Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 november 2009, nr. WJZ/9201432, houdende wijziging van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie in verband met Experimenteerregeling Wind op zee

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies,

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van Hoofdstuk 11 tot Hoofdstuk 12 en artikel 11.1 en 11.2 tot artikel 12.1 en 12.2, wordt na artikel 10.10 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 11. EXPERIMENTEERREGELING WIND OP ZEE

Artikel 11.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

demonstratie van nieuwe technieken:

op bescherming van het milieu gerichte activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, waarbij de activiteiten bestaan uit het bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van:

  • 1°. voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken;

  • 2°. een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken;

wind-op-zeeproject:

project voor industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of demonstratie van nieuwe technieken op het gebied van ondersteuningsconstructies of op het gebied elektriciteitsopwekking op zee door middel van windturbines met een vermogen van ten minste 4 MW, of een combinatie van beiden.

Artikel 11.2

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan degene die in Nederland een wind-op-zeeproject uitvoert dat:

  • geschikt is voor gebruik in windparken op zee, en

  • bijdraagt aan kostenreductie van windenergie op zee.

Artikel 11.3
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 4.500.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor demonstratie van nieuwe technieken bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. Het percentage wordt verhoogd met 10 procentpunten voor iedere aanvrager die een middelgrote onderneming in stand houdt en met 20 procentpunten voor iedere aanvrager die een kleine onderneming in stand houdt voor zover de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door die ondernemer.

  • 3. Voor de berekening van de subsidiabele kosten met betrekking tot demonstratie van nieuwe technieken is artikel 1.6 van toepassing. In afwijking van artikel 1.6, zevende lid, maken de aan derden verschuldigde kosten, bedoeld in artikel 1.6, derde lid, onderdeel h, ten hoogste 70 procent uit van de som van de per kostensoort berekende investeringskosten van het project verminderd met de referentiekosten.

Artikel 11.4

De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 11.5
  • 1. De Adviescommissie lange termijn energieonderzoek en nieuw energieonderzoek, bedoeld in artikel 5 van het Besluit EOS: lange termijn, heeft tevens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 23, onderdeel e, g en h van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 11.6.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, is vier jaar.

Artikel 11.6
  • 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, zodanig dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate het meer bijdraagt aan de criteria omtrent:

    • a. technologische innovatie;

    • b. duurzaamheid;

    • c. technologische samenwerking;

    • d. economisch perspectief.

  • 2. Als criteria voor technologische innovatie, duurzaamheid, technologische samenwerking en economisch perspectief als bedoeld in het eerste lid worden respectievelijk vastgesteld:

    • a. de mate waarin wordt bijgedragen aan technologische vernieuwing of aan wezenlijk nieuwe toepassingen van bestaande technologieën, met name gericht op offshore windturbine ontwikkelingen en daarbij behorende ondersteuningsconstructies;

    • b. de mate waarin wordt bijgedragen aan verduurzaming van de energiehuishouding, met name in Nederland, in vermeden PJ’s of vermeden CO2-emissies in 2020 en in 2025;

    • c. de mate van doelmatigheid en doeltreffendheid van een eventueel samenwerkingsverband en de expertise van de partijen die het project uitvoeren, waaronder mede verstaan de leveranciers;

    • d. de mate waarin de projectresultaten bijdragen aan de kostprijsdaling van windenergie op zee en economische meerwaarde creëren in Nederland.

  • 3. Voor de rangschikking wegen de criteria genoemd in het eerste lid even zwaar.

Artikel 11.7

De subsidie-ontvanger voltooit de activiteiten uiterlijk vier jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 11.8

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

  • a. een subsidie is opgenomen in bijlage 11.1;

  • b. een subsidievaststelling is opgenomen in bijlage 11.2.

B

1. Als bijlage 11.1, bedoeld in artikel 11.8, eerste lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. Als bijlage 11.2, bedoeld in artikel 11.8, tweede lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage 2.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1a, tweede lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt na punt 1.4 ingevoegd:

1.5

Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Experimenteerregeling Wind op Zee)

11.2

 

Datum van inwerkingtreding van artikel 11.2 van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie t/m 28-01-2010

9.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 november 2009

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 11.1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 11.8, ONDERDEEL A, VAN DE TIJDELIJKE ENERGIEREGELING MARKT EN INNOVATIE

stcrt-2009-17544-001.pngstcrt-2009-17544-002.pngstcrt-2009-17544-003.png

BIJLAGE A BIJ AANVRAAGFORMULIER EXPERIMENTEERREGELING WIND OP ZEE (EWOZ)

stcrt-2009-17544-004.pngstcrt-2009-17544-005.pngstcrt-2009-17544-006.pngstcrt-2009-17544-007.pngstcrt-2009-17544-008.pngstcrt-2009-17544-009.pngstcrt-2009-17544-010.pngstcrt-2009-17544-011.pngstcrt-2009-17544-012.pngstcrt-2009-17544-013.pngstcrt-2009-17544-014.pngstcrt-2009-17544-015.pngstcrt-2009-17544-016.pngstcrt-2009-17544-017.pngstcrt-2009-17544-018.pngstcrt-2009-17544-019.pngstcrt-2009-17544-020.png

BIJLAGE 11.2 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 11.8, ONDERDEEL B, VAN DE TIJDELIJKE ENERGIEREGELING MARKT EN INNOVATIE

stcrt-2009-17544-021.pngstcrt-2009-17544-022.pngstcrt-2009-17544-023.pngstcrt-2009-17544-024.pngstcrt-2009-17544-025.pngstcrt-2009-17544-026.pngstcrt-2009-17544-027.pngstcrt-2009-17544-028.pngstcrt-2009-17544-029.png

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met deze wijziging van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (hierna: TERM) wordt het programma Experimenteerregeling Wind op Zee geïntroduceerd. Het programma wordt uitgewerkt in hoofdstuk 11 van de TERM.

Wind op zee is een onderdeel van Schoon en Zuinig en valt onder het Energietransitiethema Duurzame Elektriciteitsvoorziening. Doelstelling daarbij is om de toename om het aandeel van hernieuwbare energie naar 20% van het totale energieverbruik in 2020 te realiseren, waarvan 6000 MW wind op zee.

De innovatiedoelstelling van het opwekken van energie uit Wind op zee is drieledig:

  • het bereiken van de Duurzame Energie doelstellingen voor 2020 (6000 MW Wind op zee);

  • het financieel haalbaar maken van Wind op zee in 2020;

  • het versterken van de positie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de relevante Europese economische structuur.

In het kader van de Innovatieagenda Energie zijn onder het thema Duurzame elektriciteitsvoorziening verschillende plannen gemaakt die vorm geven aan innovatie op dit terrein. Eén van deze plannen is het voorstel voor innovatie op het terrein van Wind op zee.

Onderdeel daarvan is het openen van een tenderregeling waar bedrijven op kunnen inschrijven voor het onderzoek, de ontwikkelingen en/of demonstratie van nieuwe technieken op het terrein van turbines en ondersteuningsconstructies. Innovatie op dit terrein moet wind op zee rendabel maken.

2. Doelstelling

Het type projecten dat de regeling wil ondersteunen zijn combinaties van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en demonstratie enerzijds en projecten met industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling, of demonstraties anderzijds.

Turbines en ondersteuningsconstructies hebben het grootste ontwikkelingspotentieel. Bij windparken op zee maken turbines ca. 40–50% deel uit van de kostprijs en fundaties ca. 25–30%.

De projecten kunnen in de marktsector offshore windenergie plaatsvinden. De projecten kunnen betrekking hebben op:

  • turbinetechnologie (nieuwe concepten: ontwerp en certificatie, beheer, mechanisch/electrisch, rotorbladen), of

  • ondersteuningstechnieken (ontwerp en certificatie, technische en logistieke optimalisatie, integratie van de fundaties in het park).

De doelgroep van de tender bestaat voornamelijk uit bedrijven die vernieuwende activiteiten in de toepassing van offshore windenergie willen realiseren. Daarbij is het herhalingspotentieel en daarmee de kwaliteit van het projectplan en businessplan belangrijk. De rangschikkingcriteria zijn dan ook technologische innovatie, duurzaamheid, kwaliteit van de samenwerking en economisch perspectief.

Subsidie-aanvragen kunnen worden ingediend in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van een rangschikking door de minister.

3. Uitvoering

De uitvoering van het geïntroduceerde hoofdstuk in de TERM is, evenals de reeds bestaande hoofdstukken, in handen van SenterNovem, het agentschap voor duurzaamheid en innovatie van het Ministerie van Economische Zaken.

4. Administratieve lasten

De formulieren bij deze regeling zijn zo eenvoudig mogelijk van opzet. Bij het ontwerp is aangesloten bij bekende regelingen als de EOS: KTO en de EOS: demonstratie, zodat de formulieren voor de aanvragers herkenbaar zijn. In totaal komt de berekening van de administratieve lasten uit op € 84.720. Dat is bij een subsidieplafond van € 9 miljoen 0,94%. Dit percentage is laag, omdat relatief weinig aanvragen worden verwacht en de kosten per project in verhouding tot het maximale subsidiebedrag erg laag kunnen zijn. Bovendien zijn de formulieren gebruiksvriendelijker gemaakt t.o.v. eerdere vergelijkbare formulieren. Bij het opstellen van de regeling is er niet voor gekozen om twee regelingen te maken (één voor onderzoek en ontwikkeling en één voor demonstratie). Dit zou tot onnodig administratieve lasten hebben kunnen leiden. Verwacht wordt dat er zes aanvragen zullen binnenkomen voor subsidie op grond van deze regeling. Er zullen ongeveer drie projecten gehonoreerd kunnen worden.

Bij de berekening van de administratieve lasten is uitgegaan van maximaal één bezwaarprocedure. Dit hangt samen met het feit dat door begeleiding van SenterNovem en door goede communicatie over de aard van de regeling, de aanvragers vooraf weten wat van hen gevraagd wordt. Het aantal aanvragen voor deze subsidie zal beperkt blijven, waardoor ook het aantal bezwaarprocedures beperkt blijft. Bij het aanvraagformulier wordt om een samenwerkingsovereenkomst verzocht, indien er sprake is van een samenwerkingsverband. Overwogen is om hier gebruik te maken van een eigen verklaring. Hier is van af gezien vanwege de omvang van de subsidie en het feit dat samenwerking één van de rangschikkingcriteria is.

De regeling sluit aan bij het Kaderbesluit EZ-subsidies. Het Kaderbesluit EZ-subsidies sluit op zijn beurt weer aan bij het Rijkssubsidiekader.

5. Staatssteun en technische notificatie

De regeling is in overeenstemming met de Communautaire normen van de Europese Commissie inzake het steunkader voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (C323/2006) en het milieusteunkader (C82/2008). Alle steun die in deze regeling wordt voorgesteld valt onder de Algemene groepsvrijstellingsverordening (800/2008, L214). Het onderdeel demonstratieprojecten valt onder het bereik van de goedkeuring door de Commissie voor het Besluit EOS: Demo en transitie-experimenten (nummer N222/2004, gewijzigd onder nummer N246/2005 en N861/2006). De goedkeuring voor demonstratieprojecten loopt tot en met 2014 tot een maximum van € 160.000.000. Om deze reden hoeft deze regeling niet vooraf te worden gemeld bij de Europese commissie.

Deze regeling is op 3 november 2009 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2009/0594/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/ EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

De Commissie heeft bevestigd dat het hier gaat om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje van richtlijn nr. 98/34/EG. Hiervoor geldt op grond van artikel 10, vierde lid, van richtlijn nr. 98/34/EG geen standstill-termijn.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 11.2

In dit artikel wordt het doel van de subsidie aangegeven. Uit artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies vloeit voort dat alleen in Nederland gevestigde partijen in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 11.3

In de bijlage bij artikel 1.3 van de TERM staan de subsidiepercentages voor industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en demonstratie van nieuwe technieken. Voor de berekening van de subsidiabele kosten met betrekking tot industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling zijn de artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies van toepassing. In artikel 11.3 wordt voor demonstratie van nieuwe technieken een hiervan afwijkende manier van het berekenen van de subsidiabele kosten (namelijk de in artikel 1.6 voorgeschreven manier) en subsidiepercentage genoemd. Voor alle wind-op-zeeprojecten geldt het maximum van € 4.500.000 per aanvraag.

Artikel 11.6

De aanvragen die na toepassing van de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies niet zijn afgewezen worden gerangschikt aan de hand van de criteria in het eerste lid van artikel 11.6. In het tweede lid van artikel 11.6 worden de criteria in het eerste lid nader uitgewerkt.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven