De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 1, tweede, derde en zesde lid en 17, eerste lid, van de Visserijwet 1963, de artikelen 3, 4 en 6d van
het Reglement zee- en kustvisserij 1977, de artikelen 2, 6, derde lid, 8, 10a, 11 en 12 van het Reglement voor de binnenvisserij
1985;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel r wordt het zinsdeel ‘waarin op grond van deze overeenkomst met een palingfuik, staand want, hoekwant, aalkub,
aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig mag worden gevist’ vervangen door: waarin op grond van deze overeenkomst met
een aalfuik, staand want, hoekwant, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig mag worden gevist.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma, wordt het volgende onderdeel toegevoegd:
- y. wet:
Visserijwet 1963.
B
In de artikelen 1, onderdeel b, 1a, onderdeel a, 2 tot en met 5, 27, 32a, eerste lid, onderdeel h, 32b, eerste lid, 77b en
Bijlage 1. wordt ‘Visserijwet 1963’ telkens vervangen door: wet.
C
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
HOOFDSTUK 2. AANWIJZINGSBEPALINGEN EN ADMINISTRATIEVERPLICHTINGEN
D
Na artikel 6 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:
§ 2.3. Administratieverplichtingen
E
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
De verplichting om een administratie bij te houden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, geldt niet voor:
a. een inrichting waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist;
b. een inrichting waarvan de ondernemer op grond van artikel 3 van de Registratieverordening Bedrijfschap Horeca en Catering
2008 of artikel 8 van de Registratieverordening HBD 2005 verplicht is tot registratie bij het Bedrijfschap Horeca en Catering
respectievelijk het Hoofdbedrijfschap Detailhandel.
F
In artikel 12, eerste lid, wordt het zinsdeel ‘met een palingfuik, staand want, hoekwant, aalkub, aalkistje, ankerkuil of
enig ander vast vistuig’ vervangen door: met een aalfuik, staand want, hoekwant, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig,
niet zijnde een vistuig, geschikt voor het vangen van schelpdieren.
G
In artikel 17, onderdeel b, wordt het zinsdeel ‘bedoeld in artikel 2 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake
uitoefening visserij’ vervangen door: bedoeld in artikel 3 van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening
visserij.
H
In artikel 28, onderdeel c, wordt het zinsdeel ‘als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening dat is goedgekeurd op grond van artikel 28 van die wet’ vervangen door: als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke
ordening.
I
In artikel 40 wordt het zinsdeel ‘Van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vangstbeperking’ vervangen door:
Van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij.
J
In artikel 42, eerste lid, onderdeel a, wordt het zinsdeel ‘vissoorten als genoemd in de bijlagen 2, 3 en 4 bij de Regeling
vangstbeperking’ vervangen door: vissoorten als genoemd in de bijlagen 2, 3 en 4 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen
zeevisserij.
K
Artikel 46 komt te luiden:
Artikel 46
De vrijstelling, bedoeld in artikel 44, wordt slechts verleend voor zover het betreft het vissen met een vissersvaartuig met
korren, waarvan de opening niet breder is dan 1.90 meter.
L
In artikel 65, eerste lid, wordt het zinsdeel ‘ten behoeve van de vangst van spiering gedurende een periode die de Minister
daartoe jaarlijks kan vaststellen, welke periode is gelegen in het tijdvak dat een aanvang neemt op 1 maart en eindigt uiterlijk
vijf weken nadien’ vervangen door: ten behoeve van de vangst van spiering gedurende een periode die de Minister daartoe jaarlijks
kan vaststellen, welke periode maximaal drie weken duurt en een aanvang neemt na 1 maart.
M
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede tot en met het zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met achtste lid.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien de Minister niet binnen de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn op een aanvraag voor
een vergunning als bedoeld in het eerste lid heeft beslist en de aanvraag is in overeenstemming met het bepaalde in het derde,
vierde en vijfde lid, is de vergunning van rechtswege verleend overeenkomstig de aanvraag.
N
Aan artikel 73 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien de Minister niet binnen de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn op een aanvraag voor
een vergunning als bedoeld in het eerste lid heeft beslist en de aanvraag is in overeenstemming met het bepaalde in het eerste,
tweede en derde lid, is de vergunning van rechtswege verleend overeenkomstig de aanvraag.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze regeling wordt in het kader van het kabinetsplan aanpak administratieve lasten (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 515, nr 293) de lex silencio positivo ingevoerd voor de vergunning garnalenvisserij en de vergunning IJsselmeervisserij. Daarnaast wordt
een aantal, voornamelijk technische, wijzigingen aangebracht in de Uitvoeringsregeling visserij.
2. Administratieve en uitvoeringslasten
De invoering van de lex silencio positivo voor de vergunning garnalenvisserij en de vergunning IJsselmeervisserij kan op termijn
een vermindering van de administratieve lasten tot gevolg hebben, omdat de vergunning bij het uitblijven van een beslissing
op een vergunningaanvraag van rechtswege wordt verleend. Deze vergunningen worden tot op heden tijdig verleend, zodat de omvang
van deze lastenverlichting momenteel moeilijk kwantificeerbaar is. De overige bepalingen van deze regeling brengen geen wijziging
in de administratieve lasten met zich.
3. Publicatie en inwerkingtreding
In lijn met het LNV-uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving treedt deze regeling in werking op 1 januari
2010. Voorts wordt de regeling tijdig gepubliceerd, dat wil zeggen uiterlijk drie maanden voordien. Aldus wordt een ruimte
invoeringstermijn gegarandeerd waarmee zowel het bedrijfsleven als de met uitvoering en handhaving belaste diensten voldoende
voorbereidingstijd hebben.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikelen 1 en 12
In artikelen 1, eerste lid, onderdeel r en artikel 12, eerste lid, wordt de aanduiding van een aantal vistuigen aangepast
aan de naam waaronder zij in de visserijregelgeving gedefinieerd zijn. De aanduiding palingfuik is vervangen door aalfuik,
omdat het betreffende vistuig onder die naam gedefinieerd is in artikel 1, onderdeel e, van het Reglement voor de binnenvisserij
1985. Een aalkub is een soort kleine fuik, die binnen de definitie van de visfuik valt, zodat geen afzonderlijke definitie
vereist is.
In artikel 12, eerste lid, wordt naast deze wijzigingen de toevoeging ‘niet zijnde een vistuig geschikt voor het vangen van
schelpdieren’ opgenomen. Deze toevoeging is gedaan omdat het vissen met een vistuig geschikt voor het vangen van schelpdieren
reeds op grond van artikel 17 van de Uitvoeringsregeling is verboden. Hiermee wordt voorkomen dat de mosselzaadinvanginstallatie,
zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel x, van de Uitvoeringsregeling visserij, onder beide verboden geschaard wordt.
Artikelen 10, 17, 28, 40 en 42
De wijzigingen in deze artikelen dienen ter correctie van gedateerde verwijzingen en fouten.
Artikel 46
De wijziging van artikel 46 dient ter modernisering van de voorwaarden die aan de vrijstellingen uit artikelen 44 en 45 zijn
verbonden. De ontwikkeling om een zuigend vistuig in te zetten voor het opvissen van schelpdieren van de percelen heeft niet
doorgezet, zodat het niet langer nodig is om het gebruik hiervan uit te zonderen van de vrijstelling. Het omgekeerde geldt
voor het vissen met een mosselzaadinvanginstallatie. Uit de nieuwe formulering komt duidelijk naar voren dat geen vrijstelling
geldt voor het vissen met een mosselzaadinvanginstallatie op een perceel.
Artikel 65
De spieringvisserij op het IJsselmeer vindt plaats gedurende maximaal drie weken wanneer de spiering massaal naar de oevers
van het IJsselmeer trekt om te paaien. De spiering kan dan relatief eenvoudig en vrijwel zonder bijvangst gevangen worden.
Elk jaar beslist de Minister van LNV of het bestand aan spiering groot genoeg is om de visserij open te stellen en als dat
zo is, wanneer de openstelling plaatsvindt.
Op grond van het oude artikel kan de Minister van LNV binnen een tijdvak van vijf weken, dat op 1 maart begint, drie weken
aanwijzen waarin gevist mag worden. Dit geeft in de praktijk regelmatig problemen, omdat de paaiperiode mede afhankelijk is
van de watertemperatuur. Na een koude winter komt de trek later op gang en is het niet mogelijk om een periode van drie weken
aan te wijzen waarin gevist kan worden, als die periode gelegen moet zijn in het tijdvak van 1 maart tot en met 5 april.
Met deze wijziging blijft de maximale openstellingsduur van drie weken hetzelfde, maar staat het de Minister van LNV vrij
om de periode waarin de openstelling plaatsvindt later in het jaar te laten beginnen.
Artikelen 70 en 73
Met deze wijzigingen wordt voor de vergunning garnalenvisserij en de vergunning IJsselmeervisserij de lex silencio positivo
geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat wanneer de Minister van LNV niet binnen de beslistermijn op de aanvraag beslist, de vergunning
van rechtswege wordt verleend. De vergunning wordt alleen van rechtswege verleend indien de aanvraag voldoet aan de eisen
die in artikel 70 respectievelijk 73 gesteld worden.
De beslistermijn is geregeld in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht en bedraagt acht weken. Op grond van artikel
4:14 van de Algemene wet bestuursrecht kan deze termijn verlengd worden indien het bevoegd gezag de aanvrager hierover tijdig
bericht en hierbij aangeeft binnen welke redelijke termijn de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
De maatregel vloeit voort uit de motie van het lid van de Tweede Kamer Jan Jacob van Dijk c.s. van 10 maart 2009 (kamerstukken
II, 2008–2009, 31 579, nr 18), waarin de regering wordt verzocht om de Tweede Kamer te informeren over hoe de lex silencio positivo in de buiten de Dienstenwet
vallende vergunningstelsels wordt ingevoerd, dan wel welke doorslaggevende redenen er bestaan om hier niet toe over te gaan.
Naar aanleiding van deze motie is bezien of er extra mogelijkheden zijn voor invoering van de lex silencio positivo. De resultaten
hiervan zijn op 9 juli 2009 door de Minister van Justitie in een brief aan de Tweede Kamer gepresenteerd (Kamerstukken II,
2008–2009, 29 515, nr 293).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.