Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2009, 16457 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2009, 16457 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf C24/6 ChinaVreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor China. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.
De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van maart 2009 over de situatie in China (zie de website van het Ministerie van BuZa).
Het ambtsbericht van de Minister van BuZa van maart 2009 bevestigt de informatie van het ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2008 dat Tibetanen en Oeigoeren bij terugkeer naar China geen problemen ondervinden alleen vanwege het aanvragen van asiel in het buitenland of vanwege het langere verblijf in het buitenland.
Op basis hiervan is besloten dat de enkele asielaanvraag van Oeigoeren of Tibetanen, of het langere verblijf van Oeigoeren of Tibetanen in het buitenland geen reden meer is om een asielvergunning te verlenen. De behandeling van asielaanvragen van Oeigoeren en Tibetanen zal echter vanwege hun specifieke situatie nog steeds speciale aandacht krijgen.
Ten aanzien van asielzoekers uit China is geen besluit genomen in de zin van artikel 43 Vw.
De Falun Gong is sinds 1999 een verboden sekte. Falun Gong-aanhangers lopen het gevaar te worden opgepakt, zodra het algemeen bekend is dat ze Falun Gong-aanhanger zijn.
Duizenden Falun Gong-aanhangers zijn naar intensieve anti-Falun Gong ‘studiesessies’ gestuurd waar ze onder grote druk worden gezet om afstand te nemen van de Falun Gong. Volharden zij in hun overtuiging, dan worden zij naar heropvoedingskampen gestuurd. Leiders van de Falun Gong worden onmiddellijk in deze kampen opgesloten. Ook worden veel Falun Gong-aanhangers naar gevangenissen en psychiatrische instellingen gestuurd. Falun Gong-aanhangers lopen hierbij een groot risico om gemarteld te worden.
Ook andere spirituele bewegingen als de Zhong Gong, Guo Gong en de Xian Cong-groep worden, net als de Falun Gong, aangemerkt als ‘Evil cult’.
Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij het gevaar loopt opgepakt te worden, dat hij strafrechtelijk vervolgd wordt of zal worden, of dat hij naar een heropvoedingskamp, een gevangenis of een psychiatrische instelling zal worden gestuurd vanwege het lidmaatschap van een verboden spirituele beweging, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In de Chinese grondwet staat vrijheid van godsdienst en de vrijheid om niet te geloven omschreven. Ten opzichte van religieuze activiteiten van officieel geregistreerde kerken is sprake van tolerantie. De mogelijkheid tot godsdienstbeoefening van niet-geregistreerde kerken is afhankelijk van de opstelling van de lokale autoriteiten en varieert per regio.
Het komt geregeld voor dat lokale autoriteiten leden van niet-geregistreerde kerkgenootschappen veroordelen tot een straf in een heropvoedingskamp. Leden, maar vooral ook leiders van ongeoorloofde kerken, lopen het risico te worden geïntimideerd, verhoord, beboet, vastgezet, mishandeld en ingezet te worden bij dwangarbeid. Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat sprake is van een toename van het aantal arrestaties van kerkleiders.
Sinds 1996 worden groepen verboden die worden aangeduid als ‘evil cults’. Zie voor een niet-limitatieve opsomming van dergelijke groepen het ambtsbericht van de Minister van BuZa. Sekteleden kunnen op basis van artikel 300 van de strafwet drie tot zeven jaar gevangenisstraf krijgen wegens het verstoren van de publieke orde of het uitdelen van publicaties. Sekteleiders lopen het risico op minimaal zeven jaar gevangenisstraf, net als personen die zich bezig houden met het werven van nieuwe leden.
Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij gevaar loopt opgepakt te worden, dat hij strafrechtelijk vervolgd wordt of zal worden, vanwege lidmaatschap van een religieuze groepering of sekte, en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat de Chinese autoriteiten politieke partijen die zich kritisch opstellen tegenover de Chinese Communistische Partij niet toestaan. Ook het pleiten voor meer democratie wordt niet geduld.
Zolang voormalig dissidenten niet weer actief worden, hebben zij weinig te vrezen van de autoriteiten. Actieve dissidenten en soms ook hun familieleden worden geïntimideerd door de autoriteiten. De Chinese autoriteiten oefenen sterke controle uit op mensenrechtenactivisten. Met name in de periode rondom de Olympische Spelen verslechterde hun positie.
Politieke dissidenten en mensenrechtenactivisten kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, indien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij als zodanig bekend zijn bij de Chinese autoriteiten en dat de problemen die zij verwachten van de zijde van de autoriteiten, te herleiden zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat Oeigoeren zich achtergesteld voelen ten opzichte van Han-Chinezen en dat veel van de protesten van Oeigoerse organisaties gericht zijn tegen de bevoordeling van de Han-bevolking in Xinjiang. Indien een Oeigoer zich beroept op discriminatie, is het algemene beleid van C2/2.5 van toepassing.
Diverse groeperingen spannen zich in voor een onafhankelijk Xinjiang, dat Oost-Turkestan zou moeten heten. Een kleine minderheid van de Oeigoeren grijpt naar geweld om het onafhankelijkheidsstreven kracht bij te zetten.
China voert in Xinjiang een actief beleid tegen de ‘Drie Kwaden’ separatisme, terrorisme en religieus extremisme, waarbij nauwelijks onderscheid wordt gemaakt tussen vreedzame uitingen van protest enerzijds en gewelddadige anderzijds. De Chinese overheid treedt hierbij hard op.
Oeigoeren die aannemelijk maken dat zij bij terugkeer strafrechtelijk vervolgd zullen worden vanwege politieke of religieuze activiteiten in China, terwijl er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In zaken waarbij aanslagen of separatistische activiteiten een rol spelen, wordt bijzondere aandacht besteed aan de mogelijke toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3).
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2008 blijkt dat Oeigoeren die in het buitenland asiel hebben aangevraagd of langere tijd in het buitenland hebben verbleven, voor zover bekend bij terugkomst in China niets te vrezen hebben. Het ambtsbericht van de Minister van BuZa van maart 2009 bevestigt deze informatie. Gezien de inhoud van de berichtgeving en de bestendiging ervan is besloten dat de enkele asielaanvraag of het langere verblijf in het buitenland niet langer voldoende zijn om alleen om die redenen asiel te verlenen. Gezien de moeilijke positie van Oeigoeren verdient de behandeling van asielaanvragen van Oeigoeren echter speciale aandacht te krijgen, waarbij de toetsing van het algehele asielrelaas als uitgangspunt dient.
Dit houdt in, dat indien een Oeigoer aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer vanwege welke reden dan ook, waaronder begrepen een asielaanvraag of langer verblijf in het buitenland, niet alleen zal worden ondervraagd, maar tevens zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Ingeval van Oeigoeren geldt dat Centraal-Aziatische landen meewerken aan het uitleveren van Oeigoeren aan China. Kazachstan en China hebben hiertoe een verdrag getekend. De derdelandenexceptie kan daarom niet aan Oeigoeren met de Chinese nationaliteit worden tegengeworpen als het gaat om Afghanistan, Kazachstan, Kyrgyzstan, Nepal, Oezbekistan, Pakistan, Tadzjikistan en Turkmenistan.
De mensenrechtensituatie in Tibet blijft slecht. Martelingen, arrestaties en detenties zonder berechting komen voor. Deze zijn vooral gericht tegen mensen die openlijk uitkomen voor een onafhankelijk Tibet of publiekelijk hun steun betuigen aan de Dalai Lama. Personen die verdacht worden van politieke misdaden hebben niet altijd toegang tot rechtsbijstand. Berechting vindt vaak plaats achter gesloten deuren. Op het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en op separatische activiteiten staat elk 15 jaar celstraf, met een maximum van 20 jaar in totaal. Protesten hoeven niet gewelddadig te zijn om zwaar bestraft te worden.
Het Tibetaanse boeddhisme kan openlijk worden beleden. De Chinese autoriteiten handhaven wel strikte controles op alle religieuze activiteiten en op de gang van zaken in tempels en kloosters. Het komt voor dat religieuze activiteiten, zoals festivals, door de overheid worden gezien als uitingen van politieke onvrede of onafhankelijkheidsstreven. Ook worden kloosters gesloten en worden monniken en nonnen opgepakt die beschuldigd worden van politieke gedragingen.
Tibetaanse asielzoekers, die aannemelijk maken dat zij strafrechtelijk vervolgd worden of zullen worden vanwege politieke activiteiten in China en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2008 blijkt dat Tibetanen die in het buitenland asiel hebben aangevraagd of langere tijd in het buitenland hebben verbleven, voor zover bekend bij terugkomst in China niets te vrezen hebben. Het ambtsbericht van de Minister van BuZa van maart 2009 bevestigt deze informatie. Gezien de inhoud van de berichtgeving en de bestendiging ervan, is besloten dat de enkele asielaanvraag of het langere verblijf in het buitenland niet langer voldoende zijn om alleen om die redenen asiel te verlenen. Gezien de moeilijke positie van Tibetanen verdient de behandeling van asielaanvragen van Tibetanen echter speciale aandacht te krijgen, waarbij de toetsing van het algehele asielrelaas als uitgangspunt dient.
Dit houdt in, dat indien een Tibetaan aannemelijk maakt dat hij bij terugkeer vanwege welke reden dan ook, waaronder begrepen een asielaanvraag of langer verblijf in het buitenland, niet alleen zal worden ondervraagd, maar tevens zal worden gearresteerd, hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel.
In Binnen-Mongolië is voorzover bekend geen sprake van discriminatie van de etnisch Mongoolse minderheid. Activiteiten van Binnen-Mongolen die door de Chinese autoriteiten worden beschouwd als separatisme worden niet geduld en kunnen leiden tot een lange gevangenisstraf. Protestbewegingen die openlijk streven naar een onafhankelijk Binnen-Mongolië zijn sinds 1995 niet of nauwelijks meer actief in Mongolië.
Etnisch Mongoolse asielzoekers, die aannemelijk maken dat zij strafrechtelijk vervolgd worden of zullen worden vanwege politieke activiteiten in Binnen-Mongolië en er sprake is van een strafmaat van een zeker gewicht, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
In zaken waarbij aanslagen of separatistische activiteiten een rol spelen, wordt aandacht besteed aan de mogelijke toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag (zie C4/3.11.3).
Op grond van de Wet op de gezinsplanning mag een Chinees echtpaar in beginsel slechts één kind krijgen. In veel gevallen kan daarop echter een uitzondering worden gemaakt door de Chinese autoriteiten.
Stellen die meer kinderen krijgen dan is toegestaan, moeten een boete betalen, de zogenaamde ‘social compensation fee’. De hoogte hiervan kan per provincie en per regio verschillen.
Sinds 2002 is een wet van kracht die fysieke dwang tot abortus en sterilisatie in het kader van family planning verbiedt, hoewel incidenten op regionaal niveau toch nog voorkomen.
Een beroep op het geboortebeleid is op zichzelf onvoldoende voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij of zij te maken zal krijgen met gedwongen abortus of sterilisatie, kan de vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat dienstplichtigen wel worden ingeschreven, maar niet worden opgeroepen. In de praktijk hoeft iemand niet in dienst als hij dat niet wil. Door het grote aantal jongeren dat carrière wil maken in het leger, werkt China de facto met een beroepsleger. Universiteitsstudenten, zowel mannen als vrouwen, zijn wel verplicht een militaire training te ondergaan gedurende hun studententijd.
Ten aanzien van China heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot China geen bijzonderheden.
Asielzoekers uit China komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (zie C2/5).
Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.3 is van toepassing.
Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.
Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat uitreis van migranten uit China dikwijls legaal geschiedt. Na de legale uitreis reist men vaak onder een valse naam verder. De reis eindigt veelal zonder papieren. Door de Chinese autoriteiten worden deze mensen niet als illegale emigranten beschouwd; zij hebben China immers legaal verlaten.
Voor Amv’s is adequate opvang in China voorhanden. Amv’s van Chinese nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor Amv’s. Voorts blijkt dat er duidelijkheid bestaat over de ontvangst van de Amv in China door de autoriteiten aldaar. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat bij de feitelijke terugkeer de toegang tot een concrete opvangplaats niet door de Nederlandse autoriteiten behoeft te worden geregeld.
In beginsel wordt ervan uitgegaan dat de opvang in weeshuizen in China adequaat is. Dit geldt ook voor situaties waarin sprake is van een minderjarige vrouw met een kind.
Indien in het individuele geval wordt betwist dat adequate opvang voor betrokkene aanwezig is, wordt – gelet op de uitgebreide mogelijkheden van (adequate) opvang – van de betrokkene verwacht dat hij aantoont dat in zijn geval geen adequate opvang aanwezig is ofwel dat hij aantoont dat er een reële kans is dat hij geplaatst wordt in een weeshuis of verzorgingshuis dat, naar lokale maatstaven gemeten, niet adequaat is. De bewijslast ligt hierbij bij de betrokken asielzoeker.
Den Haag, 22 oktober 2009
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
De Minister van BuZa heeft in maart 2009 een algemeen ambtsbericht over China uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van mei 2008 tot en met februari 2009. Het ambtsbericht heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het beleid. Wel heeft het geleid tot een nuancering van het gevoerde beleid ten aanzien van Oeigoeren en Tibetanen die na een asielaanvraag of langer verblijf in het buitenland terugkeren naar China. In dit wijzigingsbesluit zijn voorts enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen.
Het ambtsbericht van de Minister van BuZa van maart 2009 bevestigt de informatie van het ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2008 dat Tibetanen en Oeigoeren bij terugkeer naar China geen problemen ondervinden alleen vanwege het aanvragen van asiel in het buitenland of vanwege een langere tijd verblijf in het buitenland. Op basis hiervan is besloten dat de enkele asielaanvraag van Oeigoeren of Tibetanen, of het langere verblijf van Oeigoeren of Tibetanen in het buitenland geen reden meer is om een asielvergunning te verlenen. De behandeling van asielaanvragen van Oeigoeren en Tibetanen zal echter vanwege hun specifieke situatie nog steeds speciale aandacht krijgen.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,
R.K. Visser.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-16457.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.