Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 september 2009, nr. 51508, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming en gelet op de artikelen 1c, tweede lid, 2a, vierde lid, 4b, eerste lid, en 8a, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen wordt als volgt gewijzigd:

Aan de in bijlage C opgenomen lijst gewassen die op zand- en lössgronden direct aansluitend na de teelt van maïs worden geteeld, worden de volgende gewassen toegevoegd:

wintertarwe

wintergerst

triticale

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 september 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

De Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat regels ter uitvoering van het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm). Laatstgenoemd besluit heeft onder meer tot doel de belasting van de bodem en het water door fosfaat- en stikstofverbindingen afkomstig uit dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen en stikstofmest terug te dringen. Zo is om te voorkomen dat stikstof, die na de oogst van maïs resteert, uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater, in artikel 8a van het Bgm de verplichting opgenomen om op zand- en lössgronden na de teelt van maïs direct aansluitend bij een ministeriële regeling aangewezen gewas te telen. Deze zogenoemde vanggewassen zijn aangewezen in artikel 5 in samenhang met bijlage C van de Uitvoeringsregeling.

De in het Bgm gestelde voorschriften zijn mede noodzakelijk voor de uitvoering van Richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991, inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375; hierna: Nitraatrichtlijn). Ingevolge artikel 5 van de Nitraatrichtlijn zijn lidstaten verplicht een actieprogramma op te stellen waarin de benodigde maatregelen ter bereiking van de milieudoelen van die richtlijn zijn opgenomen. Het actieprogramma moet ten minste eens per vier jaar worden herzien. Het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn heeft betrekking op de jaren 2010 tot en met 2013.

Een van de in het vierde Actieprogramma Nitraatrichtlijn opgenomen maatregelen betreft uitbreiding van het aantal voorgeschreven vanggewassen. Om ondernemers in staat te stellen de teelt van het vanggewas beter te laten aansluiten op het bouwplan, mogen vanaf 1 januari 2010 ook de gewassen wintertarwe, wintergerst en triticale als vanggewas worden geteeld.

De onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling voorziet erin de in bijlage C opgenomen lijst met voorgeschreven vanggewassen uit te breiden tot in totaal zeven vanggewassen. De onderhavige wijziging zal per 1 januari 2010 in werking treden.

Naar boven