De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden
en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348);
Gelet op de verordening van 19 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap,
in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften;
Gelet op de artikelen 3, 4 en 6 van het Reglement zee- en kustvisserij;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling visserij-inspanning herstelplannen1 wordt als volgt gewijzigd.
A
De artikelen 1 tot en met 6 worden vervangen door:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. beheersperiode:
periode genoemd in de aanhef van bijlage 1;
- b. gereglementeerd geografisch gebied:
de gebieden, bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008;
- c. gereglementeerd vistuig:
de vistuigen behorend tot de categorieën, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1342/2008;
- d. inspanningsgroep:
een inspanningsgroep als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 1342/2008;
- e. minister:
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- f. ondernemer:
degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998,
staat geregistreerd;
- g. verordening nr. 1342/2008:
verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden
en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348);
- h. verordening inzake vangstmogelijkheden:
verordening van 19 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap,
in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften;
- i. visserij-inspanning:
de inspanning zoals berekend in onderdeel 5 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
Artikel 2
1. Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van ten minste 10 meter de visserij uit te oefenen in de
gereglementeerde geografische gebieden met gereglementeerde typen vistuig en die typen vistuig aan boord te houden.
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vissersvaartuig, indien:
a. de minister ten aanzien van het vissersvaartuig voor de beheersperiode een speciaal visdocument heeft afgegeven als bedoeld
in artikel 14, tweede lid, van verordening nr. 1342/2008, ten aanzien van het betreffende gereglementeerde geografisch gebied
en categorie vistuig;
b. de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger heeft gemeld welk type of welke typen gereglementeerd vistuig
hij in welk gebied gaat gebruiken in de betreffende beheersperiode;
c. de voor de houders van een speciaal visdocument beschikbare visserij-inspanning per gereglementeerd geografisch gebied en
vistuigcategorie, vermeld in bijlage 1, voor de beheersperiode nog niet is opgebruikt en
d. het vissersvaartuig behoort tot de vlootsegmenten MFL1 of MFL2 en is geregistreerd in het visserijregister, bedoeld in artikel
4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998.
3. De minister geeft het speciale visdocument, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, slechts af ten aanzien van een vaartuig:
a. dat in de kalenderjaren 2006 tot en met 2008 heeft gevist in de gereglementeerde geografische gebieden met een of meerdere
gereglementeerde vistuigen;
b. ten aanzien waarvan op 1 januari 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op visserij in de
gereglementeerde geografische gebieden en met de gereglementeerde typen vistuigen, of
c. dat dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan het recht op een speciaal visdocument
als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, bestond op grond van het tweede en derde lid, onderdeel a of b, en de houder van
dat document afstand heeft gedaan van dat recht ten gunste van de aanvrager van het speciale visdocument en het motorvermogen
van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden
vervangen.
4. De minister maakt het tijdstip bekend waarop naar zijn oordeel de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde hoeveelheden visserij-inspanning
zijn opgebruikt.
5. De minister kan weigeren een speciaal visdocument af te geven of een speciaal visdocument intrekken indien hij dit noodzakelijk
acht ter nakoming van communautaire verplichtingen.
6. De minister geeft een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, ten aanzien van de gereglementeerde
vistuigen BT1 en BT2 slechts af voor een vissersvaartuig waaraan contingenten tong en schol zijn toegekend op grond van artikel
2, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling contingentering zeevis.
Artikel 3
1. De door de gezamenlijke Nederlandse vissers gebruikte hoeveelheden visserij-inspanning worden in mindering gebracht op de
hoeveelheid visserij-inspanning, bedoeld in bijlage 1, overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen 9.1, 9.2, 10.2, 10.3 en
11 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
2. De minister gebruikt de hoeveelheden visserij-inspanning die ingevolge punt 6 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden
aan Nederland zijn toegewezen, maar die niet op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, beschikbaar zijn gesteld, ten
behoeve van:
a. het uitwisselen van visserij-inspanning met andere lidstaten, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening nr. 1342/2008;
b. het overdragen visserij-inspanning tussen inspanningsgroepen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008
en
c. toewijzing aan ondernemers waarvan is vastgesteld dat met het vissersvaartuig van de ondernemer tijdens de beheersperiode
de visserij is uitgeoefend met gebruikmaking van vistuig dat selectiever is dan de bestaande wettelijke verplichtingen.
3. Het deel van de visserij-inspanning dat is gereserveerd op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, wordt, na aftrek
van de overgedragen en toegewezen hoeveelheden, uiterlijk 1 juli van de beheersperiode beschikbaar gesteld aan vaartuigen
ten behoeve waarvan een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, is verleend.
4. De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd voor het toewijzen van de visserij-inspanning als bedoeld in het
tweede lid, onderdeel c.
Artikel 4
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is tijdens de beheersperiode na de bekendmaking, bedoeld in artikel 2, vierde
lid, niet van toepassing op een vissersvaartuig indien de minister ten behoeve van dat vaartuig een aanvullende hoeveelheid
visserij-inspanning heeft toegekend en de aan dat vaartuig toegekende hoeveelheid visserij-inspanning nog niet is opgebruikt.
2. De minister kent de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, slechts toe ten
aanzien van een vissersvaartuig, indien:
a. ten behoeve van dat vaartuig reeds voor die beheersperiode een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel a, is verleend;
b. met dat vissersvaartuig gedurende de gehele beheersperiode de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig het bepaalde in artikel
13, tweede lid, onderdeel a, b of c, van verordening nr. 1342/2008;
c. de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger daartoe voor 15 maart een verzoek op een daartoe bestemd formulier
heeft ingediend bij de minister en
d. het vissersvaartuig behoort tot een inspanningsgroep als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008.
3. De minister kan bij de toekenning van de visserij-inspanning, bedoeld in het eerste lid, aanvullende eisen stellen, waaronder
medewerking aan frequentere controles in de zin van artikel 13, derde lid, van verordening nr. 1342/2008.
4. De minister kent de aanvullende hoeveelheden visserij-inspanning, bedoeld in het eerste lid, toe ten aanzien van de het gereglementeerde
gebied en de gereglementeerde categorie vistuig waarvoor het speciale visdocument was toegekend voor die beheersperiode en
houdt bij de vaststelling van de hoeveelheden visserij-inspanning rekening met het bepaalde in artikel 13, vierde lid, van
verordening 1342/2008.
5. De minister reikt bij de toekenning van een aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning voor de beheersperiode aan de ondernemer
een document voor de desbetreffende visserij-inspanning uit.
6. De aan een vissersvaartuig toegekende aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning is niet overdraagbaar.
7. De minister kan de toekenning, bedoeld in het eerste lid, weigeren of intrekken indien:
Artikel 5
1. Een melding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt gedaan aan de Directie Visserij van het Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Indien een ondernemer deelneemt aan een groep of een producentenorganisatie wordt een
melding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, gedaan aan het bestuur van de groep dan wel producentenorganisatie.
2. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:
a. naam van de ondernemer;
b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;
c. de gereglementeerde typen vistuig die zullen worden gebruikt;
d. het gereglementeerd gebied waar zal worden gevist.
3. Een melding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt beschouwd als een aanvraag tot verkrijging van een speciaal
visdocument als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a.
4. Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 10.2 en 10.3 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
5. De toestemming, bedoeld in onderdeel 10.2 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden, wordt verkregen
door melding van het voornemen tot het gebruik van meer dan één soort vistuig tijdens de visreis uiterlijk 48 uur voor aanvang
van de visreis.
6. De mededeling, bedoeld in onderdeel 10.3 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden, wordt gedaan aan
de minister uiterlijk 48 uur voor aanvang van de visreis.
7. Het is voor vaartuigen als bedoeld in onderdeel 13.1 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden verboden
om in strijd te handelen met de artikelen 19 ter, eerste en tweede lid, 19 quater, eerste en tweede lid, en 19 sexies, eerste
tot en met derde lid, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling
voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261) met inachtneming van het bepaalde in de tweede tot en met vierde volzin
van onderdeel 13.1 van bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden
Artikel 6
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tot het aan boord houden van de gereglementeerde typen vistuig in de gereglementeerde
geografische gebieden, is niet van toepassing in het geval, bedoeld in onderdeel 11.1 van bijlage IIa van de verordening inzake
vangstmogelijkheden.
2. De aanvraag tot verkrijging van een speciaal visdocument als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Regeling technische
maatregelen 2000, wordt beschouwd als een melding als bedoeld in onderdeel 11.1 van bijlage IIa van de verordening inzake
vangstmogelijkheden.
3. Een vissersvaartuig mag andere dan met de visserij verband houdende activiteiten ontplooien in de gereglementeerde geografische
gebieden zonder dat de daarmee gemoeide tijd wordt aangemerkt als een kalenderdag, mits wordt voldaan aan onderdeel 11.2 van
bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden. Een melding als bedoeld in dat onderdeel wordt schriftelijk gedaan
aan de minister. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:
a. naam van de ondernemer;
b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig en
c. de aard, datum van aanvang en duur van de activiteiten.
4. Indien een vissersvaartuig niet heeft kunnen vissen omdat zich een noodsituatie als bedoeld in onderdeel 11.3 van bijlage
IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden heeft voorgedaan, wordt het aantal dagen waarop het vissersvaartuig niet
heeft kunnen vissen, niet in mindering gebracht op de betreffende hoeveelheid visserij-inspanning, bedoeld in bijlage 1, indien
de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger binnen een maand nadat de noodsituatie zich heeft voorgedaan
schriftelijk bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit daarvan melding heeft gemaakt en de melding wordt
gestaafd door bewijsstukken.
B
Aan de regeling wordt de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen ‘Bijlage 1, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel
c’ toegevoegd.
ARTIKEL II
Aan artikel 2 van de Regeling vangstbeperking2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De minister kan de vrijstelling als bedoeld in het tweede lid voor een bepaalde periode intrekken voor de vangst van kabeljauw
in de gebieden, bedoeld in de onderdelen 5a.1 en 5d.1 van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden, voor
de aldaar bedoelde vaartuigen, indien hij dat noodzakelijk acht ter nakoming van het bepaalde in de onderdelen 5a.3 en 5d.3
van die bijlage.
ARTIKEL III
De Regeling technische maatregelen 20002 wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 7c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tiende lid wordt ‘de artikelen 84 en 86 van de verordening inzake vangstmogelijkheden’ vervangen door: de artikelen
84 en 87 van de verordening inzake vangstbeperking.
2. In het elfde lid wordt ‘artikel 84a van de verordening inzake vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 85 van de verordening
inzake vangstmogelijkheden.
3. In het dertiende lid wordt ‘artikel 87, derde lid, van de verordening inzake vangstmogelijkheden’ vervangen door: de artikelen
88, derde lid, en 90 van de verordening inzake vangstmogelijkheden
4. In het veertiende lid wordt ‘artikel 93 van de verordening inzake vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 95 van de
verordening inzake vangstmogelijkheden.
B
Artikel 7d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 1, 4, 5, 5a.5, 5b.1, 6.1 tot en met 6.6, 7.2 tot en met 7.5, 8.1,
8.2, 12, 13, 15 tot en met 20, 21.1, 21.3, 21.4, 22, 23 en 24, onderdelen a, c, d en e, van bijlage III van de verordening
inzake vangstmogelijkheden.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot het vierde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IV
In de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij3 wordt na artikel 33a een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 33b
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 23.1 van bijlage IIc van de verordening inzake vangstmogelijkheden.
2. Het wegen van tong als bedoeld in artikel 23.1 van bijlage IIc van de verordening inzake vangstmogelijkheden wordt gedaan
met apparatuur die ten genoegen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is goedgekeurd, geijkt en verzegeld.
ARTIKEL V
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2009.
Totale toegestane visserij-inspanning per categorie vistuig voor de periode van 1 februari 2009–31 januari 2010, in het geografische
gebied, bedoeld in onderdeel 3, onderdeel b, van de verordening inzake vangstmogelijkheden
TOELICHTING
Onderhavige regeling wijzigt de Regeling visserij-inspanning herstelplannen, de Regeling vangstbeperking, de Regeling technische
maatregelen 2000 en de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij. Deze wijziging is noodzakelijk
ter uitwerking van het visserij-inspanningsregime dat is opgenomen in verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december
2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348) (hierna: verordening nr. 1342/2008) en in bijlage IIa van de verordening van
19 december 2008 van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden
en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met
vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (hierna:
de verordening inzake vangstmogelijkheden). Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enige andere onderdelen uit te werken
van laatstgenoemde verordening. In deze toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitwerking van het visserij-inspanningsregime,
de overige wijzigingen, de administratieve lasten en de aanleiding voor het afwijken van het Vaste Verandermoment van LNV-regelgeving.
1. Visserij-inspanningsregime
Het langetermijnplan van verordening nr. 1342/2008 is er op gericht de bestanden van kabeljauw te beschermen door het beperken
van de inspanning van vissersvaartuigen die in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee, een groot deel van het zeegebied
ten westen van Schotland, het oostelijk deel van het Kanaal en de Ierse Zee de visserij uit oefenen met bepaalde vistuigen.
Dit langetermijnplan vervangt het herstelplan voor dezelfde kabeljauwbestanden dat was neergelegd in verordening nr. 423/2004.
Dat herstelplan kende ook reeds een visserij-inspanningsregime, dat echter anders van opzet was dan het regime zoals nu neergelegd
in verordening nr. 1342/2008.
Het visserij-inspanningsregime zoals neergelegd in verordening nr. 1342/2008 is voor de beheersperiode 1 februari 2009 tot
en met 31 januari 2010 uitgewerkt in bijlage IIa van de verordening inzake vangstmogelijkheden. In die bijlage zijn aanvullende
bepalingen opgenomen ten opzichte van verordening nr. 1342/2008 en zijn de voor de Lidstaten beschikbare hoeveelheden visserij-inspanning
vastgelegd. Het regime is uitgewerkt in de Regeling visserij-inspanning herstelplannen (artikel I van onderhavige wijzigingsregeling),
waarin voorheen het vorige visserij-inspanningsregime was neergelegd.
De hoeveelheid visserij-inspanning (gemeten in kilowattdagen) waarvoor vissersvaartuigen in aanmerking komen, is afhankelijk
van de gebieden waar wordt gevist en het type vistuig dat wordt gebruikt. Het betreft de volgende typen vistuig: bodemtrawls
en zegens met een maaswijdte van minstens 100 mm, een maaswijdte van tussen de 70 en 99 mm, en een maaswijdte tussen de 16
en 31 mm; boomkorren met een maaswijdte van minstens 120 mm en een maaswijdte van tussen de 80 en 119 mm; en kieuwnetten en
warnetten. Zie hiervoor bijlage 1 bij de regeling. Een groot deel van de Nederlandse vloot valt hiermee onder de reikwijdte
van het plan.
Om in aanmerking te komen voor het gebruik van deze visserij-inspanning, moeten vissersvaartuigen aan een aantal eisen voldoen,
zoals melding aan de minister voorafgaand aan de beheersperiode en het ingeschreven staan in het visserijregister (artikel
2, tweede lid). Ook is het aantal vaartuigen dat in aanmerking komt, beperkt tot drie categorieën (artikel 2, derde lid),
omdat zowel de hoeveelheid visserij-inspanning als de totale capaciteit van de toe te laten vaartuigen is beperkt per Lidstaat
(zie de artikelen 12, tweede lid, en 14, derde lid, van verordening nr. 1342/2008). Voor vissersvaartuigen waarvoor aan alle
eisen is voldaan, wordt een speciaal visdocument uitgereikt.
De hoeveelheid visserij-inspanning die met vissersvaartuigen waarvoor een speciaal visdocument is afgegeven, mag worden gebruikt,
is opgenomen in bijlage 1. Elke gebruikte hoeveelheid inspanning wordt afgeboekt van dat totaal overeenkomstig de EU-regelgeving
(artikel 3, eerste lid). Niet alle hoeveelheden visserij-inspanning worden ter beschikking gesteld, om visserij-inspanning
uit te kunnen wisselen met andere Lidstaten en om inspanning te kunnen overdragen tussen inspanningsgroepen (artikel 3, onderdelen
a en b). Tevens zullen deze hoeveelheden visserij-inspanning worden gebruikt om ondernemers te belonen die gebruik maken van
selectiever vistuig (artikel 3, onderdeel b). De voorwaarden voor deze beloning worden op een later tijdstip bekend gemaakt.
Deze grond voor het verdelen van visserij-inspanning is in lijn met artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van verordening nr. 1342/2008.
Voorts is het mogelijk om voor een vissersvaartuig aanvullende visserij-inspanning toegewezen te krijgen, op grond van artikel
13 van verordening nr. 1342/2008 (artikel 4). Deze aanvullende inspanning kan gebruikt worden op het moment dat bekend is
gemaakt dat de algemeen beschikbare hoeveelheid inspanning is opgebruikt. Om in aanmerking te komen voor deze aanvullende
hoeveelheid, moet de visserij uitgevoerd met het betreffende vaartuig voldoen aan de eisen van artikel 13, onderdeel a, b
of c van verordening nr. 1342/2008, alsook aan de overige voorwaarden opgesomd in artikel 4. Ook kunnen nog nadere eisen worden
gesteld (artikel 4, derde lid). De toegekende aanvullende visserij-inspanning is niet overdraagbaar tussen vaartuigen (artikel
4, zesde lid).
De nieuwe artikelen 5 en 6 regelen wanneer en hoe de verschillende meldingen moeten worden gedaan aan de minister, aan welke
administratieve verplichtingen moet worden voldaan bij gebruikmaking van de beschikbare visserij-inspanning en wanneer aanwezigheid
in het gebied niet leidt tot het tellen van visserij-inspanning.
2. Overige wijzigingen
Met de wijziging van de Regeling technische maatregelen 2000, de Regeling vangstbeperking en de Regeling eisen, administratie
en registratie inzake uitoefening visserij wordt uitvoering gegeven aan de verordening inzake vangstmogelijkheden. Dit is
de jaarlijkse Europese verordening waarbij thans de maximaal toegestane vangstmogelijkheden voor 2009 en aanvullende voorschriften
worden vastgesteld. In de onderhavige wijzigingsregeling wordt uitvoering gegeven aan een aantal van deze aanvullende voorschriften.
In de eerste plaats worden verwijzingen aangepast aan de definitief vastgestelde versie van de verordening (artikel III, onderdeel
A). In de tweede plaats wordt uitvoering gegeven aan onderdelen 5a en 5d van bijlage III van de verordening inzake vangstmogelijkheden
(en artikel II en artikel III, onderdeel B). Deze bepalingen hebben tot doel het gebruik door Lidstaten van het kabeljauwquotum
in de aldaar bedoelde gebieden (Noordzee, Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal) te reguleren. Om aan deze bepalingen
nationaal uitvoering te geven, zijn grondslagen opgenomen om de visserij op kabeljauw te sluiten voor een bepaalde periode
als omstandigheid van de onderdelen 5a.3 of 5d.3 van de verordening zich voordoet en om bekend te maken vanaf welk moment
de aanvullende technische maatregelen van onderdeel 5a.5 van toepassing zijn.
Tot slot is om uitvoering te geven aan punt 23.1 van bijlage IIc een verplichting opgenomen om in het Westelijk Kanaal ICES
zone VIIe gevangen hoeveelheden tong van meer dan 300 kg voor verkoop te wegen op apparatuur die ten genoegen van de Minister
van Landbouw, Natuur en Visserij goedgekeurd, geijkt en verzegeld is (artikel IV).
3. Administratieve lasten
De verandering die met deze wijziging worden doorgevoerd hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten, omdat alle meldingsplichten
onveranderd zijn gebleven ten opzichte van het vorige visserij-inspanningsregime. De mogelijkheid om aanvullende visserij-inspanning
aan te vragen is echter nieuw (het nieuwe artikel 4 van de Regeling visserij-inspanning herstelplannen). Dit vindt door middel
van het invullen en indienen van een formulier. Het invullen en indienen zal ongeveer een half uur kosten, met een tarief
van € 30,–. Naar verwachting zullen ongeveer 20 vissers per jaar van deze mogelijkheid gebruik maken. Daarmee komen de administratieve
lasten voor deze maatregel uit op € 1.200,–.
4. Afwijking Vaste Verandermoment
De onderhavige regeling treedt op 1 februari 2009 in werking. De vaststelling van de hieraan ten grondslag liggende EU-regelgeving
in de Europese Raad van 18 en 19 december 2008 brengt met zich dat niet voldaan kan worden aan de uitgangspunten van het systeem
van Vaste Verandermomenten voor wat betreft het uitgangspunt dat de regelgeving minimaal drie maanden voorafgaande aan de
inwerkingtreding wordt gepubliceerd, zoals neergelegd in mijn brief van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
(Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.