bevattende salarisnummers en maandbedragen in euro's bij een normbetrekking zoals opgenomen in bijlage 1 bij het Kaderbesluit
rechtspositie PO
per maand in euro’s bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van genoemd besluit.
per maand in euro’s bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van genoemd besluit.
uitgedrukt in een jaarbedrag in euro’s bij een normbetrekking.
per maand in euro’s bij een normbetrekking: € 30,00, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van dit besluit.
TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
In deze regeling wordt de bevoegdheid van de minister om bij ministeriële regeling algemene wijzigingen, hoogte en berekeningswijzen
aan te passen nader ingevuld. Deze bevoegdheid is in diverse artikelen van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (Rpb WPO/WEC)
en Kaderbesluit rechtspositie PO (Kb PO) opgenomen. Het betreft in dit geval de volgende artikelen:
Rpb WPO/WEC1 | Kb PO2 | Betreft |
---|
Artikel 5 | Artikel 8 | wijzigingen salarisbedragen, toelagen en tegemoetkomingen |
Artikel 108, tweede lid | Artikel 10, tweede lid | hoogte en berekeningswijze structurele eindejaarsuitkering (SEJU) |
Artikel 108, vijfde lid | Artikel 10, vijfde lid | mate waarin de SEJU doorwerkt naar het pensioengevend inkomen |
Artikel 108a | Artikel 11 | eenmalige uitkering waarbij door de minister de hoogte, de berekeningswijze e.d. wordt vastgesteld |
Artikel 114b, tweede lid | Artikel 12 | de berekeningwijze en de mate waarop de inkomenstoelage doorwerkt naar het pensioengevend inkomen wordt vastgesteld |
Artikel 182, tweede lid | Artikel 13, tweede lid | de bedragen die gelden voor de eindejaarsuitkering van het onderwijsondersteunend personeel (EJU OOP) |
XNoot
1Het Rechtspositiebesluit WPO/WEC zoals dat luidde op 31 juli 2006.
XNoot
2Het Kaderbesluit rechtspositie PO geldt vanaf 1 augustus 2006.
Salarisbedragen
In deze regeling worden de salarisbedragen en de bedragen van de toelagen die van toepassing zijn in primair onderwijs (PO)
aangepast naar aanleiding van de afspraken die daarover in de CAO sector onderwijs (PO en VO) 2005–2007 en CAO sector onderwijs
(PO) 2007–2009 zijn gemaakt. Tot 1 augustus 2006 gold voor het primair onderwijs het Rechtspositiebesluit WPO/WEC (Rpb WPO/WEC)
en vanaf 1 augustus 2006 geldt het Kaderbesluit PO waar de primaire arbeidsvoorwaarden (onder meer arbeidsduur, salarisbedragen
toelagen en uitkeringen) in worden geregeld. De overige arbeidsvoorwaardelijke zaken worden vanaf 1 augustus 2006 geregeld
via de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs. De salarisbedragen en toelagen zijn geformaliseerd tot
1 augustus 2006 op basis van het Rpb WPO/WEC, nadien dient dit te geschieden op basis van artikel 8 van het Kaderbesluit rechtspositie
PO.
Berekeningswijze
Naast de aanpassing van de bedragen dient voor verschillende onderdelen van zowel het Rpb WPO/WEC als het Kaderbesluit rechtspositie
PO de berekeningswijze te worden vormgegeven en de percentages van de diverse uitkeringen te worden geformaliseerd.
Het betreft hier in de meeste gevallen berekeningswijzen die al op basis van het Rpb WPO/WEC van toepassing waren, zoals de
berekeningswijze die sinds 1 januari 2001 geldt voor de vaststelling van de Structurele eindejaarsuitkering (SEJU). Aangezien
de diverse berekeningswijzen gepubliceerd zijn in verschillende voorlichtingspublicaties is gekozen te verwijzen naar Gele
katern, het officiële publicatieorgaan voor OCW-regelingen tot 1 augustus 2005, of door het ministerie van OCW uitgegeven
publicaties zoals die vanaf 1 augustus 2005 op de site van CFI via OCW-regelingen staan opgenomen.
Per artikel wordt voor de duidelijkheid aangegeven waar de formalisering c.q. bekendmaking betrekking op heeft.
Administratieve lasten
De regeling is niet voorgelegd aan Actal, omdat het formalisering van technische aanpassingen betreft zonder gevolgen voor
de administratieve lasten.
Artikelsgewijs
Artikel 2: salaris en overige bedragen in de betreffende bijlagen
Dit betreft de formalisering van de salarisbedragen en toelagen in Kaderbesluit rechtspositie PO per:
1 september 2006
1 januari 2007
1 augustus 2007
1 augustus 2008
Artikel 3: Structurele eindejaarsuitkering (SEJU)
In dit artikel worden de percentages en het nominale bedrag van de structurele eindejaarsuitkering (SEJU) geformaliseerd.
De vaststelling van de structurele eindejaarsuitkering vond voor het personeel dat werkzaam was in de periode 2001 tot en
met 2005 plaats volgens het Rpb WPO/WEC. Vanaf 1 januari 2006 vindt de vaststelling van deze structurele eindejaarsuitkering
plaats volgens het Kaderbesluit rechtspositie PO.
In het tweede lid is omschreven dat de betrokkenen met een BWOO-uitkeringen de structurele eindejaarsuitkering ontvangen.
In dat geval vindt de verrekening plaats via een zelfstandige uitkering.
In het derde lid is omschreven dat de betrokkenen met een BBWO een structurele eindejaarsuitkering ontvangen. De structurele
eindejaarsuitkering wordt via een indexering van de uitkeringsgrondslag verrekend. Door deze indexering hebben betrokkenen
met een BBWO- uitkering geen aparte aanspraak op een eindejaarsuitkering.
Bij de vaststelling van het percentage voor de BBWO en BWOO-uitkering telt het deel van de SEJU dat betrekking heeft op de
bevriezing van de ziektekostenaanspraken niet mee. Naast de vaststelling van de uitkering via een percentage wordt in de 2003
en 2004 binnen de SEJU een nominaal bedrag opgenomen ter grootte van € 100,00.
Jaar | Kb PO of Rpb WPO/WEC | BWOO | BBWO |
---|
2001 | 1,58 | 1,25 | n.v.t. |
2002 | 3,75 | 3,25 | 2,55 (inclusief 1,25% ASM) |
2003 | 4,17 +100 | 2,64 + 100 | 1,45 |
2004 | 4,17 + 100 | 2,52 + 100 | Geen indexering |
2005 | 4,10 | 2,45 | 0,46 |
2006 | 4,10 | 2,45 | 0,40 |
2007 | 5,30 | 3,65 | 1,30 (verhoging 1,20% + vertaling nominaal uitkering) |
2008 | 6,30 | 4,65 | 0,88 |
Artikel 4: Eenmalige uitkering
Vanaf 1 januari 2001 is er sprake geweest van een aantal op zich staande eenmalige uitkeringen. Het betreft hier de jaren
2001 en 2006. In 2001 is er sprake van een incidentele uitkering en een structurele uitkering. De wijze waarop de incidentele
uitkering in 2001 moet worden vastgesteld staat beschreven in Gele Katern 2000, nr 29, publicatie AB/A&A/2000/38079 en bedroeg
totaal 1,05%. Dit percentage is tot stand gekomen door het percentage van de incidentele uitkering (0,80) samen te tellen
met het percentage van 0,25 dat beschikbaar was voor het persoonlijk ontwikkelingsbudget. Voor de doorwerking naar de BWOO-uitkering
is de incidentele uitkering van 1,05% toegevoegd aan het percentage dat beschikbaar was vanuit de SEJU-uitkering. Het totaal
van de eindejaarsuitkering voor de BWOO-uitkering 2001 kwam hierdoor 2,30%.
De SEJU bestaat vanaf 2002 uit een vast en een incidenteel gedeelte, waardoor de incidentele uitkering een aantal jaren niet
meer zal worden toegepast.
In 2006 is er opnieuw sprake van een incidentele uitkering in de vorm van een nominale bedrag van 200 euro die in de maand
oktober 2006 tot uitbetaling is gekomen. Deze uitkering kende een specifieke rekenmethode en staat beschreven in publicatie
AP/A&A/2005/56551, d.d. 15 december 2005. Vanaf 2007 is er sprake van een structurele nominale uitkering die telkens in oktober
tot uitbetaling komt. De omzetting van de incidentele naar de structurele uitkering zal nog in Kaderbesluit rechtspositie
PO moeten plaatsvinden. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2007 dit artikel moet gaan luiden: structurele nominale uitkering.
Artikel 5: Inkomenstoelage
De invoering van de Zorgverzekeringwet (Zvw) per 1 januari 2006 had gevolgen voor de inkomenspositie van het onderwijspersoneel,
zowel positief als negatief afhankelijk van de persoonlijke situatie (b.v. gezinssamenstelling, hoogte van het inkomen, betrekkingsomvang).
Bij de presentatie van de begroting voor 2006 kondigde het kabinet aanvullende maatregelen aan ter ondersteuning van de koopkracht.
Aangezien de inkomenseffecten voor onderwijspersoneel gemiddeld ongunstiger waren dan in de marktsector, stelde het kabinet
extra middelen beschikbaar voor het onderwijspersoneel. Via de CAO onderwijs (PO, VO) 2005–2007 hebben partijen toen afgesproken
deze middelen in te zetten voor het actieve onderwijspersoneel in de vorm van een extra compensatie voor de ziektekosten van
€ 15 bruto per maand. Door de afschaffing van de ZKOO-regeling kwam de inkomenstoeslag te vervallen; overeengekomen werd de
middelen die hiervoor beschikbaar waren eveneens in te zetten als compensatie voor de ziektekosten. Het bedrag hiervoor bedroeg
€ 15 bruto per maand.
Beide compensatiebedragen zijn samengevoegd tot één bedrag: € 30,00 bruto per maand bij een normbetrekking. Dit bedrag is
vanaf 1 januari 2006 betaalbaar gesteld via de zogenoemde inkomenstoelage. De rekenregel staat beschreven in publicatie AP/A&A/2005/56551,
d.d. 15 december 2005. Voor de indexering is overeengekomen de hoogte van de toelage met ingang van 1 januari 2007 vast te
stellen op € 31 euro en daarna te verhogen aan de hand van de algemene salarismaatregel. In bijgaand overzicht worden de maandbedragen
tot en met 1 augustus 2008 aangegeven.
Datum | Bedrag |
---|
1 januari 2006 | € 30,00 |
1 januari 2007 | € 31,00 |
1 augustus 2007 | € 31,71 |
1 augustus 2008 | € 32,41 |
Artikel 6: Eindejaarsuitkering onderwijsondersteunend personeel
Vanaf 1994 geldt voor het onderwijsondersteunend personeel een specifieke eindejaarsuitkering. De opbouw van de uitkering
vindt maandelijks plaats, waardoor het jaarbedrag deelbaar is door 12. De stijging van de hoogte van de uitkering is niet
afhankelijk van een algemene salarismaatregel, maar van een CAO-afspraak. De afgelopen jaren is de uitkering een aantal malen
verhoogd. Bij de invoering van de euro per 1 januari 2002 is het bedrag in guldens omgezet in euro’s en daarna afgerond naar
boven op een rond bedrag . Op 1 januari 2006 is door de afschaffing van de ZKOO de aanspraak op de aanvullende inkomenstoeslag
vervallen. In de CAO onderwijs (PO, VO) 2005–2007 is overgekomen de middelen die hierdoor vrijkwamen in te zetten voor de
verhoging van de eindejaarsuitkering OOP met € 73,08. De uitkering maakt sinds 1 januari 2001 onderdeel uit van het pensioengevend
inkomen.
Overzicht van het jaarbedrag vanaf 1 januari 2001Vanaf | Functieschalen 1 tot en met 5 | Functieschalen 6 tot en met 8 |
---|
1 januari 2001 | € 744,60 | € 699,72 |
1 januari 2002 | € 747,00 | € 702,00 |
1 januari 2006 | € 820,08 | € 775,08 |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.