Besluit van de Minister van Justitie van 21 oktober 2009, nr. 5603161/Justis/09, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van Recreatieschap Midden Nederland

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van het Recreatieschap Midden Nederland van 13 mei 2009 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Utrecht en de korpschef van de regiopolitie Utrecht;

Gelet op:

  • artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • artikel 8, zevende lid en artikel 9, van de Politiewet 1993;

  • het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

  • de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar:

De personen, werkzaam in de functie van flora- en faunabeheerder in dienst van het Recreatieschap Midden Nederland, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 2

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

    • a. de in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED;

    • b. de Visserijwet 1963;

    • c. de Wet op de openluchtrecreatie;

    • d. de Plantenziektenwet;

    • e. de Veewet;

    • f. de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • g. het Besluit gebruik meststoffen;

    • h. artikel 45 Luchtverkeersreglement;

    • i. Binnenvaartpolitiereglement;

    • j. de Binnenschepenwet;

    • k. Wegenverkeerswet 1994

    • l. artikel 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (i.v.m. onverzekerd crossen);

    • m. de artikelen 141, 157, 158, 161 t/m 163, 173, 173a, 173b, 179, 180, 184, 239, 266, 267, 284, 285, 310, 311, 314, 315, 350, 351, 351 bis, 352, 424 t/m 429, 430a, 435, onder ten vierde, 447e, en 458 t/m 461 van het Wetboek van Strafrecht;

    • n. verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

  • 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Utrecht, Gooi- en Vechtstreek en Hollands-Midden.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij of zij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als flora- en faunabeheerder gebruik maken van handboeien en een korte wapenstok, pepperspray en een vuurwapen, merk Walther P5 van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien, een korte wapenstok, pepperspray en een vuurwapen, merk Walther P5, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien, korte wapenstok, pepperspray en een vuurwapen, merk Walther P5.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Utrecht.

Artikel 6

  • 1. De directeur van het Recreatieschap Midden Nederland brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

    • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, Team BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Recreatieschap Midden Nederland 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 oktober 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, Team BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

Het Recreatieschap Midden Nederland heeft op 13 mei 2009 een aanvraag tot verlening van een categoriale aanwijzing van bij het Recreatieschap Midden Nederland werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren ingediend.

Het Recreatieschap Midden Nederland houdt toezicht en handhaaft in opdracht van de vier Utrechtse Recreatieschappen in het buitengebied. In het bijzonder in de buitenstedelijke recreatiegebieden in de provincie Utrecht, en een klein deel van de provincies Noord- en Zuid Holland (het Loosdrechtsplassengebied).

Daarnaast zijn er ook overeenkomsten met andere overheden voor het uitvoeren van toezicht en handhaving op recreatief gebruik buitengebied.

Daar het aantal incidenten in het buitengebied toeneemt, neemt ook het gevoel van onveilgheid bij veel gebruikers en omwonenden toe. De reguliere politie kan steeds minder prioriteit verlenen aan het buitengebied.

Conform de adviezen van de direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Utrecht, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Utrecht, acht ik de noodzaak tot verlening van het categoriaal besluit aanwezig.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven