Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2009, 16553 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2009, 16553 | beleidsregel |
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Gelet op de artikelen 6, 7 en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en artikel 2.4 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;
Besluit:
Voor subsidieverlening op grond van 2.4 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 ten behoeve van het functioneren van een Internationaal Antiterrorisme Instituut, gelden voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels. Voor dit tijdvak geldt een subsidieplafond van € 2.500.000.
Uit oogpunt van doelmatigheid zal niet meer dan één subsidieaanvraag voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen. Van alle aanvragen die voldoen aan de criteria, vermeld in deze beleidsregels, zal slechts de aanvraag die vergeleken met de overige aanvragen het beste aan de criteria voldoet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M.J.M. Verhagen.
Naar aanleiding van de constatering dat internationaal terrorisme een blijvend punt van zorg en dreiging is stelt de Minister van Buitenlandse Zaken subsidie beschikbaar om onderzoek en beleidsvorming op specifieke deelterreinen binnen het veld van de internationale terrorismebestrijding te stimuleren.
In de afgelopen jaren is wereldwijd veel geïnvesteerd in de bestrijding van terrorisme. Het accent heeft daarbij gelegen op maatregelen in de sfeer van operationele kennis ten behoeve van beveiliging en bescherming, opsporing en onderzoek en andere initiatieven die van belang zijn om terroristische groeperingen te identificeren, hun modus operandi te onderkennen en de benodigde beveiligingsmaatregelen te kunnen treffen.
Tegelijkertijd wordt in toenemende mate beseft dat ook preventie van terrorisme van groot belang is. Hiervoor is het noodzakelijk om de factoren die bijdragen aan gewelddadig extremisme te identificeren en maatregelen te treffen die (het draagvlak voor) politiek geweld kunnen verminderen. Veel van de daarvoor benodigde acties zijn onder meer vermeld in de ‘Global Counter-Terrorism Strategy’ (A/RES/60/288, 8 september 2006) van de VN. Er wordt internationaal in toenemende mate aandacht gevraagd voor deze preventieve aspecten van terrorismebestrijding. Er bestaat echter nog beperkte kennis op dit werkterrein. Er bestaat nog weinig inzicht in processen van radicalisering en in succes- en faalfactoren van het preventief en de-radicaliseringsbeleid. Voor zover deze kennis aanwezig is, is deze nauwelijks toegankelijk gemaakt voor beleidsmakers. Onderzoek en beleid komen bovendien slechts beperkt met elkaar in contact, zeker buiten Europa en Noord-Amerika. Nederland heeft in de afgelopen jaren een agenderende en beleidsmatige voorhoederol gespeeld in EU en VN verband waar het gaat om preventief beleid en het verminderen van (draagvlak voor) gewelddadig extremisme.
Bij zowel de preventieve als de repressieve maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding speelt respect voor mensenrechten een belangrijke rol. De verschillende aspecten daarvan zijn nader omschreven in de mensenrechtenstrategie van de Nederlandse regering.1 Nederland hecht groot belang aan het bevorderen van het respect voor mensenrechten, juist ook bij maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding, en ziet afname van mensenrechtendeficit, evenals het bevorderen van de rule of law, als belangrijke bijdragen aan het voorkomen van draagvlak voor terroristische groeperingen. De mensenrechtenstrategie stelt: ‘De beste verdediging tegen terrorisme is uiteindelijk een goed functionerende nationale en internationale rechtsorde, waarin voor ieder vreedzame middelen voor handen zijn om zich te uiten en voor de eigen rechten op te komen.’2 Ook in het preventieve beleid van de Counter-Terrorism Coordinator van de EU en in de eerder genoemde strategie van de VN worden deze aspecten uitdrukkelijk onderkend. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat in de afgelopen jaren het accent op de repressieve maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding tot effect heeft gehad dat de mensenrechtenaspecten op sommige momenten op de achtergrond kwamen. Relevant onderzoek ter zake en de daaruit voortkomende beleidsadviezen, zoals reeds in gang gezet bij het zogenoemde Oud-Poelgeest proces, hebben daarom een belangrijke toegevoegde waarde. Immers de notie van internationaal recht moet toegesneden worden op de nieuwe realiteit van terrorisme zodat terroristen niet vrijuit gaan maar berecht en bestraft worden.
Om bovengenoemde redenen zal de subsidie ontvanger zich richten op de ontwikkeling en verspreiding van kennis in relatie tot preventie van terrorisme, op versterking en aanvulling van het internationaal-juridisch kader voor de bestrijding van terrorisme en op terrorismebestrijding in relatie tot rechten van de mens, de rule of law en het humanitair oorlogsrecht. Hiermee wordt een lacune binnen het werkterrein terrorismebestrijding ingevuld. De subsidie heeft als doel de uitwisseling van kennis, onderzoek, beleid en praktijk op genoemde deelaspecten te faciliteren.
De subsidie wordt beschikbaar gesteld voor het inrichten, vormgeven en functioneren van een instituut op het gebied van internationale terrorismebestrijding, met bijzonder aandacht voor preventieve en (internationaal)rechtelijke (mensenrechten en internationaal humanitair recht) aspecten (hierna: Instituut). De subsidieontvanger zal verantwoordelijk zijn voor de opbouw, de lancering, de internationale en nationale inbedding en het ontplooien en ondersteunen van activiteiten van het Instituut. Ook zal de subsidieontvanger verantwoordelijk zijn voor de werving van fondsen en het verwerven van (onderzoeks)projecten voor het Instituut. Op het moment dat het subsidietijdvak ten einde loopt, dient het Instituut onafhankelijk van onderhavige subsidie te kunnen opereren.
Subsidie wordt verleend voor de volgende activiteiten:
1. Het inrichten, vormgeven en leiden van het Instituut aan de hand van de in deze bijlage voorgelegde doelstelling en de hiernavolgende institutionele activiteiten, op een dusdanige wijze dat de zichtbaarheid, duurzaamheid en onafhankelijkheid van het nieuwe Instituut zo veel mogelijk gewaarborgd blijft en kan blijven;
a. Onderzoek en beleid
Het (doen) uitvoeren en signaleren van onderzoek dat resulteert in analyses en beleidsadviezen en de daaropvolgende internationale advisering bij beleidsvorming en de ontwikkeling van internationaal juridisch instrumentarium;
b. Platform
Het organiseren van internationale symposia en workshops waar kennisdragers – zowel academici als practitioners – bijeengebracht worden om urgente onderwerpen te identificeren en politieke besluitvorming te analyseren en becommentariëren;
Het aanbieden van Engelstalige trainingen betreffende onderwerpen als de coöperatie, coördinatie, dilemma’s en gevolgen van internationaal contraterrorisme voor (inter)nationale professionals die op beleidsmatig of analytisch vlak veelvuldig in aanraking komen met deze thema’s;
Het bieden van werkplekken voor internationale wetenschappers, beleidsadviseurs en practitioners om onderzoek uit te voeren en netwerken uit te breiden (waarbij onder andere gedacht kan worden aan uitwisselingen via de Middellandse Zee-Unie en het nabuurschapsprogramma van de EU).
2. Het wereldkundig maken van het Instituut door middel van een lanceringsevenement, waarbij het Instituut zowel nationaal als internationaal duidelijk gepositioneerd en onder de aandacht gebracht wordt, waardoor steun en draagvlak geconsolideerd wordt bij stakeholders;
3. Ondersteuning verlenen bij de aansluiting van het nieuwe Instituut bij reeds bestaande netwerken op het gebied van terrorismebestrijding, alsmede bij het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden en platformen tussen internationale overheidsinstanties, multilaterale actoren, onderzoeksinstituten, experts, academici en practitioners;
4. Het verkennen van financieringsmogelijkheden en het werven van fondsen, opdat het Instituut na maximaal 5 jaar financieel zelfvoorzienend kan opereren;
5. Het verwerven van (onderzoeks)projecten voor het Instituut.
Bij de beoordeling van de aanvragen spelen, onverminderd het overigens in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 bepaalde, de volgende criteria een rol:
1. Inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag:
– het voorstel bevat een realistische en tijdgebonden vertaling van doelen in resultaten, activiteiten en middelen;
– de wijze waarop de subsidieontvanger zal voldoen aan bovengenoemde doelstelling en activiteiten is duidelijk beschreven;
– de concrete werkzaamheden die verricht worden ter realisering van het programma zijn omschreven en voor de te verrichten werkzaamheden is een planning bijgevoegd;
– een begroting, bestaande uit voorziene uitgaven en financiering, is bijgevoegd;
2. Doeltreffendheid en doelmatigheid.
3. Haalbaarheid.
4. Kwaliteit van de subsidieaanvrager:
– nationaal en internationaal ervaring en erkenning op onderzoeks- en beleidsgebied op het terrein van terrorisme en (de preventieve en internationaalrechterlijke aspecten van) terrorismebestrijding;
– beschikken over nationale en internationale netwerken en samenwerkingsverbanden binnen onderzoeks- en beleidskringen op het gebied van de genoemde aspecten van internationale terrorismebestrijding;
– in Nederland gevestigde organisatie zonder winstoogmerk en in het bezit van rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht;
– bewezen institutionele duurzaamheid en solide track-record;
– financiële en managementcapaciteit;
– in staat om de zichtbaarheid en onafhankelijkheid van het nieuwe Instituut te waarborgen;
– aanwezige kennis omtrent het oprichten en verder uitbouwen van een instituut en de daarbij behorende stappen, mogelijkheden en obstakels;
– benodigde menskracht en middelen om het Instituut op korte termijn operationeel te laten zijn;
– aantoonbare ervaring met het werven van fondsen en aantrekken van (onderzoeks)projecten.
Het subsidiebedrag bedraagt voor het gehele subsidietijdvak ten hoogste € 2.500.000,–. Jaarlijks zal niet meer dan een evenredig deel van het voor het gehele tijdvak verleende subsidiebedrag betaalbaar worden gesteld.
Uit oogpunt van doelmatigheid zal slechts de aanvraag die het beste voldoet aan de criteria, vermeld in deze beleidsregels, voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Zie in het bijzonder hoofdstuk 3.2 van ‘Naar een menswaardig bestaan. Een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid’ (Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2007) en hoofdstuk 4.1 van ‘Mensenrechtenrapportage 2008. Rapportage over de uitvoering van de mensenrechtenstrategie ‘Naar een menswaardig bestaan’ (Ministerie van Buitenlandse Zaken, maart 2009).
‘Naar een menswaardig bestaan. Een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid’ (Ministerie van Buitenlandse Zaken, november 2007), p. 63.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-16553.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.