Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2009, nr. Z/VU-2957030, houdende regels over de geldigheidsduur van indicatiebesluiten AWBZ (Zorgindicatieregeling)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 15, tweede lid, van het Zorgindicatiebesluit;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De geldigheidsduur van een indicatiebesluit is maximaal vijf jaar en wordt vastgesteld met inachtneming van:

    • a. de beperkingen van de verzekerde en veranderingen die zich daarin kunnen voordoen;

    • b. de woonomstandigheden en de samenstelling van het huishouden van de verzekerde en veranderingen die zich daarin kunnen voordoen;

    • c. het bereiken van een leeftijd van de verzekerde die van invloed kan zijn op de aanspraak.

  • 2. Een indicatiebesluit voor zorg zonder verblijf die noodzakelijk is in verband met een ziekte of aandoening die er toe leidt dat de levensverwachting van de verzekerde naar het oordeel van de behandelend arts korter is dan drie maanden, blijft geldig tot de verzekerde is overleden.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Zorgindicatieregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

TOELICHTING

In artikel 15, eerste lid, van het Zorgindicatiebesluit is geregeld dat in het indicatiebesluit de geldigheidsduur ervan wordt vermeld. In het tweede lid van die bepaling is geregeld dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de geldigheidsduur daarvan. Met deze regeling is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hanteert een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar. In de op grond van artikel 11 van het Zorgindicatiebesluit vastgestelde Beleidsregels indicatiestelling AWBZ is deze maximale duur beschreven en is aangegeven op grond van welke criteria het CIZ de uiteindelijke duur van het indicatiebesluit vaststelt.

In het Algemene Overleg over diverse AWBZ-dossiers van 17 juni 20091 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal gevraagd om indicatiebesluiten voor palliatieve terminale zorg thuis voor onbepaalde termijnen vast te stellen. In mijn brief van 30 juni 2009 aan de Tweede Kamer2 heb ik toegezegd de regelgeving op dit punt aan te willen passen. Met deze regeling voldoe ik aan dit verzoek. In verband daarmee heb ik hetgeen tot nu toe in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ is beschreven met betrekking tot de geldigheidsduur van indicatiebesluiten in de onderhavige regeling geregeld, evenals de door de Tweede Kamer gewenste uitzondering ingeval van palliatieve terminale zorg thuis. In dat geval geldt het indicatiebesluit tot de verzekerde is overleden. Van palliatieve terminale zorg thuis in de zin van deze regeling is sprake als de verzekerde naar verwachting van de behandelend arts binnen drie maanden is overleden. De bepaling is zo geformuleerd dat onafhankelijk van deze termijn het indicatiebesluit blijft gelden tot het moment van overlijden.

Het CIZ heeft tot 1 januari 2010 nodig om de werkwijze te implementeren, zoals die in artikel 1, tweede lid, van deze regeling is geregeld. Deze regeling treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2010. Tot die tijd wordt doorgegaan met het afgeven van indicatiebesluiten voor palliatieve terminale zorg thuis met een geldigheidsduur van twee jaar.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.


XNoot
1

Kamerstukken 2008/09, 30 597, nr. 98.

XNoot
2

Kamerstukken 2008/09, 30 597, nr. 96.

Naar boven