Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van de verboden VFR-vluchten uit te voeren buiten de daglichtperiode, beneden de minimum VFR-vlieghoogte, in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A alsmede voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht

29 september 2009

Nr. Artikel 13+44.1.a+b+45.1.b – 2009 – 125

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 7 september 2009, ontvangen op 7 september 2009 van Bristow Helicopters Ltd.;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie onder andere blijkt uit de opdracht van de Kustwacht Nederland voor het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en SAR-trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken;

Gelet op de artikelen 13, vierde lid, 44, vijfde lid, en 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type Sikorsky S61N, met als registratie G-BDOC, G-BDIJ en G-BIMU, in gebruik bij Bristow Helicopters Ltd., waarmee VFR-vluchten en IFR-vluchten worden uitgevoerd boven de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer of boven land ten behoeve van het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen of stoffen ten behoeve van SAR-vluchten en SAR-trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken in opdracht van, onder andere, de Kustwacht Nederland.

Artikel 2 Verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 10 oktober 2009 tot en met 9 oktober 2010 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 13, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement om tijdens VFR-vluchten voorwerpen of stoffen uit het luchtvaartuig te verwijderen. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

  • a. de vlieghoogte bedraagt tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht tussen de 40 en de 300 ft boven het water;

  • b. het vliegzicht voldoet aan de VFR-minima;

  • c. op het moment van het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht mag ander luchtverkeer hier geen hinder van ondervinden;

  • d. het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht vindt alleen plaats boven de Noordzee, de Waddenzee of het IJsselmeer voor zover het om water gaat;

  • e. tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen moet de gezagvoerder voortdurend zicht hebben op het water;

  • f. het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht moet dusdanig geschieden dat personen daardoor niet worden gehinderd of gevaar lopen en zaken op het water niet worden beschadigd.

Artikel 3 VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 10 oktober 2009 tot en met 9 oktober 2010 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten en trainingsvluchten buiten de daglichtperiode, met inachtneming van artikel 5 van de Vrijstellingsregeling LVR 1.

Artikel 4 VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 10 oktober 2009 tot en met 9 oktober 2010 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A, genoemd in artikel 44, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de vluchten worden uitgevoerd als een gecontroleerde VFR-vlucht;

  • b. de vluchten worden slechts uitgevoerd, indien het vliegzicht minimaal 8 km bedraagt en de afstand tot de wolken horizontaal 1500 m en verticaal 300 m bedraagt;

  • c. ten minste 5 werkdagen van tevoren worden de vluchtgegevens, de te vliegen route en andere relevante informatie aangeleverd bij de operationele helpdesk.

Artikel 5 VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt voor de periode van 10 oktober 2009 tot en met 9 oktober 2010 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt 60 m (200 ft) boven de grond of het water, of zoveel lager als voor de uitvoering van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen of stoffen ten behoeve van SAR-vluchten en SAR-trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken, noodzakelijk is, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig;

  • b. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

    • 3. in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weg geklommen;

  • c. bij het uitvoeren van een vlucht als bedoeld onder a worden afzonderlijke gebouwen, ingericht voor het verblijf van personen, zoveel als mogelijk vermeden;

  • d. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen doch slechts gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van alle kustwachttaken, waaronder SAR-vluchten en het operationeel uitwerpen van voorwerpen en stoffen ten behoeve van SAR-vluchten en SAR-trainingsvluchten in het kader van de opleiding van bemanningsleden die belast zijn of worden met de uitvoering van de kustwachttaken, noodzakelijk is.

Artikel 6

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de betrokken luchtverkeersleidingdienst.

  • 3. Het niet of niet volledig nakomen van de voorwaarden kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 7

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 10 oktober 2009 en vervalt met ingang van 10 oktober 2010.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze:

de Unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,

R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR DEN HAAG


XNoot
1

Tekst van artikel 5 Vrijstellingsregeling LVR

  • 1. Voor het uitvoeren van een HEMS-vlucht, SAR-vlucht, SAR-trainingsvlucht of politievlucht buiten de daglichtperiode, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement gelden als eisen:

    • a. de helikopter is voorzien van de uitrusting, bedoeld in JAR-OPS 3, subpart K, Instruments and equipment en subpart L, Communication and navigation equipment voor zover betrekking hebbend op het vliegen buiten de daglichtperiode;

    • b. de gezagvoerder voldoet aan de eisen in Appendix I, JAR-OPS 3.005 (d) (c) (3) para’s (ii), en (iii); en aan JAR-OPS 3, subpart N, ‘Flight Crew’;

    • c. een SSR-transponder met de Mode S wordt gebruikt, ongeacht de classificatie van het luchtruim of de vlieghoogte;

    • d. voor het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd.

  • 2. Voor het uitvoeren van een HEMS-vlucht buiten de daglichtperiode gelden in aanvulling op het eerste lid als eisen:

    • a. de oproep voor de vlucht vindt plaats in de periode van vijftien minuten voor aanvang van de daglichtperiode tot het einde van de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

    • b. de plaats van bestemming kan binnen vijftien minuten na het einde van de daglichtperiode worden bereikt;

    • c. een vlucht wordt uitsluitend vervolgd naar een ziekenhuis, een plaats voor het innemen van brandstof of de thuisbasis, indien dit een luchtvaartterrein is dat of een helihaven die buiten de daglichtperiode geopend is voor VFR-vluchten, en

    • d. de normen voor vliegzicht en wolkenbasis uit Appendix 1, JAR-OPS 3.005(d) para (c)(4)(i) zijn van toepassing.

Naar boven