Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 25 september 2009, nummer WBV 2009/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/7 Colombia Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Colombia

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Colombia. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van 4 september 2008 over de situatie in Colombia (zie de website van het Ministerie van BuZa).

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Colombia is geen besluit genomen in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen
3.1 Leiders sociale gemeenschappen: vakbondsleiders, mensenrechtenactivisten, religieuze leiders

Vakbondsleiders en andere gemeenschapsleiders liepen blijkens het ambtsbericht gedurende de verslagperiode het risico slachtoffer te worden van gerichte bedreigingen en moorden. In de praktijk blijkt het moeilijk te achterhalen of in deze gevallen sprake was van een politiek motief.

Ook mensenrechtenactivisten, vooral in gebieden waar veel geweldsincidenten plaatsvinden en waar het staatsgezag zwak is, liepen gedurende de verslagperiode het risico slachtoffer te worden van gerichte bedreigingen en moorden door guerrilla’s en vooral ex-paramilitairen en leden van nieuwe illegaal gewapende groeperingen (NIAG’s). Vooral mensenrechtenactivisten die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen en deze herleiden tot individuen (bijvoorbeeld ex-paramilitairen of commandanten van NIAG’s of guerrillagroeperingen) liepen gevaar.

Ook religieuze leiders liepen het risico in hun mensenrechten te worden geschonden door guerrilla’s, ex-paramilitairen en leden van NIAG’s. Indien religieuze leiders in Colombia bedreigd of vermoord worden, is de reden meestal van politieke of financiële aard. Religieuze overwegingen spelen hierbij doorgaans geen rol.

Indien asielzoekers behorende tot één van deze groepen aannemelijk maken dat zij vanwege hun (vermeende) activiteiten vervolging vrezen en geen bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten, kunnen zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

3.2 Lokale politici en bestuurders

Met name in gebieden waar het staatsgezag zwak was en waar guerrillagroeperingen en NIAG’s actief waren, liepen lokale politici en (kandidaat-) bestuurders het risico slachtoffer te worden van gerichte bedreigingen en moorden, met name door de FARC, ex-paramilitairen en NIAG’s. In de aanloop naar de lokale en regionale verkiezingen die op 28 oktober 2007 plaatsvonden, werden 25 kandidaten vermoord.

Indien asielzoekers behorende tot deze groep aannemelijk maken dat zij vanwege hun (vermeende) activiteiten vervolging vrezen en geen bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten, kunnen zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

3.3 Journalisten

Gedurende de verslagperiode werden journalisten geïntimideerd door zowel ex-paramilitairen, leden van NIAG’s als de FARC en de ELN, met name bij publicaties over mensenrechtenschendingen die herleidbaar zijn tot individuen. Om die reden is er sprake van een zekere mate van zelfcensuur. Incidenten vonden plaats in ondermeer Sucre, Córdoba en Santander.

Indien asielzoekers behorende tot deze groep aannemelijk maken dat zij vanwege hun (vermeende) journalistieke activiteiten vervolging vrezen en geen bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten, kunnen zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

3.4 Inheemse volkeren

Colombianen die tot inheemse groepen behoren werden, net als in de vorige verslagperiode, in disproportionele mate slachtoffer van zowel de guerrillagroeperingen als NIAG’s, aangezien zij doorgaans in (geïsoleerde) zones wonen waar guerrillagroeperingen of NIAG’s een sterke machtsbasis hebben. De inheemse bevolking neemt bovendien een gemarginaliseerde positie in in de Colombiaanse samenleving en haar sociaal-economische situatie is veelal slecht.

Individuele asielzoekers die behoren tot deze groepen kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indien zij vanwege hun etniciteit een gegronde vrees voor vervolging hebben van de zijde van (één der) gewapende groepen en hiertegen geen bescherming van de autoriteiten kunnen krijgen.

3.5 Afro-Colombianen

Afro-Colombianen werden, net als in de vorige verslagperiode, in disproportionele mate slachtoffer van zowel de guerrillagroeperingen als de NIAG’s vanwege het feit dat zij doorgaans in (geïsoleerde) zones wonen, waar gevechtshandelingen, gedwongen verplaatsingen en belegeringen (m.n. in Chocó en Nariño) plaatsvinden.

Individuele asielzoekers die behoren tot deze groepen kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indien zij vanwege hun etniciteit een gegronde vrees voor vervolging hebben van de zijde van (één der) gewapende groepen en hiertegen geen bescherming van de autoriteiten kunnen krijgen.

3.6 Vrouwen

Alle partijen bij het conflict maakten zich gedurende de verslagperiode schuldig aan verkrachtingen en ander seksueel geweld. Van zowel guerrillagroeperingen als NIAG’s is bekend dat zij vrouwen van mogelijke verraders seksueel misbruikten en verminkten. Gedurende de verslagperiode maakten NIAG’s zich schuldig aan vrouwenhandel ten behoeve van de prostitutie.

Het algemene beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3 is van toepassing.

3.7 Dienstplichtigen en deserteurs

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.

Ten aanzien van Colombia heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Colombia geen bijzonderheden.

5 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Colombia komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).

Het ambtsbericht geeft aan dat er sprake is van een dynamisch conflict. De locatie van conflicthaarden is aan verandering onderhevig, evenals de positie en mate van invloed van de guerrillagroeperingen en NIAG’s.

De departementen die op basis van de informatie in het ambtsbericht als relatief onveilig kunnen worden gezien zijn: Nariño, Valle del Cauca (inclusief de stad Cali, die voorheen nog als relatief veilig werd aangemerkt), Chocó, Cordoba, het noorden van Norte de Santander, het westen van Arauca, Casanare, Meta, Caquetá en Putumayo.

Als relatief veilig kunnen worden aangemerkt Medellín en het departement Cundinamarca, waarin de hoofdstad Bogotá ligt.

Voor de overige gebieden van Colombia is het onderscheid relatief veilig/relatief onveilig minder duidelijk te maken.

Het voorgaande, zou tot het oordeel kunnen leiden dat voor de onveilige gebieden een beleid van categoriale bescherming, in de zin van artikel 29, eerste lid aanhef en onder d, Vw, is geïndiceerd.

Echter, asielzoekers uit onveilige gebieden die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op individuele gronden, kunnen zich aan de algehele geweldsituatie onttrekken door in de relatief veilige gebieden te verblijven. Aan deze personen zal een verblijfsalternatief worden tegengeworpen. Zij komen derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten
6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.3 is van toepassing.

Ten aanzien van Colombia geldt, dat gezien de algehele situatie aan asielzoekers geen vlucht- en/of vestigingsalternatief wordt tegengeworpen in een ander deel van Colombia indien sprake is van gegronde vrees voor vervolging of van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM. Doorgaans zullen deze asielzoekers zich immers in geheel Colombia niet aan vervolging of een onmenselijke of vernederende behandeling door derden kunnen onttrekken. Zij komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid aanhef en onder a respectievelijk b, Vw.

6.2 Veilig land van herkomst

Colombia wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Colombia wordt niet beschouwd als veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.

Verder zijn er nog de volgende aandachtspunten.

Bij de beoordeling van personen die deel uitmaken van of banden hebben met de guerrillabewegingen of de paramilitairen, dient steeds te worden beoordeeld of de activiteiten voor deze groeperingen aanleiding vormen om te oordelen dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is.

6.5 Veiligheidssituatie
6.5.1 Algemeen

Het ambtsbericht geeft aan dat, hoewel de veiligheidssituatie in sommige delen van het land onverminderd slecht is, gesteld kan worden dat de veiligheidssituatie in het algemeen aanzienlijk is verbeterd. Zeker in de dichtbevolkte aandachtsgebieden die over een goede infrastructuur beschikken, is de aanwezigheid van de staat aanzienlijk vergroot.

6.5.2 Binnenlands gewapend conflict

Een gewapend conflict in de zin van dit artikel wordt aangenomen voor de regio Valle del Cauca. De mate van willekeurig geweld in dit conflict is echter niet zodanig dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin iedere burger bij terugkeer louter door zijn aanwezigheid een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in die bepaling zou lopen.

6.6 Bescherming door de autoriteiten

Binnen Colombia bestaat een aantal beschermingsprogramma’s voor personen die vrezen voor vervolging door één van de strijdende partijen. Toegang tot één van deze programma’s is echter niet voor iedereen mogelijk. Daarnaast zal in een aantal gevallen geen effectieve bescherming mogelijk zijn.

Asielzoekers die stellen te vrezen voor vervolging door één van de strijdende partijen, dienen aannemelijk te maken dat zij niet in aanmerking kunnen komen voor bescherming dan wel dat effectieve bescherming in hun geval niet mogelijk is.

Daarbij kan in beginsel worden verwacht dat asielzoekers die aangifte van hun problemen doen bij de autoriteiten de reactie van de autoriteiten op deze aangifte afwachten. Personen die aangifte doen en direct zonder enige reactie af te wachten Colombia verlaten, dienen aannemelijk te maken waarom het niet mogelijk was de reactie van de autoriteiten af te wachten.

Indien asielzoekers niet aannemelijk kunnen maken dat in hun geval geen bescherming kan worden geboden, bestaat geen aanleiding een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 Vw te verlenen.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Ten aanzien van Amv’s uit Colombia kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Colombia is geen besluit genomen in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 september 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in september 2008 een algemeen ambtsbericht over Colombia uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van januari 2006 tot en met juni 2008. Het ambtsbericht heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het beleid. In dit wijzigingsbesluit zijn wel enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen.

Zo is de lijst met aandachtsgroepen aangepast aan die in het algemene ambtsbericht, en is, conform de berichtgeving aan de Voorzitter van de Tweede Kamer bij brief van 17 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 19 637, nr. 1258), aangegeven dat in een deel van Colombia sprake is van een gewapend conflict in de zin van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 (inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeven, en de inhoud van de verleende bescherming). Dit leidt evenwel niet tot de conclusie dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in de uitspraak Elgafaji van het Hof van Justitie.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven