Besluit van de Minister van Justitie van 27 januari 2009, nr. 5578898/Justis/08, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van politie bij het regionale politiekorps IJsselland (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie IJsselland 2009)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken Ministers;

Gelezen het verzoek van de korpschef van de regiopolitie IJsselland van 14 oktober 2008;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

Onder de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt in dit besluit verstaan:

De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps IJsselland, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.

Artikel 2

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 1 is bevoegd tot de opsporing van:

    • a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

    • b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

    • c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 3

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 300 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd.

Artikel 4

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Zwolle.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionale politiekorps IJsselland.

Artikel 5

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan eerst gebruik maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

  • 4. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 6

De korpschef van het regionale politiekorps IJsselland brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

  • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het regionale politiekorps IJsselland;

  • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;

  • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie IJsselland 2004, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang 19 februari 2009 en vervalt op 19 februari 2014.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie IJsselland 2009.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 januari 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

Het regionale politiekorps IJsselland heeft bij brief van 14 oktober 2008 verzocht om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie IJsselland 2004. Dit besluit vervalt met ingang van 19 februari 2009.

De buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij het regionaal politiekorps IJsselland bekleden diverse functies, zoals arrestantenverzorger, medewerker centrale opvang, medewerker centrale verwerking bekeuringen en baliemedewerker.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van politie toegekend. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van de geweldsmiddelen (wapenstok, pepperspray en vuurwapen) geschiedt door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk op basis van de Bewapeningsregeling Politie. Opgemerkt zij voorts dat personen die zijn uitgerust met handboeien en/of geweldsmiddelen dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren werkzaam bij de bijzondere opsporingsdiensten.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het regionale politiekorps IJsselland een nieuwe akte van beëdiging en bijbehorend legitimatiebewijs uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven