Het waarborgbedrag voor de onderstaande afvalstoffen wordt bepaald door de optelling van:
Het aanvraagformulier VGI is digitaal op te vragen op www.uitvoeringafvalbeheer.nl
Het volledig ingevulde formulier dient schriftelijk te worden ingediend bij SenterNovem, Uitvoering Afvalbeheer, Postbus 93144,
2509 AC Den Haag.
TOELICHTING
1. Inleiding
Op 12 juli 2007 is Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006
betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190) (hierna: de EVOA) in werking getreden. Hoofddoel is de bescherming
van het milieu. De EVOA vervangt Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993
betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30)
(hierna: de oude EVOA).
Ter uitvoering van de EVOA is naast o.a. een wijziging van de Wet milieubeheer (Stb. 2007, 248) eveneens op 12 juli 2007 de Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen in werking getreden (hierna: de regeling).
De onderhavige regeling voorziet in aanpassing van die regeling met betrekking tot de systematiek voor het stellen van financiële
zekerheid. In de toelichting bij die regeling is reeds aangekondigd dat de daarin opgenomen borgsystematiek, die gelijk was
aan de borgsystematiek onder de oude EVOA, zou worden vervangen door een nieuwe. Eveneens voorziet de onderhavige regeling
in de uitwerking van de in de EVOA opgenomen mogelijkheid inrichtingen voor nuttige toepassing vooraf goed te keuren.
Beide aanpassingen zijn afgestemd met de Vereniging Afvalbedrijven, de Metaal Recycling Federatie en de Branchevereniging
recycling breken en sorteren. Afgesproken is om een jaar na het in werking treden van de regeling de werking van de borgsystematiek
en de mogelijkheid tot verkrijgen van de status van vooraf goedgekeurde inrichting te evalueren.
2. Financiële zekerheid
2.1 Achtergrond
Indien de procedure van voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming van toepassing is, dient door de kennisgever,
op grond van artikel 6 van de EVOA, een borgsom of gelijkwaardige verzekering gestort respectievelijk gesloten te zijn, geldend
voor de volledige duur van de aangemelde overbrenging tot en met de definitieve nuttige toepassing of verwijdering van de
aangemelde afvalstoffen (artikel 6, vijfde lid, van de EVOA).
De waarborgsom of gelijkwaardige verzekering dient ter dekking van de kosten van een overbrenging, nuttige toepassing of verwijdering
die niet kan worden voltooid, alsmede ter dekking van een illegale overbrenging, nuttige toepassing of verwijdering (artikel
6, tweede lid, van de EVOA). De waarborgsom of gelijkwaardige verzekering geldt niet voor eventuele schade, geleden door derden,
die ontstaat ten gevolge van de overbrenging van afvalstoffen. De bevoegde autoriteit binnen de Gemeenschap die de waarborgsom
of gelijkwaardige verzekering heeft goedgekeurd, kan, indien sprake is van een onvoltooide of illegale overbrenging en de
kennisgever niet in staat of van zins is de onrechtmatige situatie ongedaan te maken, zorgdragen voor een juiste overbrenging,
zonder dat de bevoegde autoriteit van het land van verzending de kosten daarvoor moet dragen. Bevoegde autoriteit in Nederland
is de Minister van VROM (artikel 10.58 van de Wet milieubeheer, verder te noemen: Wm).
De waarborgsom of gelijkwaardige verzekering wordt op grond van de EVOA ten behoeve van het bevoegde gezag van verzending
gesteld (artikel 6, vierde lid, van de EVOA). Dit betekent dat voor invoer van afvalstoffen geen borgsom of gelijkwaardige
verzekering nodig is, aangezien dat in het land van verzending al is geschied. Ingeval van invoer in de Gemeenschap wordt
de hoogte van de dekking door de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap geëvalueerd en kan deze, indien nodig,
een bijkomende borgsom of gelijkwaardige verzekering opleggen (artikel 6, vierde lid, tweede volzin, van de EVOA).
2.2 Vormen van financiële zekerheid
Van belang is dat de gestelde zekerheid door het bevoegde gezag zonder problemen kan worden aangesproken. In artikel 3 van
de regeling is de verplichting opgenomen tot het stellen van financiële zekerheid bij de overbrenging van afvalstoffen. Nu
de Minister van VROM het bevoegd gezag is voor de EVOA, zal financiële zekerheid gesteld dienen te worden ten behoeve van
de Staat der Nederlanden (artikel 3, vierde lid).
Financiële zekerheidsstelling kan plaatsvinden door het ter beschikking stellen van een waarborgsom aan het bevoegde gezag.
De kennisgever kan zelf de waarborgsom stellen, doch het is ook mogelijk dat een derde namens de kennisgever een bedrag ter
beschikking stelt. Een voorbeeld hiervan is de bankgarantie, waarbij een bank namens de kennisgever garandeert een bepaald
bedrag aan het bevoegd gezag uit te keren, wanneer de overbrenging niet plaats kan vinden op de wijze zoals is voorgenomen
en de kennisgever niet in staat of van zins is voor een adequate oplossing, zoals bijvoorbeeld terugname, zorg te dragen.
Naast het stellen van een waarborgsom in de vorm van een bankgarantie of deposito, biedt de EVOA ook de mogelijkheid de financiële
zekerheid te stellen in de vorm van een verzekering. Het gewijzigde artikel 2, onder b, van de regeling voorziet daarin. Daarbij
geldt wel de voorwaarde dat de verzekering zodanig dient te zijn dat de risico’s van de Staat op dezelfde wijze worden afgedekt
als dat bij een waarborgsom het geval is. In elk geval dient de verzekering direct te worden uitgekeerd als door VROM een
beroep op de verzekering wordt gedaan.
2.3 Duur van de financiële zekerheid
Op grond van artikel 6 van de EVOA dient de waarborgsom of gelijkwaardige verzekering op het moment van kennisgeving gestort
respectievelijk gesloten te zijn. Het staat het bevoegd gezag, op grond van het derde lid van artikel 6 van de EVOA, echter
vrij akkoord te gaan met een later moment waarop de waarborgsom of gelijkwaardige verzekering gestort respectievelijk gesloten
is, mits dit uiterlijk op het moment is waarop de overbrenging aanvangt.
2.4 Hoogte van de financiële zekerheid
In de EVOA heeft de waarborgsom op meer onderwerpen betrekking dan in de oude EVOA. Niet alleen wordt voor elke overbrenging
van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving is vereist, een waarborgsom of gelijkwaardige verzekering verlangd ter dekking
van de vervoerskosten en de kosten van nuttige toepassing of verwijdering, maar ook ter dekking van de nodig geachte voorlopige
handelingen (voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering) en de opslagkosten voor 90 dagen.
De hoogte van de waarborgsom of gelijkwaardige verzekering is in de EVOA niet bepaald. Op grond van artikel 59, eerste lid,
onderdeel a, van de EVOA kan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Europese Commissie) een methode voor de
berekening van de waarborgsom(men) of gelijkwaardige verzekering(en) opstellen en Europees verplicht stellen. Het staat nog
niet vast of de Europese Commissie van deze mogelijkheid gebruik zal maken, zodat is gekozen voor een eigen methode.
De hoogte van de te stellen financiële zekerheid is gelijk gehouden aan de hoogte uit de oude regeling. Het betreffende bedrag
blijkt in de regel te voldoen, ook ter dekking van de noodzakelijke voorlopige handelingen en opslagkosten. De door of namens
de kennisgever te stellen financiële zekerheid bedraagt in beginsel derhalve € 450 per ton over te brengen afvalstoffen (artikel
3, eerste lid).
De mogelijkheid bestaat van dit vastgelegde bedrag van € 450 per ton af te wijken, indien de kosten van nuttige toepassing
of verwijdering, daaronder begrepen voorlopige handelingen, alsmede van opslag en vervoer van afvalstoffen kan plaatsvinden
voor een lager of hoger bedrag. In dat geval kan de Minister van VROM een hogere financiële zekerheid verlangen, dan wel genoegen
nemen met een lagere financiële zekerheid. Essentieel is wel dat het om een afwijking in belangrijke mate moet gaan. Indien
een kennisgever om waarborgverlaging verzoekt, zal moeten worden aangetoond dat er inderdaad sprake is van een dergelijke
afwijking. Daarvoor moet een offerte worden overgelegd die betrekking heeft op de verwerkingskosten. Voor het vervoer en
de opslag gelden de vaste bedragen uit bijlage I. Deze offerte mag niet afkomstig zijn van een bij de kennisgeving betrokken
partij.
Voor een aantal afvalstoffen geldt dat in de praktijk, via verzoeken tot waarborgverlaging, herhaaldelijk gebleken is dat
daarvoor een lager waarborgbedrag afdoende is. Voor die afvalstoffen geldt een lager waarborgbedrag (artikel 3, tweede lid).
Dit betekent dat voor overbrenging van dergelijke afvalstoffen geen waarborgverlaging meer hoeft te worden aangevraagd. In
een enkel geval is een hogere vaste waarborgsom vastgesteld, omdat berekend is dat met het bedrag van € 450 er onvoldoende
dekking is. De vastgestelde waarborgsom wordt berekend aan de hand van de verwerkingskosten per ton, de opslagkosten voor
90 dagen en de transportkosten per ton per eenheid van afstand. Dit is verder uitgewerkt in bijlage I bij de regeling. Voor
het vaststellen van de lijst voor vaste waarborgbedragen zijn de Bazel- of OESO-codes gebruikt. Aan de hand daarvan is het
verwerkingstarief voor een afvalstof vastgesteld. Bij het vaststellen van de Bazel- of OESO-code in relatie tot het verwerkingstarief,
is uitgegaan van voor de Staat minimaal geacht risico.
Indien financiële zekerheid is gesteld voor meerdere overbrengingen in een bepaalde periode, is het van belang dat de gestelde
financiële zekerheid voldoende is om alle afvalstoffen die op een bepaald moment in overbrenging zijn, te vervoeren, op te
slaan en te verwerken.
2.5 Invoer van buiten de Gemeenschap
Indien invoer van afvalstoffen afkomstig van buiten de Europese Gemeenschap plaatsvindt, dient de bevoegde autoriteit van
het land van bestemming op grond van artikel 6, vierde lid, van de EVOA de hoogte van de, in het land van verzending, gestelde
financiële zekerheid te evalueren. Indien de gestelde financiële zekerheid onvoldoende blijkt kan een bijkomende borgsom of
gelijkwaardige verzekering worden opgelegd.
3. Vooraf goedgekeurde inrichtingen
In artikel 14 van de EVOA is aangegeven dat de bevoegde autoriteit van bestemming die rechtsmacht bezit over een specifieke
inrichting voor nuttige toepassing kan besluiten deze inrichting vooraf goed te keuren. Met deze regeling wordt deze mogelijkheid
geschapen voor Nederlandse inrichtingen die afvalstoffen nuttig toepassen. Voor bedrijven die afvalstoffen overbrengen naar
de betreffende Nederlandse verwerker heeft dit als voordeel dat zij een overbrengingsperiode kunnen opgeven van drie jaar,
terwijl de standaardtermijn uit de EVOA daarvoor maximaal één jaar bedraagt. Daarbij komt nog dat de betrokken bevoegde autoriteiten
op basis van de EVOA op kennisgevingen voor de overbrenging van afvalstoffen naar een vooraf goedgekeurde inrichting na afgifte
van de ontvangstbevestiging een beslistermijn hebben van zeven werkdagen in plaats van dertig kalenderdagen.
Om in aanmerking te komen voor de status van vooraf goedgekeurde inrichting dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan.
Dit in de eerste plaats om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de eisen uit de EVOA. In de tweede plaats vinden voor aanvragen
voor overbrenging naar vooraf goedgekeurde inrichtingen minder vaak kennisgevingen plaats. Om zeker te stellen dat het voor
de betreffende inrichting is gerechtvaardigd de toestemming minder frequent te toetsen is het nodig vooraf een schatting te
maken van de wijze waarop met bestaande verplichtingen wordt omgegaan.
3.1 Wm-vergunning
Duidelijk moet zijn dat er sprake is van een inrichting waarin afvalstoffen nuttig mogen worden toegepast. De EVOA staat immers
enkel toe inrichtingen vooraf goed te keuren voor overbrenging van afvalstoffen voor nuttige toepassing. Dit betekent dat
de aanvraag een inrichting moet betreffen waarvoor een geldige Wm-vergunning bestaat en waarin is opgenomen dat de betreffende
inrichting de opgegeven afvalstof nuttig mag toepassen. Op basis van de EVOA dient de goedkeuring te zijn gebaseerd op de
omschrijvingen zoals die staan vermeld op bijlage IV/IVA van de EVOA en dus niet op individuele Euralcodes. De aanvrager zal
derhalve op het aanvraagformulier naast de Euralcode ook de code uit deze bijlage moeten aangeven. Daarmee kan worden nagegaan
of de voorgenomen overbrenging conform de EVOA is en de aangevraagde handeling op grond van de Wm-vergunning is toegestaan.
Alleen inrichtingen die in het bezit zijn van een Wm-vergunning, kunnen de status van vooraf goedgekeurde inrichting (VGI-status)
voor een aangevraagde handeling verkrijgen.
De goedkeuring dient tevens te worden aangevraagd voor een specifieke handeling (lees: R-handeling als bedoeld in de Kaderrichtlijn
afvalstoffen, ook vermeld in bijlage 1A en 1 B van de EVOA). Vanzelfsprekend moet de vergunning van de inrichting voor de
betreffende afvalstof deze wijze van bewerken ook daadwerkelijk toestaan. De VGI-status verleend aan een specifieke inrichting
per specifieke R-handeling en afgebakende afvalstroom (één code van bijlage IV/IVA van de EVOA). Vergelijkbare afvalstoffen
die op een zelfde wijze worden behandeld, mogen worden gecombineerd en er zal daarvoor één goedkeuringsbesluit volgen, zolang
dat past binnen de eisen van de EVOA en het eenduidig toetsen van kennisgevingen aan een goedkeuring mogelijk blijft. Dit
is overeenkomstig de huidige gang van zaken bij kennisgevingen.
Het is van belang er rekening mee te houden dat de status vooraf goedgekeurde inrichting alleen is toe te kennen aan een inrichting
met een vergunning voor het verwerken van de desbetreffende afvalstoffen. Makelaars en handelaren komen dus niet in aanmerking
voor deze status. Dit is in overeenstemming met de EVOA die betrekking heeft op inrichtingen waar de verwerking plaatsvindt.
3.2 Naleefgedrag
Om in aanmerking te komen voor de status van vooraf goedgekeurde inrichting dient de exploitatie van de inrichting zodanig
te zijn dat in de vier jaar voorafgaande aan het verzoek geen bestuursrechtelijke maatregelen met betrekking tot de inrichting
mogen zijn genomen in verband met overtreding van de milieuregelgeving. Gekeken wordt naar eventuele overtredingen van de
in bijlage 1 bij Aanwijzing handhaving milieurecht genoemde kernbepalingen van de milieuregelgeving (waaronder de EVOA). Deze
kernbepalingen zijn die bepalingen waarbij overtreding het nodige effect kan hebben, zoals fraude of het ernstig in gevaar
brengen van het milieu. Vereist is overigens wel dat de genomen bestuursrechtelijke maatregelen niet meer in rechte aanvechtbaar
mogen zijn. Voor het verkrijgen van informatie over bestuursrechtelijk handhaving zal door de minister informatie worden ingewonnen
bij het bevoegd gezag voor de Wm-vergunning, alsmede bij de VROM-Inspectie.
Daarnaast wordt in het kader van het naleefgedrag ook het strafrechtelijk verleden betrokken. Daartoe dient bij de aanvraag
een door de Minister van Justitie afgegeven ‘Verklaring omtrent het gedrag’, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële
en strafvorderliijke gegevens, die niet ouder is dan twee maanden, te worden meegestuurd. Een dergelijke verklaring heeft
bij rechtspersonen mede betrekking op vennoten en bestuurders.
Een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij
een verdrag dat Nederland bindt, wordt indien voldaan wordt aan de overige eisen van artikel 3a, vierde lid (nieuw), van de
Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, gelijkgesteld met een Nederlandse verklaring omtrent het gedrag.
Gekoppeld aan bovenstaand nalevingvereiste, is de eis dat een inrichting minimaal vier jaar in bedrijf is en gedurende deze
periode met de afvalstoffen handelingen van nuttige toepassing heeft verricht.
3.3. Aanvraag
Indien een houder van een inrichting in aanmerking wil komen voor de status van vooraf goedgekeurde inrichting, dient deze
daartoe een aanvraag in te dienen. Voor deze aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het formulier van bijlage II. Op
dat formulier dient te worden aangegeven op welke afvalstof(fen) de aanvraag betrekking heeft, op welke wijze deze afvalstoffen
nuttig zullen worden toegepast en of hiervoor ook een Wm-vergunning is afgegeven. Tevens dient inzage te worden geboden in
eventuele bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties die in de vier jaar voor de aanvraag zijn opgelegd.
Over de aanvraag tot voorafgaande goedkeuring zal door de minister informatie worden ingewonnen bij het bevoegd gezag voor
de Wm-vergunning, alsmede bij de VROM-Inspectie.
3.4. Looptijd
Wm-vergunningen voor afvalverwerkingsinrichtingen worden afgegeven voor een periode van 10 jaar en worden regelmatig tussentijds
aangepast of herzien. Een goedkeuring zal echter nooit langer lopen dan de termijn van de geldende vergunning. Het kan dus
zo zijn dat een goedkeuring voor deze bedrijven korter geldt dan 10 jaar. De periode van de toegekende status volgt in dergelijke
gevallen de periode gedurende welke de Wm-vergunning van kracht is.
Bedrijven die de status van ‘vooraf goedgekeurde inrichting’ hebben, moeten ervoor zorgdragen dat zij tijdig een nieuwe aanvraag
indienen, omdat een toestemming op een algemene kennisgeving de termijn van het zijn van ‘vooraf goedgekeurde inrichting’
niet mag overschrijden.
3.5 Intrekken goedkeuring/wijziging van omstandigheden
De toets die plaatsvindt naar aanleiding van een verzoek tot toekenning van de status van vooraf goedgekeurde inrichting is
een momentopname. Op basis van de op dat moment bekende gegevens van de aanvrager, geleverd door de aanvrager en mede beoordeeld
door het betrokken bevoegde gezag, wordt een besluit genomen op de aanvraag. De status vooraf goedgekeurde inrichting kan
gelezen artikel 14, eerste lid, van de EVOA te allen tijde worden ingetrokken. Aanleiding om daartoe over te gaan zal met
name het naleefgedrag van de inrichting met betrekking tot milieuregelgeving zijn. Het bevoegde gezag en het openbaar ministerie
kunnen een verzoek tot intrekken indienen bij SenterNovem. Wanneer er sprake is van een sanctie op grond van artikel 18.12
van de Wm is de VROM-Inspectie bevoegd om een procedure tot intrekking te voeren.
3.6 Procedure
Op de beslissing op een aanvraag om in aanmerking te komen voor de status ‘vooraf goedgekeurde inrichting’ is de standaardprocedure
uit Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat de minister in beginsel binnen 8 weken een
besluit zal nemen. De behandeling van de aanvraag zal geschieden door SenterNovem – Uitvoering Afvalbeheer, waar deze ook
moet worden ingediend.
4. Effecten
4.1 Administratieve lasten
De wijzigingen met betrekking tot de borgstelling leiden tot een daling van de administratieve lasten, nu er geen drie concurrerende
offertes hoeven te worden aangeleverd, maar slechts één offerte hoeft te worden overgelegd teneinde voor borgverlaging in
aanmerking te komen. Aangezien voor de kosten voor opslag en transport vaste bedragen gelden, hoeft daarvoor geen offerte
te worden aangeleverd. Bovendien is er voor een groter aantal afvalstoffen dan in het verleden het geval was een lager borgbedrag
vastgesteld, zodat er minder vaak een verzoek tot borgverlaging hoeft te worden ingediend.
De mogelijkheid tot het stellen van financiële zekerheid via een verzekering leidt niet direct tot lagere administratieve
lasten.
Een aanvraag tot de status van vooraf goedgekeurde inrichting levert wel administratieve lasten op voor het bedrijfsleven.
Daar staat tegenover dat, indien een bedrijf vooraf is goedgekeurd, een algemene kennisgeving voor overbrenging naar het betreffende
bedrijf in principe slechts éénmaal per drie jaar hoeft te worden gedaan, tegenover nu ieder jaar. In dat geval hoeft dus
aan minder kennisgevingen te worden bijgedragen. Bedrijven dienen zelf de afweging te maken of een dergelijke aanvraag zinvol
is. Om de aanvraag te vergemakkelijken is een aanvraagformulier ontwikkeld dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.
4.2 Overige bedrijfseffecten
Belangrijk voor de kennisgever is dat deze aan (aspirant) leveranciers kan tonen dat de inrichting is aangemerkt als een vooraf
goedgekeurde inrichting.
4.3 Milieueffecten
De wijziging van de EVOA is ingegeven door het streven tot bescherming en verbetering van de milieukwaliteit. Met de betreffende
wijzigingen ten opzichte van de huidige EVOA is beoogd uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving inzake overbrenging
van afvalstoffen te vergroten. Dientengevolge zal het naleefgedrag verbeteren, hetgeen uiteindelijk tot minder aantasting
van het milieu zal leiden.
5. Handhaving
Voor de handhaving hebben beide wijzigingen geen gevolgen.
6. Notificatie
De onderhavige regeling is op 29 april 2009 in ontwerp gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer
2009/0244/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende de informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van
20 juli 1998 (PbEG L 217). Naar aanleiding van de notificatie zijn geen reacties binnengekomen.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.