Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder grond en bedrijf, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de
Meststoffenwet, wordt verstaan onder zand- of lössgrond, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de
Meststoffenwet, en zoals deze is aangeduid op de krachtens artikel 1, vierde lid, van de Meststoffenwet vastgestelde kaarten,
wordt verstaan onder perceel en landbouwer, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit
Meststoffenwet, wordt verstaan onder Dienst Regelingen, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet en wordt verstaan onder grasland: grond die voor ten minste 50 procent uit gras bestaat
dat is of wordt gebruikt voor beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren.
Artikel 2
Het in artikel 4b, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod is in de periode van 28 september tot en
met 15 oktober 2009 niet van toepassing op grasland gelegen op zand- of lössgrond, voor zover sprake is van zodanige aantasting
van het grasland als gevolg van engerlingen, dat:
a. zonder vernietigen van dat grasland gevolgd door herinzaai, in 2010 een tenminste 25 procent lagere grasproductie op dat perceel
of perceelsgedeelte is te verwachten, en
b. de totale oppervlakte die voor vernietiging in aanmerking komt tenminste 5 procent uitmaakt van de totale oppervlakte grond
die bij het bedrijf in gebruik is.
Artikel 3
1. Voor de toepassing van artikel 2 wordt als aantasting uitsluitend in aanmerking genomen een aantasting die op basis van onderzoek
ter plaatse is vastgesteld door een onafhankelijk taxateur die over aantoonbare expertise beschikt op het terrein van vaststelling
van schade aan grasland aangericht door dieren, en die is vastgelegd in een door de desbetreffende taxateur opgemaakt en ondertekend
taxatierapport.
2. Het taxatierapport is voorzien van foto’s van de desbetreffende percelen of perceelsgedeelten en bevat in ieder geval de
volgende gegevens:
a. de naam, het adres en het door de Dienst Regelingen ter identificatie van het bedrijf van de landbouwer wiens percelen zijn
onderzocht verstrekte relatienummer;
b. de locatie van de desbetreffende percelen of perceelsgedeelten, ingetekend op de bedrijfskaart, bedoeld in bijlage I van de
Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2009;
c. de datum van het onderzoek;
d. de resultaten van het onderzoek; en
f. alle overige waarnemingen die mogelijk van invloed kunnen zijn op de uitkomsten van het onderzoek.
Artikel 4
1. Aan de in artikel 2 bedoelde vrijstelling zijn de volgende voorschriften verbonden:
a. voorafgaand aan de vernietiging van de graszode op het grasland, meldt de landbouwer het bedrijf voor de toepassing van artikel 2
aan bij de Dienst Regelingen;
b. direct aansluitend op de vernietiging van de graszode vangt op de desbetreffende grond het inzaaien van gras aan; en
c. het taxatierapport, bedoeld in artikel 3, wordt op het bedrijf bewaard.
2. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde melding geschiedt telefonisch, onder vermelding van het door de Dienst Regelingen
ter identificatie van het desbetreffende bedrijf van de landbouwer verstrekte relatienummer en het correspondentieadres van
de landbouwer.
Artikel 5
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst,
werkt terug tot en met 28 september 2009 en vervalt op 16 oktober 2009.
Artikel 6
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling scheurverbod grasland 2009.
TOELICHTING
Sinds 1 januari 2006 is het op grond van artikel 4b van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) niet toegestaan om in de periode
van 11 mei tot 1 februari de graszode van grasland gelegen op zandgronden te vernietigen. Dit verbod is ingesteld om te voorkomen
dat na het vernietigen van de graszode ophoping optreedt van minerale stikstof in de bodem door het afsterven van de wortels
en stoppels en versnelde mineralisatie plaatsvindt van organische stof in de bodem. Deze minerale stikstof is gevoelig voor
verlies via uit- en afspoeling naar grond- en oppervlaktewater, zeker in de periode buiten het groeiseizoen.
Uit de praktijk is gebleken dat voornoemd verbod eraan in de weg staat dat schade aan grasland op zandgrond zoals deze zich
in de maanden augustus en september van dit jaar heeft voorgedaan als gevolg van aantasting door engerlingen, adequaat kan
worden beperkt. Engerlingen zijn de larven van een bepaalde groep kevers, waaronder de meikever en de junikever. Deze larven
leven in grasland en voeden zich met de wortels van gras, waardoor het gras doodgaat.
Schade aan de graszoden treedt niet alleen op door vraat van de wortels door de engerlingen, maar ook door vogels die de grasmat
lostrekken op zoek naar de larven. Door de extreme hoeveelheid engerlingen is inmiddels circa 1000 hectare grasland zwaar
aangetast.
Als oplossing van bovengeschetst probleem is het vernietigen van de desbetreffende graszode naar het oordeel van de Plantenziektekundige
Dienst een effectieve methode. Bestrijding van de kevers zelf is geen optie aangezien die verblijf houden in bomen en bossages.
Evenmin zijn er goede chemische bestrijdingsmiddelen voor deze larven beschikbaar. Door het zogenoemde scheuren van grasland
wordt de voedingsbodem voor de larven weggenomen, als gevolg waarvan de engerlingen verhongeren. Hierdoor zal na herinzaai
van het gras, de grasmat het volgende jaar weer in goede conditie verkeren.
Naar aanleiding van het bovenstaande voorziet in artikel 2 van de onderhavige regeling in een vrijstelling van het in artikel 4b
van het Bgm opgenomen verbod voor de periode van 28 september tot en met 15 oktober van het jaar 2009. Deze vrijstelling geldt
uitsluitend onder de in artikelen 2 en 3 genoemde voorwaarden. In artikel 4 worden aan de vrijstelling een drietal voorschriften
verbonden.
Percelen of gedeelten van percelen waarvan de graszode is vernietigd moeten ingevolge het in artikel 4, eerste lid, onderdeel
b, opgenomen voorschrift zo snel mogelijk worden heringezaaid met gras. Met dit voorschrift wordt zoveel mogelijk beoogd te
voorkomen dat de in de gescheurde grasmat aanwezige stikstof verloren gaat naar het milieu.
Landbouwers die gebruik willen maken van de vrijstelling moeten op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, in samenhang
met het tweede lid van artikel 4, voorts het bedrijf waartoe het grasland behoort telefonisch aanmelden bij de Dienst Regelingen.
In de praktijk betekent dit dat de landbouwer zich in verbinding kan stellen met het LNV-Loket, bereikbaar onder telefoonnummer
0800-22 333 22. Bij de melding moet het zogenoemde relatienummer en het correspondentieadres van de betrokken landbouwer worden
doorgegeven. Dit voorschrift is bedoeld om controle op de naleving van de overige voorschriften, zoals de herinzaaiverplichting
en het in het navolgende toegelichte taxatierapport, mogelijk te maken.
Een derde voorschrift dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, voorziet in de verplichting om een taxatierapport,
waaruit de aantasting van de graszode blijkt, op het bedrijf te bewaren. Dit taxatierapport moet ingevolge artikel 3, tweede
lid, foto’s bevatten van de aangetaste percelen grasland. Voorts moet het taxatierapport in ieder geval bevatten de naam,
het adres en het relatienummer van de landbouwer wiens percelen zijn onderzocht, de locatie van elk betrokken perceel, ingetekend
op de bedrijfskaart, als bedoeld in bijlage I van de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2009, de datum en de
resultaten van het onderzoek en alle overige waarnemingen die mogelijk van invloed kunnen zijn op de resultaten van het onderzoek.
Slechts taxatierapporten die zijn opgesteld en ondertekend door onafhankelijke taxateurs die aantoonbare expertise hebben
op het terrein van vaststelling van schade aan grasland aangericht door dieren, geven de betrokken landbouwer het recht om
van de vrijstelling gebruik te maken. Het ter plaatse vaststellen van de mate waarin de graszode is aangetast en het achterhalen
dat deze aantasting daadwerkelijk is veroorzaakt door engerlingen vereist immers specialistische kennis. Gelet op de kennis
en ervaring die zij met de vaststelling van door dieren aan gewassen aangerichte schade in het kader van de Flora- en faunawet
hebben opbebouwd, komen hiervoor in ieder geval in aanmerking de taxateurs die schade plegen te beoordelen in opdracht van
het Faunafonds.
Schade aan het grasland moet ten minste de in artikel 2 opgenomen omvang hebben om voor de vrijstelling in aanmerking te komen.
Dit betekent dat de taxateur moet hebben vastgesteld dat de schade door de engerlingen zo groot is dat de verwachte grasopbrengst
op het desbetreffende perceel of perceelsgedeelte in 2010 minimaal 25 procent lager is. De vrijstelling geldt voorts alleen
indien de totale oppervlakte die voor vernietiging in aanmerking komt ten minste 5 procent bedraagt van alle grond die bij
het bedrijf in gebruik is. Het is voor de toepassing van deze voorwaarde niet van belang of deze grond als bouwland of grasland
in gebruik is.
Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan is het de betrokken landbouwer toegestaan om de desbetreffende percelen of gedeelten
van percelen tot 15 oktober 2009 te vernietigen. Voor deze datum is gekozen omdat de herinzaai van grasland die ingevolge
de onderhavige regeling direct aansluitend op de vernietiging van de graszode moet plaatsvinden, later in het najaar een geringere
kans op de vorming van een goede graszode heeft.
Uit contacten met de diensten van de Europese Commissie is gebleken dat deze begrip hebben voor de noodzaak om te voorzien
in een uitzondering op het scheurverbod van grasland in de periode van 28 september tot en met 15 oktober. De voorziening
is voorts in lijn met het advies van de Technische Commissie Bodembescherming (TCB) op de Vrijstellingsregeling Besluit gebruik
meststoffen extreme weersomstandigheden 2006. Deze regeling bevatte een vergelijkbare vrijstelling voor de periode van 1 tot
en met 15 oktober 2006 in verband met verdroogd grasland.
Spoedheidshalve treedt de onderhavige regeling met terugwerkende kracht tot en met 28 september in werking. Hiermee wordt
afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op
1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. De
reden hiervoor is de, in het voorgaande toegelichte, noodzaak om grasland voor 15 oktober te vernietigen. Het verlenen van
terugwerkende kracht is voorts gerechtvaardigd daar het een versoepeling van de voorschriften betreft. Mogelijke consequenties
voor de rechtszekerheid van betrokkenen zijn ondervangen door vanaf 28 september aan de doelgroep uitgebreide informatie over
de vrijstelling en de toepasselijke voorwaarden en voorschriften te verstrekken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.