Besluit van de Minister van Justitie van 20 oktober 2009, nr. 5602648/Justis/09, strekkende tot aanwijzing van parkeercontroleurs bij het Parkeerbedrijf gemeente Arnhem tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van het hoofd parkeercontrole van de gemeente Arnhem van 8 mei 2009;

Gelet op:

  • artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • artikel 8, zevende lid en artikel 9, van de Politiewet 1993;

  • het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar:

De personen, werkzaam in de functie van parkeercontroleur in dienst van het Parkeerbedrijf van de gemeente Arnhem, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 2

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten,

    strafbaar gesteld bij of krachtens:

    • a. de Wegenverkeerswet 1994;

      de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikel 5, 6, 10, 60, 62 en 82 van het RVV 1990;

    • b. de artikelen 177, 179, 180, 184, 266, 267, 435, onder ten vierde en 447e, van het Wetboek van Strafrecht;

    • c. de verordeningen en of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen;

  • 2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Arnhem.

Artikel 3

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij of zij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als parkeercontroleur gebruik maken van handboeien en een korte wapenstok van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

  • 3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien en een korte wapenstok nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien, korte wapenstok.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 30 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

  • 1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem.

  • 2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Gelderland-Midden.

Artikel 6

  • 1. Het Hoofd van het Parkeerbedrijf Arnhem brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

    • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

    • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

    • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

  • 2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken, afd. BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst zijn van het Parkeerbedrijf Arnhem, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2009 en vervalt met ingang van 1 december 2014.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Parkeerbedrijf gemeente Arnhem 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 oktober 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, directie Bestuurszaken, afdeling IBB/BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

TOELICHTING

Bij brief van 8 mei 2009 heeft het Hoofd van het Parkeerbedrijf gemeente Arnhem verzocht om verlenging van de categoriale beschikking betreffende de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij Parkeerbedrijf gemeente Arnhem.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij het Parkeerbedrijf gemeente Arnhem met een periode van vijf jaar te verlengen. Het besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen voornoemd verzoek van het Hoofd Parkeerbedrijf gemeente Arnhem en de adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het Parkeerbedrijf gemeente Arnhem een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 7 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard.

Naar boven