.5).

Na de beëindiging van de gevechtshandelingen medio mei 2009 heeft het regeringsleger de zoektocht naar overgebleven LTTE strijders en -cellen onverminderd voortgezet. Arrestaties, detenties, ontvoeringen, verdwijningen en moorden als gevolg van veronderstelde LTTE betrokkenheid blijven zich voordoen. Naast het leger en de politie maken ook paramilitaire groeperingen zich hieraan schuldig. De paramilitaire groeperingen handelen zowel zelfstandig als in gezamenlijke acties met de veiligheidstroepen van de regering.

De LTTE maakte zich schuldig aan het gedwongen rekruteren van kindsoldaten en volwassenen. Ook werd de burgerbevolking in LTTE gebied gedwongen om werkzaamheden te verrichten voor de LTTE. Dit betekent dat veel personen, met name Tamils, ongewild met de LTTE geassocieerd (kunnen) worden. Daardoor kunnen zij extra kwetsbaar zijn voor intimidatie, aanhouding, arrestatie en detentie.

Een Tamil die aannemelijk maakt dat hij door de Sri Lankaanse autoriteiten en/of een paramilitaire groepering wordt verdacht van banden met de LTTE, kan in aanmerking komen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw, behoudens de gebruikelijke contra-indicaties, waaronder de toepasselijkheid van artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

3.3 Journalisten en mensenrechtenactivisten

De vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid worden ernstig beperkt door de regering. Personen die zich kritisch hebben uitgelaten over de veiligheidstroepen van de regering, of die de politiek en mensenrechtenschendingen aan de kaak stellen, riskeren intimidatie, bedreiging, mishandeling, ontvoering en de dood. Indien zij aannemelijk hebben gemaakt op grond daarvan een gegronde vrees voor vervolging te hebben, kunnen zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.4 Moslims

Moslims kunnen in Sri Lanka vrijelijk hun geloof belijden. Wel is er sprake van een groeiende spanning tussen de moslimbevolking en de Tamilbevolking als gevolg van de aanhoudende intimidaties door de Tamil Makkal Viduthalai Pulikal (TMVP). Moslims zijn in toenemende mate slachtoffer van verdwijningen, afpersingen en arrestaties.

Moslims die aannemelijk maken dat zij het slachtoffer zijn van geweld of van discriminatie (zie C2/2.5), waartegen de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.5 Christenen

Christenen kunnen in het algemeen hun godsdienst vrijelijk belijden in Sri Lanka. Het komt voor dat bekeerders en bekeerlingen het slachtoffer worden van geweld en intimidatie door boeddhistische extremisten.

Christenen die aannemelijk maken dat zij het slachtoffer zijn van geweld of van discriminatie (zie C2/2.5), terwijl de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.6 Vrouwen

Het algemene beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3 is van toepassing.

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat seksueel geweld tegen vrouwen zich onverminderd voortdoet. Verkrachting en ontvoering van vrouwen door het leger en de politie komen geregeld voor. Met name alleenstaande vrouwen of vrouwen van wie de echtgenoot is gedetineerd of verdwenen lopen een groot risico slachtoffer van seksueel geweld te worden. De daders worden nauwelijks bestraft. Het Bureau for the Protection of Women and Children van de politie is in de praktijk niet voldoende effectief in het geval een vrouw aangifte wil doen. De politie en rechterlijke macht blijken bovendien bevooroordeeld en veroordelend bij klachten met betrekking tot seksueel geweld. Vrouwen zoeken daarom primair bescherming bij de familie om zich aan het geweld te onttrekken maar opvang door familie biedt in veel gevallen onvoldoende bescherming.

Vrouwen en meisjes die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging in Sri Lanka, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.

3.7 Dienstplichtigen en deserteurs

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.

In Sri Lanka bestaat geen dienstplicht. Het Sri Lankaanse leger is een vrijwilligersleger. Wel moeten degenen die zich als militairen aanmelden op grond van de wet het leger tweeëntwintig jaar dienen. Wegens gebrek aan vrijwilligers voor het leger wordt desertie echter gering bestraft. Het enkele feit dat een vreemdeling is gedeserteerd en hiervoor bestraffing te duchten heeft, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

Ten aanzien van Sri Lanka heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.

3.8 Homoseksuelen

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.10.2 is van toepassing.

Seksuele activiteiten tussen personen van hetzelfde geslacht zijn in Sri Lanka verboden. Er staat een maximum gevangenisstraf op van tien jaar. Er zijn echter geen gevallen bekend waarin homoseksualiteit heeft geleid tot strafvervolging. Vanwege de strafbaarstelling bevinden homoseksuelen zich desondanks in een kwetsbare positie. Bij mishandeling of discriminatie is men bang aangifte te doen bij de politie.

Indien de vreemdeling zich erop beroept dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag vanwege zijn homoseksualiteit, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet verlangd dat hij zich tot de autoriteiten heeft gewend voor bescherming.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Sri Lanka geen bijzonderheden.

5 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Sri Lanka komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).

De veiligheidssituatie in het noorden en oosten van Sri Lanka is ondanks de beëindiging van de gewapende strijd nog niet genormaliseerd. Het noorden en oosten van Sri Lanka is nog steeds categoriaal beschermingswaardig, zodat terugzending van asielzoekers naar deze delen van het land niet opportuun is. Sri Lankanen hebben echter een verblijfsalternatief elders in het land.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.3 is van toepassing.

6.2 Veilig land van herkomst

Sri Lanka wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Sri Lanka wordt niet beschouwd als veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.

6.5 Uitzonderlijke situatie

Vanaf medio mei 2009 is de gewapende strijd tussen het regeringsleger en de LTTE beëindigd. Uit het ambtsbericht van 14 september 2009 is op te maken dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie op grond waarvan wordt aangenomen dat personen bij terugkeer louter door hun aanwezigheid te vrezen hebben voor schending van artikel 3 EVRM.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Ten aanzien van Amv’s uit Sri Lanka kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Sri Lanka geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

ARTIKEL II

Dit besluit is voorzien van een toelichting en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 10 november 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in oktober 2008 een algemeen ambtsbericht over Sri Lanka uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van april 2007 tot en met september 2008. Het ambtsbericht heeft aanleiding gegeven tot de volgende wijziging van het beleid.

Ten opzichte van de groep van alleenstaande minderjarige vreemdelingen dient de presumptie van adequate opvang in Sri Lanka te worden losgelaten. Redengevend hiervoor is dat in het ambtsbericht expliciet is opgenomen dat de kwaliteit van de zorg in de opvangtehuizen over het algemeen niet goed te noemen is. Daarom dient per individueel geval te worden beoordeeld of er sprake is van adequate opvang voor de alleenstaande minderjarige vreemdeling in Sri Lanka. Deze beleidswijziging is in dit WBV neergelegd. De Tweede Kamer is bij brief van 15 december 2008 (kenmerk DDS 5557922/08) reeds geïnformeerd over het voornemen om het beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen te wijzigen.

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in september 2009 wederom een algemeen ambtsbericht over Sri Lanka uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van oktober 2008 tot en met augustus 2009. Dit ambtsbericht heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het beleid. In dit wijzigingsbesluit zijn wel enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen. Hierbij is aandacht gegeven aan de nieuwe situatie, die is ontstaan sinds de gewapende strijd tussen het regeringsleger en de LTTE is beëindigd.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven