Besluit van 29 oktober 2009, no. 09.003047 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Westland van 16 december 2008, nr. 230, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 augustus 2009, nr. BJZ 2009051442,

Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gelezen de brieven van het college van burgemeester en wethouders van Westland van 23 december 2008 en van 15 mei 2009.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 2009, no. W08.09.0332/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 oktober 2009, nr. BJZ 2009058587, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Westland van 16 december 2008, nr. 230, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C, nos. 2483, 1825, 2482, 1902, 1963, 2394, 1964, 2120, 2020 (ged.), 1612, 2479, 1933, 735, 2495 (ged.), 1653, 2432, 2859 (ged.), 2728 (ged.), 2758, 1819, 1818, 2874 (ged.), 2025 (ged.), 2741, 2641 (ged.), 2640, 2615 (ged.), 2788 (ged.) en 2821 (ged.), onderscheidenlijk de grondplannummers 1 tot en met 29.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Westland op 24 juni 2008 vastgestelde, en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 13 januari 2009 goedgekeurde bestemmingsplan ‘TPW Mars’, verder te noemen: het bestemmingsplan. Tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Omdat het bestemmingsplan ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, heeft de raad aan zijn besluit de voorwaarden verbonden dat:

  • a) geen dagvaardingen als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zullen worden uitgebracht alvorens onherroepelijk is beslist omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan ‘TPW Mars’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken;

  • b) indien en voor zover aan het bestemmingsplan ‘TPW Mars’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken in hoogste instantie goedkeuring mocht worden onthouden het daarop betrekking hebbende gedeelte van het onteigeningsbesluit vervalt.

Noodzaak en urgentie

Blijkens het bestemmingsplan rusten op de in de onteigening begrepen gronden de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden (B)’, ‘Verkeersdoeleinden (V)’, ‘Groenvoorzieningen (G)’, ‘Brandstoffenverkooppunt (BVP)’ en ‘Water (WA)’.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een van de in de gemeente Westland geplande zogenaamde tradeparks voor de glastuinbouwsector. Deze worden gerealiseerd door de ‘Coöperatieve Bloemenveiling Flora Holland U.A.’ te Honselersdijk (verder te noemen: Flora Holland). In deze tradeparks worden de agro-industriële functies in de sierteeltsector geclusterd. Produktie, verkoop, marketing, toeleveringsindustriën en logistieke functies vinden hier binnen één complex onderdak, gezamenlijk met innovatieve dienstverlening ten behoeve van de sector. Deze clustering is een bewezen concept voor het behoud en de verdere economische uitbouw van de sierteelt in het Westland.

Voor de verwerking van sierteeltproducten zijn volledig geautomatiseerde productstraten ontworpen. Voor een optimaal functioneren van het complex moeten alle kavels grenzen aan de ontsluitingsweg en een productstraat.

Van de 26 ha bruto plangebied zal aan bedrijfsoppervlakte 17 ha worden uitgegeven voor grootschalige bedrijven van ongeveer 1 ha.

Daarnaast voorziet het bestemmingsplan in de reconstructie van een rotonde in de zuidoosthoek van het plangebied, inclusief de bouw van een benzinestation. Het complex wordt ingebed in groenstroken en watergangen. De bestaande woningen aan het aangrenzende gedeelte van de Lange Broekweg (N.zijde) worden ingepast, met uitzondering van de woningen met de huisnummers 39 en 41.

In de door de gemeente Westland voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaarten en toelichting.

Uit het raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Met de uitvoering van de werken wenst de gemeente zo spoedig mogelijk een aanvang te maken.

Bedenkingen

Het raadsbesluit van 16 december 2008, nr. 230, tot onteigening, heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 5 januari 2009 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen binnen de gemeente Westland. De algemene kennisgeving van het raadsbesluit tot onteigening heeft op 25 december 2008 plaatsgevonden in ‘Het Hele Westland’ en in de Staatscourant van 24 december 2008, nr. 250. Belanghebbenden zijn over de terinzagelegging van het raadsbesluit ingelicht bij brief van 18 december 2008. Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

  • 1) mr. M.R. Plug, namens P.F.M. Enthoven en M.C.P. Hakvoort te Naaldwijk, verder te noemen: de reclamanten onder 1);

  • 2) mr. M.R. Plug, namens H.J.M. Zuidgeest en J.E.M. van der Sande te Naaldwijk, verder te noemen: de reclamanten onder 2).

Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de reclamant in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. De reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen

Van de reclamanten onder 1) is P.F.M. Enthoven eigenaar van het gedeeltelijk mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C, no. 2641 (grondplannummer 25).

De reclamanten onder 1) voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats aan, dat de onteigening niet voldoet aan het belang van de ruimtelijke ontwikkeling of het publiek belang, de volkshuisvesting en dat noodzaak en urgentie ontbreken. De onteigening dient niet het publieke belang, maar slechts één particulier belang, dat van de ontwikkelende partij Flora Holland. Wat is het ruimtelijk belang als er geen unaniem draagvlak is binnen de gemeenschap voor de uitvoering van het bestemmingsplan? Daarbij komt twijfel aan de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan, mede gezien de de stijgende rente en kosten van grond en grondstoffen.

In de tweede plaats betwijfelen de reclamanten onder 1) of de onteigening wel nodig is. Het is de vraag of de uitgifte van kavels wel zo snel zal gaan. Daarom is hun grond niet direct nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan. De beperkte omvang van het te onteigenen perceelsgedeelte brengt de uitvoering van het plan niet in gevaar. De belangen van de gemeente en van Flora Holland wegen niet op tegen het belang dat reclamanten hebben bij het behoud van hun grond. Ter gelegenheid van het horen in het kader van het ingestelde onderzoek hebben de reclamanten onder 1) nog aangegeven dat als de bestemmingsgrenzen op het te onteigenen deel van hun perceel iets worden verschoven naar de kant van het bedrijventerrein, onteigening ook niet meer nodig zal zijn.

Tot slot zijn de reclamanten van mening dat er onvoldoende voorafgaand minnelijk overleg is geweest.

Wat de bedenkingen van de reclamanten onder 1) betreft die zien op nut, noodzaak en urgentie van de onteigening overwegen Wij het volgende.

Het bedrijventerrein Mars is planologisch vastgelegd in het in procedure zijnde bestemmingsplan. Daarmee is het publiek belang van de onteigening ter uitvoering van dat plan gegeven. Dat Flora Holland het park Mars zal exploiteren maakt dit niet anders. In de meeste gevallen zal, zoals Wij eerder overwogen in Ons besluit van 1 juli 2009, no. 09.001759 (Winterswijk), de gemeente de via onteigening verkregen gronden immers weer van de hand doen aan een of meer marktpartijen die de voorgenomen werken en werkzaamheden vervolgens daadwerkelijk zullen kunnen gaan uitvoeren. Een project als het onderhavige is van groot belang voor het behoud en de versterking van de sociaal-economische structuur van de gemeente en dient dan ook niet uitsluitend één particulier belang. Het bestemmingsplan is overeenkomstig de daarvoor geldende procedures vastgesteld door de raad. Dit houdt dan ook in, dat het bestemmingsplan geacht wordt de planologische wil van de gemeente Westland en haar inwoners weer te geven. De vraag of het bestemmingsplan op financieel verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd, staat in deze goedkeuringsprocedure niet aan Ons ter beoordeling, maar kan uitsluitend worden beantwoord in de lopende bestemmingsplanprocedure op voet van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO-oud).

Met betrekking tot de twijfel die de reclamanten onder 1) hebben aan het tempo waarin het park Mars zal worden uitgegeven en de door hen daaruit getrokken conclusies met betrekking tot de noodzaak van de onteigening verwijzen Wij naar hetgeen Wij hiervoor reeds hebben overwogen. Binnen afzienbare termijn zal hun perceelsgedeelte nodig zijn om het bestemmingsplan te kunnen uitvoeren. Voor zover de reclamanten onder 1) alternatieven aanvoeren, komen deze neer op een wijziging van het bestemmingsplan. In het kader van deze goedkeuringsprocedure kan het bestemmingsplan als zodanig echter niet ter beoordeling staan. Alternatieve planologische oplossingen kunnen uitsluitend in het kader van een procedure op voet van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) naar voren worden gebracht.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamanten onder 1) die zien op het ontbreken van een voldoende minnelijk overleg, overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerp-onteigeningsbesluit is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.

In het bijzonder overwegen Wij dat uit de aan Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat vanaf 2007 gesprekken zijn gevoerd om tot minnelijke overeenstemming te geraken. Daarbij is op verzoek van de reclamanten de voorgenomen omvang van de onteigening al verkleind. Vervolgens zijn er op 6 mei 2008 en 16 juni 2008, voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening, door de gemeente schriftelijke biedingen uitgebracht.

Nu het ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was dat een minnelijke oplossing vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort, heeft de Raad naar Ons oordeel in redelijkheid tot onteigening kunnen besluiten.

Alles overziende zijn Wij van oordeel dat de bedenkingen van de reclamanten onder 1) Ons geen aanleiding geven om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Van de reclamanten onder 2) is H.J.M. Zuidgeest eigenaar van de mede in de onteigening begrepen percelen, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C, nos. 1819 en 1818 (grondplannummers 20 en 21). Op deze percelen drijft hij een glastuinbouwbedrijf (1819) en staat zijn bedrijfswoning Lange Broekweg 41 (1818).

De reclamanten onder 2) voeren in hun bedenkingen in de eerste plaats aan, dat de onteigening geen algemeen en publiek belang dient omdat Flora Holland een particuliere instelling is. De reclamanten hebben tegen het bestemmingsplan bezwaar gemaakt en verwachten dat dit niet ongewijzigd in stand kan blijven. Zij twijfelen daarnaast aan de financiële haalbaarheid van de plannen en vragen zich af of de sierteelt nog wel zal groeien. Op de bestaande parken Jupiter en Venus zijn nog voldoende uitbreidingsmogelijkheden.

In de tweede plaats wijzen de reclamanten onder 2) er op dat de zakelijke beschrijving te kort is, zodat het onteigeningsbesluit niet rust op een deugdelijke motivering en niet is voldaan aan artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tenslotte betwisten de reclamanten onder 2) de noodzaak van de onteigening. Er zijn geen serieuze pogingen gedaan om tot minnelijke overeenstemming te komen. Daarnaast doen de reclamanten een beroep op zelfrealisatie met betrekking tot het benzinestation en de groenvoorzieningen.

Ten aanzien van de bedenkingen van de reclamanten onder 2) die zien op het ontbreken van een algemeen en publiek belang en op de financiële haalbaarheid van het project, verwijzen Wij naar hetgeen Wij hierover hebben overwogen bij de beoordeling van de overeenkomstige bedenkingen van de reclamanten onder 1).

Dat het bestemmingsplan wellicht niet ongewijzigd de bestemmingsplanprocedure op voet van de WRO zal doorlopen is geen beletsel om tot onteigening te kunnen overgaan. Wel heeft de raad ter bescherming van de planologische belangen van onder meer de reclamanten onder 2), aan zijn besluit tot onteigening de gebruikelijke opschortende en ontbindende voorwaarden verbonden. Dagvaarding kan dan ook uitsluitend plaatsvinden op basis van een onherroepelijk goedgekeurde bestemming.

Voor zover de reclamanten onder 2) menen dat de zakelijke beschrijving onvoldoende informatie bevat overwegen Wij dat Ons uit de overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de 6 pagina’s omvattende zakelijke beschrijving een voldoende omschrijving inhoudt van het werk waarvoor wordt onteigend, inclusief verwijzingen naar de daaraan ten grondslag liggende plannen, waaronder het bestemmingsplan.

Voor zover de bedenkingen van de reclamanten onder 2) zien op het ontbreken van de noodzaak aan de onteigening wegens onvoldoende minnelijk overleg en het beroep op zelfrealisatie, overwegen Wij als volgt.

Allereerst verwijzen Wij naar hetgeen Wij bij de beoordeling van de bedenkingen van de reclamanten onder1) in het algemeen hebben overwogen over het minnelijk overleg dat vooraf dient gaan aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure. In het bijzonder overwegen Wij dat uit de aan Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat vanaf medio 2006 met de reclamanten is onderhandeld. Op 23 augustus 2006 en 10 juni 2008 zijn door de gemeente schriftelijke biedingen gedaan.

De reclamanten onder 2) wensen te komen tot zelfrealisatie voor wat betreft het benzinestation (‘Brandstoffenverkooppunt’-bvp) en de bestemming ‘Groenvoorzieningen’. De laatste bestemming is naar het oordeel van de reclamanten ook al gerealiseerd, namelijk in de vorm van een deel van hun huidige tuin aan de Lange Broekweg 41.

Met betrekking tot de mogelijkheid van zelfrealisatie overwegen Wij in het algemeen het volgende.

De gemeente moet bij een voorgenomen onteigening aantonen dat het doel waarvoor onteigend wordt niet op een andere manier te bereiken is. Van belang hierbij is dat wanneer een grondeigenaar aangeeft zelf bereid en in staat te zijn om de op zijn grond rustende bestemming te realiseren, onteigening in beginsel niet noodzakelijk is. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de gemeente een andere vorm van planuitvoering wenst dan de grondeigenaar. Onteigening is dan pas gerechtvaardigd indien de gemeente aantoont dat in het publieke belang dringend behoefte bestaat aan de door haar gewenste vorm van planuitvoering. Welke vorm van planuitvoering in het publieke belang is staat in eerste instantie ter beoordeling van het gemeentebestuur. Of de grondeigenaar zelf tot planuitvoering in staat is, hangt mede af van de door de gemeente gekozen vorm van planuitvoering.

In het bijzonder overwegen Wij dat de reclamanten onder 2) geen concrete plannen hebben overgelegd aan de gemeente. Daarnaast overwegen Wij dat de bestemmingen ‘Brandstoffenverkooppunt’ en ‘Groenvoorzieningen’ slechts gedeeltelijk zijn belegd op de percelen van de reclamanten. Om die reden kunnen de reclamanten het benzinestation niet zelfstandig realiseren. Zij beschikken niet over voldoende aaneengesloten gronden. Ditzelfde geldt voor de bestemming ‘Groenvoorzieningen’, nog daargelaten dat de door de gemeente voorgestane wijze van uitvoering daarvan niet strookt met het karakter van een tuin en dat de aanleg en beheer van infrastructuur zich, overeenkomstig Ons bestendig beleid, in beginsel niet leent voor zelfrealisatie.

Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat de reclamanten onder 2) zich in wezen niet kunnen verenigen met het feit dat hun woning is wegbestemd. Dit is ook de kern van hun in de bestemmingsplanprocedure naar voren gebrachte bezwaren. Zij wonen al vele jaren ter plaatse naar hun zin en zien met lede ogen het verdwijnen van hun woning en tuin aan. De wens tot inpassing van de woning wordt mede ingegeven, zo is Ons gebleken, door het gegeven dat de Lange Broekweg aanvankelijk als te reconstrueren doorgaande weg zou worden gehandhaafd. Nu dit niet langer het geval is en de Lange Broekweg alleen nog maar voor fietsers en voetgangers zal worden opengesteld, menen de reclamanten onder 2) dat inpassing van hun woning gemakkelijker is geworden. Hierover merken Wij op dat laatsbedoelde ontwikkeling plaatsvindt buiten het gebied van het onderhavige bestemmingsplan. Uitsluitend dit laatstbedoelde plan is bepalend voor de bestemmingsregeling op de betrokken percelen. Uit de Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de gemeente en de provincie Zuid-Holland uitvoerige onderzoeken hebben gedaan naar de mogelijkheid van inpassing van de woning Lange Broekweg 41. Bezien vanuit de aspecten geluidhinder, verkeersafwikkeling, waterberging en de stedebouwkundige kwaliteitseisen bleek inpassing van de woning niet mogelijk te zijn. Hoewel het bestemmingsplan naar Ons oordeel een deugdelijke grondslag biedt voor de onteigening, heeft de gemeente naar aanleiding van het ingestelde onderzoek nogmaals twee inpassingsvarianten onderzocht. Met name vanuit het oogpunt van geluidhinder en de stedebouwkundige randvoorwaarden kon door de gemeente ook nu tot geen andere conclusie worden gekomen dan dat het handhaven van de woning van de reclamanten inderdaad geen reële optie is. Bij inpassing zou de woning namelijk gedeeltelijk moeten worden omgeven met een 5,5 m hoge geluidsafscherming om aan de eisen van de Wet geluidhinder te kunnen voldoen. Reclamanten hebben daarop zelf weer een variant bedacht. De gemeente stelt zich naar Ons oordeel in redelijkheid op het standpunt dat inpassing hoe dan ook zal leiden tot een onacceptabele woon- en leefomgeving en een ernstige zichtverstoring bij de entree van het park Mars.

Alles overziende geven de bedenkingen van de reclamanten onder 2) Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Op 15 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland schriftelijk aan Ons onder meer te kennen gegeven dat de gemeente niet langer prijs stelt op voortzetting van de goedkeuringsprocedure wegens tussentijdse minnelijke verwerving. Het betreft de percelen, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C, nos. nos. 2482, 1933, 735, 2788 (ged.) en 2821 (ged.), onderscheidenlijk de grondplannummers 3, 12, 13, 28 en 29. Wij zullen aan het raadsbesluit tot onteigening dan ook in zoverre de goedkeuring onthouden.

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Westland worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de overige in het raadsbesluit tot onteigening aangewezen gronden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

Het besluit van de raad van de gemeente Westland van 16 december 2008, nr. 230, goed te keuren, behalve voor zover dit ziet op de percelen, kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C, nos. 2482, 1933, 735, 2788 (ged.) en 2821 (ged.), aan welke gedeelten van het raadsbesluit tot onteigening Wij de goedkeuring onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente Westland zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal tevens met het raadsbesluit in de Staatscourant worden geplaatst (www.officielebekendmakingen.nl).

Den Haag, 29 oktober 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2008, nr ;

gelet op het bepaalde in titel IV van de onteigeningswet en afdeling 3.4 van de Awb;

Gelet op het positieve advies van de raadscommissie Economie, Financieel beleid en Organisatie van 3 december 2008;

overwegende dat,

  • de raad in zijn vergadering van 24 juni 2008, het bestemmingsplan ‘TPW Mars’ heeft vastgesteld;

  • het bestemmingsplan ter goedkeuring ligt bij Gedeputeerde Staten en het bestemmingsplan derhalve nog niet onherroepelijk is;

  • genoemd bestemmingsplan voorziet in de realisering van het bedrijventerrein TPW Mars;

  • verdere realisering van het bestemmingsplan essentieel is voor FloraHolland en de glastuinbouwsector in het Westland;

  • ter realisering van het bedrijventerrein TPW Mars van genoemd bestemmingsplan de volle en onbelaste eigendom verkregen dient te worden van de percelen grond, zoals aangegeven op de bij het raadsbesluit behorende grondplantekening (tekeningnummer 25.260.303-2) en perceelslijst, gelegen aan de Lange Broekweg en de Middel Broekweg;

  • de betrokken eigenaren/belanghebbenden van bovengenoemde kadastrale percelen een vooraankondiging hebben gehad over de start van de administratieve onteigeningsprocedure;

  • op 24 juli 2008 in het plaatselijke huis-aan-huisblad ‘Het Hele Westland’ en in de ‘Staatscourant’ en voorts op de gebruikelijke wijze is gepubliceerd, dat het ontwerp raadsbesluit tot onteigening met ingang van 28 juli 2008 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage is gelegd in het gemeentekantoor van de gemeente Westland aan de Van Geeststraat 1 te ’s-Gravenzande;

  • het ontwerp raadsbesluit tot onteigening samen met het onteigeningsplan conform artikel 80 onteigeningswet en artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht van 28 juli 2008 tot en met 7 september 2008 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen;

besluit:

met overneming van de in het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2008 en dereactienota zienswijzen weergegeven overwegingen, welke worden geacht deel uit te maken van dit besluit:

  • 1. reclamanten 1 tot en met 3 (te weten: reclamant 1 de heer P.F.M. Enthoven & mevrouw M.C.P. Hakvoort, reclamant 2 de heer H.J.M. Zuidgeest & mevrouw J.E.M. van der Sande en reclamant 3 de heer J.G. van Spronsen) in hun zienswijze te ontvangen;

  • 2. de ingebrachte zienswijzen van de onder punt 1. genoemde reclamanten ongegrond te verklaren;

  • 3. ten name van de gemeente Westland in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en volkshuisvesting (artikel 77 van de onteigeningswet) te onteigenen de onroerende zaken zoals vermeld op het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekening en lijst van onroerende percelen en rechten waarop zijn vermeld de kadastrale nummers, de grootte van de te onteigenen onroerende zaken en de naam van de kadastrale eigenaar, zulks ter uitvoering van het bestemmingsplan ‘TPW Mars’;

  • 4. het onteigeningsbesluit bekend te maken in de ‘Staatscourant’ en in de gemeenterubriek van het plaatselijke huis-aan-huisblad ‘Het Hele Westland’ van 23 december 2008;

  • 5. de betrokken eigenaren, zakelijk gerechtigden en overige belanghebbenden afzonderlijk schriftelijk van het onteigeningsbesluit in kennis te stellen, voorafgaand aan de onder punt 4. bedoelde bekendmaking, tevens dient het onteigeningsbesluit te worden meegezonden;

  • 6. ter voldoening aan artikel 84 onteigeningswet met ingang van 5 januari 2009 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage te leggen het onteigeningsbesluit met bijbehorende stukken betreffende de onteigening ten name van de gemeente Westland met betrekking tot de onder 3. bedoelde onroerende zaken;

  • 7. de uitvoering van de werkzaamheden genoemd onder 4, 5 en 6 voor zover nodig op te dragen aan burgemeester en wethouders;

  • 8. te bepalen dat:

    • a. geen dagvaardingen als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zullen worden uitgebracht alvorens onherroepelijk is beslist omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan ‘TPW Mars’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken;

    • b. indien en voor zover aan het bestemmingsplan ‘TPW Mars’ met betrekking tot de onderhavige onroerende zaken in hoogste instantie goedkeuring mocht worden onthouden het daarop betrekking hebbende gedeelte van het onteigeningsbesluit vervalt;

  • 9. de stukken betrekking hebbende op de onderhandelingen met gerechtigden, op basis van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, niet voor een ieder ter inzage te leggen;

  • 10. met in achtneming van het onder punt 3 bepaalde rechtsgedingen te voeren tot onteigening ten name van de gemeente Westland van onroerende zaken als aangeduid in onderhavig onteigeningsplan en het college van burgemeester en wethouders bevoegd te verklaren de alsdan naar zijn oordeel noodzakelijke dagvaarding te doen uitbrengen.

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van16 december 2008,

de griffier,

N. Broekema.

de voorzitter,

J. van der Tak.

Perceelslijst behorende bij onteigeningsplan ‘TPW Mars’ van de gemeente Westland

Lijst van de te onteigenen percelen en perceelsgedeelten in de gemeente Westland, kadastrale gemeente Naaldwijk.

Stand van zaken naar de kadastrale registratie van 16 december 2008.

Grondplan nummer

Sectie en nummer

Omschrijving

Te onteigenen

Totale grootte

Gerechtigde

Plaats

           
   

ha

a

ca

ha

a

ca

  

1 *2

C 2483

Gedeeltelijk

Bedrijvigheid (kas) terrein (teelt-kweek)

0

02

29

0

02

29

Marcellinus Hendrikus Cornelis van Os, gehuwd met,

Helene van der Hoeven

Wateringen

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

           

3 *3

C 2482

Terrein nieuwbouw - bedrijvigheid

0

19

25

0

19

25

Gemeente Westland

Naaldwijk

           

10

C 1612

Wonen erf - tuin

1

10

05

1

10

05

Hendrikus Andreas Jacobus van Kester, gehuwd met, A

polonia Magtilda Wilhelmina Bruinen

Honselersdijk

           

11

C 2479

Bedrijvigheid (kas)

0

89

68

0

89

68

¼ eigendom:

 
  

Terrein (teelt - kweek)

      

Hendrikus Andreas Jacobus van Kester, gehuwd met,

Apolonia Magtilda Wilhelmina Bruinen

Honselersdijk

         

Verkregen ten behoeve van vennootschap onder firma Fa. H.A.J. van Kester

Honselersdijk

         

¼ eigendom:

 
         

Wilhelmina Theodora van Kester

Kwintsheul

         

Verkregen ten behoeve van vennootschap onder firma Fa. H.A.J. van Kester

Honselersdijk

         

¼ eigendom:

 
         

Apolonia Magtilda Wilhelmina Bruinen, gehuwd met,

Hendrikus Andreas Jacobus van Kester

Honselersdijk

         

Verkregen ten behoeve van vennootschap onder firma Fa. H.A.J. van Kester

Honselersdijk

         

¼ eigendom:

 
         

Jeroen Hendricus Corstianus van Kester

Wateringen

         

Verkregen ten behoeve van vennootschap onder firma Fa. H.A.J. van Kester

Honselersdijk

           

12

C 1933

Wonen

0

07

76

0

07

76

½ eigendom:

 
         

Johannes Bernardus de Jong

Honselersdijk

         

½ eigendom:

 
         

Vera Cornelia Francina Grootscholten

Honselersdijk

           

13

C 735

Wonen

0

08

15

0

08

15

Adrianus Gerardus Josephus Lipman, gehuwd met,

Susanna Janeke Voskamp

Honselersdijk

           

15

C 1653

Huis kassen schuur

0

65

70

0

65

70

½ eigendom:

 
         

Nicolaas Hendrikus Grootscholten, gehuwd met,

Maria Joanna Catharina van der Maarel

Honselersdijk

         

½ eigendom:

 
         

Maria Joanna Catharina van der Maarel, gehuwd met,

Nicolaas Hendrikus Grootscholten

Honselersdijk

           

16

C 2432

Wonen erf - tuin

0

20

70

0

20

70

Wilhelmus Felix Maria Persoon, gehuwd met,

Anna Adriana Maria van der Valk

Honselersdijk

         

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

Gemeente ’s-Gravenhage Naaldwijk

’s-Gravenhage

           

20

C 1819

Terrein (akkerbouw)

1

51

11

1

51

11

Hubertus Jacobus Maria Zuidgeest, gehuwd met,

Johanna Everina Maria van der Sande

Naaldwijk

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

           

21

C 1818

Wonen erf - tuin

0

11

49

0

11

49

Hubertus Jacobus Maria Zuidgeest, gehuwd met,

Johanna Everina Maria van der Sande

Naaldwijk

           

24

C 2741

Bedrijvigheid (agrarisch) erf - tuin

0

21

90

0

21

90

Jan Gerard van Spronsen

Poeldijk

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

           

25

C 2641

Warenhuis erf

0

02

39

0

10

90

Petrus Franciscus Maria Enthoven, gehuwd met,

Maria Cornelia Petronella Hakvoort

Naaldwijk

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

           

28

C 2788

Berging - stalling (garage - schuur) erf - tuin

0

10

74

0

25

77

½ eigendom:

Adrianus Petrus Joseph de Groot, gehuwd met,

Heidi Termeulen

Naaldwijk

         

½ eigendom:

 
         

Heidi Termeulen, gehuwd met,

Adrianus Petrus Joseph de Groot

Naaldwijk

         

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

           

29

C 2821

Terrein (grasland)

0

03

73

0

14

45

½ eigendom:

 
         

Adrianus Petrus Joseph de Groot, gehuwd met,

Heidi Termeulen

Naaldwijk

         

½ eigendom:

 
         

Heidi Termeulen, gehuwd met,

Adrianus Petrus Joseph de Groot

Naaldwijk

         

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder b, van de belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel

 
         

Gerechtigde:

 
         

NV Waterbedrijf Europoort

Rotterdam

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Westland d.d. 16 december 2008 nr. 230 agendapunt 9.9

Mij bekend,

de griffier

  • *2. een gedeelte van perceel C 2483 (groot circa 0.02.29 ha) zit in de onteigening. Oppervlakte is geschat.

  • *3. perceel C 2482 is op 3 december 2008 juridisch aan de gemeente Westland geleverd.

Naar boven