Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2009, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/PB/2009/18838, tot instelling van een Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

de Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

b. Ministerie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2 Instelling

  • 1. Er is een Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen.

  • 2. De commissie wordt ingesteld tot 1 januari 2010.

Artikel 3 Taken

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a. het onderzoeken en analyseren van de toekomst- en schokbestendigheid van de huidige pensioencontracten naar aanleiding van de huidige financiële en economische crisis waarbij rekening wordt gehouden met de vergrijzing in de komende decennia; en

    • b. het zonodig op basis van een analyse op grond van onderdeel a in kaart brengen van de heroverweging van de huidige pensioencontracten en het aandragen van oplossingsrichtingen met als uitgangspunt dat een op collectiviteit en solidariteit gebaseerd systeem in de tweede pijler van het pensioenstelsel behouden blijft.

  • 2. Bij het aandragen van oplossingsrichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geeft de commissie tevens een analyse van de overgangsproblematiek die met de heroverweging van de pensioencontracten gepaard gaat.

Artikel 4 Samenstelling

De commissie bestaat uit de volgende leden:

  • Prof. Dr. K.P. Goudswaard, voorzitter

  • Prof. Dr. R.M.W.J. Beetsma;

  • Prof. Dr. T.E. Nijman;

  • Prof. Dr. P. Schnabel.

Artikel 5 Secretariaat

In het secretariaat wordt voorzien door het Ministerie.

Artikel 6 Vergoeding

Aan de leden wordt een vergoeding per vergadering toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies respectievelijk het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De vergoeding per vergadering van de leden van de commissie bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenregelingen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 augustus 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Het onderzoek van de commissie heeft tot doel de toekomstbestendigheid van het Nederlands aanvullend pensioenstelsel te analyseren. De huidige financiële crisis heeft aangetoond dat het stelsel van aanvullende pensioenen, zoals dat thans is vormgegeven, gevoeliger is voor financiële schokken dan tot nu toe werd gedacht. Derhalve rijst de vraag of het huidige stelsel toekomstbestendig is en, zo niet, welke oplossingsrichtingen denkbaar zijn om het stelsel bestand te maken tegen financiële schokken in het licht van de vergrijzing. Immers, door de vergrijzing zullen de mogelijkheden om eventuele tekorten in pensioenfondsen aan te vullen in beginsel verder afnemen.

Het onderzoek van de commissie richt zich op het hart van de tweede pijler, het pensioencontract. Dit contract bepaalt de geambieerde en gecommuniceerde hoogte van de uitkering, de prijs die daarvoor betaald wordt, de risico’s die daarbij worden gelopen en de wijze waarop deze risico’s over gepensioneerden, werkenden, toekomstige deelnemers en de werkgevers worden verdeeld.

De volgende aspecten worden door de commissie in het onderzoek betrokken:

  • de invloed van de vergrijzing op de kosten en de schokbestendigheid van huidige pensioencontracten op de lange termijn;

  • de verschillen tussen door deelnemers ervaren zekerheid en feitelijk geboden zekerheid in huidige contracten;

  • het belang van indexatie voor pensioenopbouw van actieven en koopkracht gepensioneerden;

  • de communicatie over pensioenzekerheid in relatie tot soorten pensioenovereenkomsten;

  • de gevolgen van de vergrijzing voor solidariteit en risicodeling (effect doorsneepremie);

  • de verhouding tussen de risico’s in de financiële opzet en het risicodragende vermogen van pensioenfondsen;

  • de rol van de werkgever, werknemers en zelfstandige beroepsbeoefenaren bij de inhoud en financiering van pensioencontracten;

  • de kader- en waarborgstellende rol van de overheid binnen de tweede pijler;

  • de invloed van internationale ontwikkelingen, zoals de International Financial Reporting Standards (IFRS) op de inhoud van pensioencontracten;

  • het functioneren van het stelsel van aanvullend pensioen in relatie tot het functioneren van het financieel toetsingskader nu en in de toekomst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

Naar boven