ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- af. mobiel vingerafdrukopname-apparaat:
de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen apparatuur en bijbehorende programmatuur voor
het opnemen van vingerafdrukken indien de aanvrager op grond van artikel 28, derde lid, van de wet niet in persoon verschijnt.
B
Artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a Documenten zonder vingerafdrukken
Een nooddocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, van de wet worden niet voorzien van vingerafdrukken van de
houder.
C
Artikel 10 komt te luiden:
1. Het nationaal paspoort is geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het document worden opgenomen,
bedraagt in afwijking van het eerste lid, de geldigheidsduur van het betreffende reisdocument één jaar.
D
Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het document worden opgenomen,
bedraagt in afwijking van het eerste, tweede, derde en vijfde lid, de geldigheidsduur van het betreffende reisdocument één
jaar en bedraagt in afwijking van het vierde en zesde lid, de geldigheidsduur van het betreffende reisdocument maximaal één
jaar.
E
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20. Geldigheid
1. Een faciliteitenpaspoort is geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het document worden opgenomen,
bedraagt in afwijking van het eerste lid, de geldigheidsduur van het betreffende reisdocument één jaar.
F
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22. Geldigheid
1. Een tweede paspoort is geldig voor twee jaren en voor alle landen.
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het document worden opgenomen,
bedraagt in afwijking van het eerste lid, de geldigheidsduur van het betreffende reisdocument één jaar.
G
Artikel 40a komt te luiden:
Artikel 40a Vingerafdrukken
1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument, niet zijnde een nooddocument, worden de afdrukken van vier vingers
van de aanvrager opgenomen.
2. Bij de aanvrager worden platte afdrukken van de linker- en de rechterwijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument.
Indien de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers ontoereikend is, worden platte afdrukken van achtereenvolgens
de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.
3. In de reisdocumentenadministratie worden de vingerafdrukken opgeslagen die ingevolge het tweede lid zijn opgenomen. Daarnaast
worden bij de aanvrager platte afdrukken van twee andere vingers opgenomen voor opslag in de reisdocumentenadministratie,
in de volgorde die in het tweede lid is aangegeven. Indien de kwaliteit van deze vingers ontoereikend is, worden platte afdrukken
van de pinken opgenomen.
4. Indien van slechts één vinger een afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen, wordt uitsluitend de afdruk van die
vinger opgeslagen in het reisdocument en in de reisdocumentenadministratie.
5. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien, indien de aanvrager op het moment van
het indienen van de aanvraag de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
6. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk
is om van de aanvrager te verlangen dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag vier vingerafdrukken worden
opgenomen, worden in ieder geval de afdrukken opgenomen van de vingers waarbij dit volgens de daartoe aangewezen ambtenaar
wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om vier
vingerafdrukken op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde arts of medische
instelling ondertekende verklaring overlegt.
7. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag de reden voor het niet opnemen vermeld.
H
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het opnemen van de vingerafdrukken als bedoeld in artikel 40a, geschiedt met gebruikmaking van het aanvraagstation. Indien
de aanvrager op grond van artikel 28, derde lid, van de wet niet in persoon verschijnt, worden zijn vingerafdrukken opgenomen
met behulp van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
2. Het vijfde lid vervalt.
I
Artikel 50, zevende lid, vervalt.
J
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 33 tot en met 39 en 42 tot en met 50’ vervangen door: de artikelen 33 tot en met 39,
42 tot en met 48 en 50.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid worden een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende:
2. De daartoe aangewezen ambtenaar draagt zorg dat de foto, vingerafdrukken en handtekening worden vastgelegd in het aanvraagstation
van:
a. de ingevolge artikel 7, eerste lid, aangewezen autoriteit, indien de aanvraag bij deze autoriteit is ingediend, dan wel
b. de Gouverneur.
3. Indien bij de aanvraag voor het opnemen van de vingerafdrukken gebruik is gemaakt van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
worden de gegevens uitsluitend verwerkt in een aanvraagstation dat zich op de uitgiftelocatie bevindt. Het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
wordt in het locale netwerk van de uitgiftelocatie aangesloten, waarna de daarin vastgelegde vingerafdrukken door het aanvraagstation
uit het mobiel vingerafdrukopname-apparaat worden opgehaald en samengevoegd met de ingevolge artikel 49, derde lid, gedigitaliseerde
foto en handtekening.
3. In het nieuwe vierde lid wordt na ‘als bedoeld in het eerste lid, onder a,’ ingevoegd: en de in het aanvraagstation vastgelegde
gegevens.
K
Artikel 53 komt te luiden:
Artikel 53 Het toevoegen van de foto, de vingerafdrukken en de handtekening aan de aanvraag
De in het aanvraagstation vastgelegde foto, handtekening en vingerafdrukken worden met de aanvraaggegevens, bedoeld in artikel
51, samengevoegd tot een aanvraagbestand in het reisdocumentenstation.
L
In artikel 54 vervallen de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid en het tweede lid.
M
Artikel 62a, eerste lid, komt te luiden:
Indien de tot uitreiking bevoegde ambtenaar twijfelt aan de identiteit van de aanvrager worden de vingerafdrukken van de aanvrager
geverifieerd tegen de vingerafdrukken die in het uit te reiken reisdocument zijn opgenomen.
N
In artikel 89, eerste lid, komt de laatste volzin te luiden: Tevens wijst de Gouverneur onderscheidenlijk de ingevolge artikel
7, eerste lid, aangewezen autoriteit per aanvraagstationlocatie tenminste twee ambtenaren aan die zullen functioneren als
autorisatiebevoegde aanvraagstation overeenkomstig de gebruikershandleiding bij het aanvraagstation, bedoeld in artikel 103.
O
Na artikel 90a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 90b Het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
1. De Gouverneur onderscheidenlijk de ingevolge artikel 7, eerste lid, aangewezen autoriteit of de door hem daartoe aangewezen
ambtenaar wijst per uitgiftelocatie ten hoogste drie ambtenaren aan die aanvragen in behandeling mogen nemen met behulp van
het mobiel vingerafdrukopname-apparaat overeenkomstig de gebruikershandleiding bij het mobiel vingerafdrukopname-apparaat, bedoeld in artikel 103.
2. De leverancier verstrekt aan de autorisatiebevoegde aanvraagstation het wachtwoord waarmee toegang tot het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
kan worden verkregen en een authenticatiekaart waarmee het mobiel vingerafdrukopname-apparaat in het locale netwerk van de
uitgiftelocatie kan worden aangesloten.
3. De autorisatiebevoegde aanvraagstation brengt dit wachtwoord uitsluitend ter kennis aan de aangewezen ambtenaren bedoeld
in het eerste lid en ziet er op toe dat het wachtwoord te allen tijde gescheiden van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
wordt bewaard. Alle betrokkenen nemen alle daartoe noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat het wachtwoord bekend wordt.
Indien het wachtwoord is zoekgeraakt of ter kennis is gekomen van een onbevoegde wordt terstond contact opgenomen met de leverancier.
4. Artikel 90a, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verstrekte authenticatiekaart.
P
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Reisdocumentenstation, aanvraagstation, mobiel vingerafdrukopname-apparaat en reisdocumentenmodule.
2. In de tekst wordt na ‘het aanvraagstation’ ingevoegd: , het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
Q
Artikel 105, zevende lid, vervalt.
R
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde lid naar vijfde lid, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid blijft de authenticatiekaart ook tijdens de werkuren opgeslagen in de voorziening, bedoeld
in het eerste lid. De authenticatiekaart mag zich uitsluitend buiten de desbetreffende voorziening bevinden op het moment
dat deze nodig is om het mobiel vingerafdrukopname-apparaat in het locale netwerk van de uitgiftelocatie aan te sluiten.
2. In het nieuwe vijfde lid wordt na ‘aanvraagstation’ ingevoegd: of een mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
T
Modelformulier C8 ‘Spoedbestelling aanvraagformulieren’ wordt vervangen door modelformulier C8 ‘Spoedbestelling foto- en handtekeningformulier’
dat als bijlage 1 bij deze regeling is opgenomen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 21 september 2009.
TOELICHTING
Algemeen
Sinds 28 juni 2009 worden van de aanvrager van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort vier vingerafdrukken opgenomen.
Twee van de vier opgenomen vingerafdrukken zijn bestemd om in (de chip in) het document te worden opgeslagen. Deze vingerafdrukken
worden tevens, samen met de twee andere vingerafdrukken, in de reisdocumentenadministratie opgeslagen. (Stcrt. 2009, 115).
Met het opnemen van vingerafdrukken van aanvragers van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten is een eerste uitvoering
gegeven aan de Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van de Europese Unie betreffende normen voor de veiligheidskenmerken
van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PbEU L 385, hierna: de Verordening)
en de bepalingen van de op 11 juni 2009 gewijzigde Paspoortwet, die op 28 juni 2009 in werking zijn getreden (Stb. 2009, 252 en 253).
Met ingang van 21 september 2009 zullen naast de diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten ook bij de aanvraag van de overige
reisdocumenten vingerafdrukken van de aanvrager worden opgenomen. De enige uitzondering hierop zijn de nooddocumenten (i.c.
het noodpaspoort en het laissez passer). In de nooddocumenten worden geen vingerafdrukken opgeslagen.
De bijgaande wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederlandse Antillen en Aruba 2001 (PUNA) geeft, waar van toepassing,
invulling aan de artikelen 3, derde lid, 59 en 65, eerste lid, onder b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Paspoortwet. Als
gevolg van de invoering van de vingerafdrukken is een aantal procedures in het proces van aanvraag en uitreiking van reisdocumenten
gewijzigd.
De belangrijkste onderwerpen zijn de volgende. In de eerste plaats wordt geregeld op welke wijze de vingerafdrukken moeten
worden opgenomen en in welke gevallen kan worden afgezien van het opnemen van vingerafdrukken als gevolg van een tijdelijke
dan wel fysieke (permanente) verhindering bij de aanvrager. Voor reisdocumenten, waarin als gevolg van een tijdelijke verhindering
bij de aanvrager geen vingerafdrukken kunnen worden opgeslagen, wordt een afwijkende geldigheidsduur vastgesteld.
Daarnaast is een regeling getroffen met betrekking tot de verificatie van de opgenomen vingerafdrukken bij uitreiking. Deze
geschiedt indien de tot uitreiking bevoegde ambtenaar twijfelt of degene die het reisdocument komt ophalen dezelfde persoon
is als degene die het reisdocument heeft aangevraagd.
Tevens zijn voorschriften opgenomen over het gebruik en de beveiliging van de apparatuur voor het opnemen en verifiëren van
de vingerafdrukken. Voor het opnemen van vingerafdrukken van aanvragers die vanwege bijzondere omstandigheden op grond van
artikel 28, derde lid, van de Paspoortwet niet in persoon aan het loket hoeven te verschijnen, dient gebruik te worden gemaakt
van het zogenaamde mobiel vingerafdrukopname-apparaat. Vanwege het feit dat dit apparaat zich buiten de aanvraaglocaties kan
bevinden, gelden voor het gebruik en de beveiliging daarvan extra regels.
Tenslotte wordt een enkele omissie in de regelgeving hersteld.
Artikelsgewijs
Alleen de inhoudelijke wijzigingen zijn toegelicht.
Onderdeel A
In artikel 1, onder af, PUNA is een definitie opgenomen van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat. Met behulp van deze door
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen apparatuur en programmatuur dienen de vingerafdrukken
te worden opgenomen van een aanvrager die op grond van artikel 28, derde lid, van de Paspoortwet niet in persoon verschijnt.
Onderdeel B
In de PUNA is een nieuw artikel 3a ingevoegd, waarin is geregeld dat in een nooddocument als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, onder f van de Paspoortwet (i.c. het noodpaspoort en het laissez passer) geen vingerafdrukken van de houder worden opgeslagen.
Alle overige reisdocumenten dienen te zijn voorzien van vingerafdrukken.
Onderdelen C, D, E en F
Indien het bij de aanvrager tijdelijk onmogelijk is om diens vingerafdrukken op te nemen, waardoor in het reisdocument geen
vingerafdrukken van hem kunnen worden opgeslagen, wordt voor het desbetreffende reisdocument een afwijkende geldigheidsduur
vastgesteld. Als de reguliere geldigheidsduur vijf jaar of minimaal een jaar is, wordt de geldigheidsduur van het uit te reiken
reisdocument zonder vingerafdrukken vastgesteld op één jaar. Kan de reguliere geldigheidsduur van het aangevraagde reisdocument
variëren, dan wordt deze geldigheid ook in het uit te reiken reisdocument aangehouden met dien verstande dat de geldigheidsduur
nooit meer dan maximaal één jaar kan bedragen. Indien het als gevolg van een fysieke (permanente) verhindering onmogelijk
is om vingerafdrukken van de aanvrager op te nemen, wordt de geldigheid van het uit te reiken reisdocument op reguliere wijze
vastgesteld (artikel 10, 18, 20 en 22 PUNA).
Onderdeel G
In het nieuwe artikel 40a PUNA wordt geregeld op welke wijze de vingerafdrukken van de aanvrager van een reisdocument worden
opgenomen en in welke gevallen daarvan kan worden afgezien. Het uitgangspunt is dat van de aanvrager vier vingerafdrukken
worden opgenomen, waarvan er twee in het aangevraagde reisdocument worden opgeslagen. Alle vier opgenomen vingerafdrukken
worden in de reisdocumentenadministratie bewaard.
Op grond van de technische specificaties die de Europese Commissie in 2006 bij beschikking op basis van artikel 2 van de Verordening
heeft vastgesteld, zijn de primaire vingerafdrukken die in de reisdocumenten moeten worden opgenomen platte (niet gerolde)
afdrukken van de linker- en de rechterwijsvinger. Wanneer de kwaliteit van de afdrukken van de wijsvingers ontoereikend is
en/of in geval van verwonding van de wijsvingers moeten, volgens de beschikking, platte afdrukken van de middelvingers, ringvingers
of duimen van goede kwaliteit worden opgenomen.
In de reisdocumenten worden geen afdrukken van de pinken opgeslagen. Op grond van de Paspoortwet worden, indien het niet mogelijk
is om (voldoende) afdrukken op te nemen van de in de beschikking genoemde vingers, afdrukken van goede kwaliteit van de pinken
opgenomen. De afdrukken van de pinken kunnen echter alleen worden opgeslagen in de reisdocumentenadministratie.
Het aanvraagstation waarmee de vingerafdrukken worden opgenomen bepaalt automatisch de kwaliteit van iedere opgenomen vingerafdruk.
Is de opgenomen vingerafdruk van te lage kwaliteit dan biedt het aanvraagstation de mogelijkheid om van een andere vinger
een afdruk op te nemen. Het aanvraagstation bepaalt automatisch de volgorde, waarbij rekening wordt gehouden met de hierboven
genoemde technische specificaties van de Europese Commissie.
Er zijn op grond van de Verordening ook situaties, waarin niet hoeft te worden overgegaan tot het opnemen van vingerafdrukken.
Zo worden geen vingerafdrukken opgenomen van een aanvrager die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt. Daarnaast wordt
rekening gehouden met de situatie dat het, bijvoorbeeld door medische oorzaken, niet mogelijk is om vingerafdrukken op te
nemen. Indien er een permanente verhindering is om vingerafdrukken bij de aanvrager op te nemen, wordt er gesproken van een
fysieke onmogelijkheid. Indien het naar verwachting op termijn wel weer mogelijk zal zijn om vingerafdrukken op te nemen is
er sprake van een tijdelijke verhindering (tijdelijke onmogelijkheid). Dit onderscheid is van belang voor de vaststelling
van de geldigheidsduur van het aangevraagde document. Het is aan de ambtenaar om op grond van zijn eigen waarneming te besluiten
om wel of niet tot opneming van de afdruk van een vinger over te gaan. Indien echter gerede twijfel bestaat of er daadwerkelijk
sprake is van een fysieke onmogelijkheid of tijdelijke verhindering, kan de aanvrager om een medische verklaring worden gevraagd
waaruit blijkt dat daar inderdaad sprake van is.
Indien van een aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt de reden van het niet opnemen – bijvoorbeeld, de aanvrager
is jonger dan 12 jaar – in de aanvraag vermeld.
Onderdelen H, I, K, L, Q en S
Artikel 49, vierde lid, PUNA bepaalt dat het opnemen van de vingerafdrukken geschiedt met gebruikmaking van het aanvraagstation.
Het aanvraagstation is voorzien van een vingerafdruklezer.
De aanvrager dient persoonlijk bij de autoriteiten te verschijnen om zijn aanvraag in te dienen en zijn vingerafdrukken te
laten opnemen. Met persoonlijke verschijning wordt bedoeld dat de aanvrager zich vervoegt bij de uitgiftelocatie of aanvraagstationlocatie
van de autoriteit die bevoegd is zijn aanvraag voor een reisdocument in ontvangst te nemen. Er kunnen echter zwaarwegende
redenen zijn waarin het niet van de aanvrager kan worden gevergd dat hij persoonlijk verschijnt. Hier kan bijvoorbeeld sprake
van zijn ingeval van een lichamelijke of geestelijke aandoening, of indien de bewegingsvrijheid van de aanvrager wettelijk
is ingeperkt. In een dergelijke situatie kan de persoonlijke verschijning achterwege blijven indien de autoriteit die de aanvraag
in ontvangst neemt van oordeel is dat op andere wijze voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit, de nationaliteit
en de verblijfstitel van de aanvrager (art. 28, derde lid, van de Paspoortwet). De wijze waarop deze zekerheid kan worden
verkregen, is in de praktijk door de bevoegde autoriteiten verschillend ingevuld. Sommigen namen genoegen met een schriftelijke
procedure. In toenemende mate gingen anderen er evenwel toe over om zelf naar de desbetreffende aanvrager toe te gaan.
In verband met de invoering van de vingerafdrukken, die per definitie van de aanvrager in persoon moeten worden opgenomen,
is het onontkoombaar geworden dat een ambtenaar zich begeeft naar een aanvrager die zelf niet aan de balie kan verschijnen.
Voor het opnemen van de vingerafdrukken wordt in dat geval gebruik gemaakt van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat. Benadrukt
wordt het hier moet gaan om uitzonderingsgevallen, waarbij er sprake moet zijn van zwaarwegende redenen die de persoon van
de individuele aanvrager betreffen. Artikel 28, derde lid, van de Paspoortwet biedt geen grondslag om bij wijze van algemene
dienstverlening aanvragers de mogelijkheid te bieden niet persoonlijk te verschijnen.
Aangezien alle instanties die reisdocumenten uitgeven waarin vingerafdrukken worden opgeslagen moeten beschikken over aanvraagstations,
zijn de bepalingen in de paspoortuitvoeringsregelingen waarin nog rekening werd gehouden met een facultatief gebruik van het
aanvraagstation, komen te vervallen (artikel 49, 50, 53, 54, 105 en 120 PUNA).
Onderdelen J en K
De foto, handtekening en vingerafdrukken van de aanvrager worden tijdelijk in het aanvraagstation vastgelegd. Dat gebeurt
overigens op versleutelde wijze. Indien bij de aanvraag voor het opnemen van de vingerafdrukken gebruik is gemaakt van het
mobiel vingerafdrukopname-apparaat worden deze vingerafdrukken vastgelegd in het aanvraagstation waarin zich ook de gedigitaliseerde
foto en handtekening van de aanvrager bevinden. Dat kan overigens uitsluitend gebeuren op de uitgiftelocatie, omdat het mobiel
vingerafdrukopname-apparaat alleen kan communiceren met een aanvraagstation dat is toebedeeld aan de desbetreffende uitgiftelocatie.
Het mobiel vingerafdrukopname-apparaat wordt in het locale netwerk van de uitgiftelocatie aangesloten, waarna de daarin vastgelegde
vingerafdrukken door het desbetreffende aanvraagstation uit het mobiel vingerafdrukopname-apparaat worden opgehaald en samengevoegd
met de foto en handtekening. De in het aanvraagstation vastgelegde gegevens worden vervolgens verwerkt en doorgezonden naar
het reisdocumentenstation (artikel 51 en 53 PUNA).
Onderdeel M
Indien de tot uitreiking bevoegde ambtenaar twijfelt aan de identiteit van de aanvrager worden de vingerafdrukken van de aanvrager
geverifieerd tegen de vingerafdrukken die in het uit te reiken reisdocument zijn opgenomen. Slaagt deze verificatie niet,
dan wordt het reisdocument niet uitgereikt.
Onderdeel N
In artikel 89, eerste lid, PUNA werd in de laatste volzin abusievelijk de burgemeester genoemd als degene die per aanvraagstationlocatie
tenminste twee ambtenaren aanwijst die zullen functioneren als autorisatiebevoegde aanvraagstation. Deze aanwijzingsbevoegdheid
ligt in de Nederlandse Antillen en Aruba echter bij de Gouverneur onderscheidenlijk de ingevolge artikel 7, eerste lid, PUNA
aangewezen autoriteit. Met deze wijziging wordt dit rechtgezet.
Onderdelen O, P en R
In de PUNA zijn nadere bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het gebruik en de beveiliging van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
Ten hoogste drie ambtenaren per uitgiftelocatie mogen met gebruik van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat, aanvragen in
ontvangst nemen. Omdat iedere autoriteit per uitgiftelocatie de beschikking krijgt over één apparaat, is dit aantal ambtenaren
voldoende. In de PUNA is geregeld dat deze aanwijzing geschiedt door de Gouverneur onderscheidenlijk de ingevolge artikel
7, eerste lid, PUNA aangewezen autoriteit of een door hem daartoe aangewezen ambtenaar.
Het mobiel vingerafdrukopname-apparaat vormt in feite een mobiel onderdeel van het aanvraagstation. Om die reden is er voor
gekozen om het wachtwoord waarmee toegang tot het mobiel vingerafdrukopname-apparaat kan worden verkregen en de authenticatiekaart
waarmee het mobiel vingerafdrukopname-apparaat in het locale netwerk van de uitgiftelocatie kan worden aangesloten door de
leverancier te laten verstrekken aan de autorisatiebevoegde aanvraagstation. Deze brengt het wachtwoord uitsluitend ter kennis
van de ambtenaren die het mobiel vingerafdrukopname-apparaat mogen gebruiken en ziet er op toe dat het wachtwoord te allen
tijde gescheiden van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat wordt bewaard. Alle betrokkenen nemen alle daartoe noodzakelijke
maatregelen om te voorkomen dat het wachtwoord bekend wordt. Dit houdt in dat het niet verder wordt gekopieerd of op schrift
gesteld en op een beveiligde plaats wordt opgeslagen. Er kan dus geen sprake van zijn dat het wachtwoord op het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
wordt ‘geplakt’ of in de nabijheid van dat apparaat wordt bewaard. Indien het wachtwoord is zoekgeraakt of ter kennis is gekomen
van een onbevoegde wordt terstond contact opgenomen met de leverancier.
Wat betreft de authenticatiekaart zijn de beveiligingsmaatregelen die voor de opstartkaart van het aanvraagstation zijn getroffen,
van overeenkomstige toepassing. Dit houdt onder andere in dat bij een defect of verlies van de authenticatiekaart direct contact
wordt opgenomen met de leverancier. Als extra beveiligingsmaatregel is voorts bepaald dat de authenticatiekaart ook tijdens
de werkuren opgeslagen blijft in een inbraakvertragende en brandwerende voorziening, zoals een gesloten inbraakwerende waardekast
of kluis die in een af te sluiten ruimte is geplaatst. De authenticatiekaart mag zich uitsluitend buiten de desbetreffende
voorziening bevinden op het moment dat deze nodig is om het mobiel vingerafdrukopname-apparaat in het locale netwerk van de
uitgiftelocatie aan te sluiten.
Tenslotte dient het mobiel vingerafdrukopname-apparaat gedurende de werkuren onder voortdurend toezicht te staan van degene
die bevoegd is tot het gebruik ervan en bevindt het zich buiten de werkuren in een voor onbevoegden onbereikbare, afsluitbare
en bij voorkeur beveiligde ruimte (artikel 90b, 103 en 107 PUNA).
Onderdeel T
Het modelformulier C8 ‘Spoedbestelling aanvraagformulieren’, waarnaar in de PUNA wordt verwezen, wordt vervangen door een
nieuw modelformulier. Als gevolg van de verplichte ingebruikname van het aanvraagstation wordt alleen nog gewerkt met een
foto- en handtekeningformulier. Daarmee komt het oude aanvraagformulier te vervallen. Het nieuwe modelformulier C8 ‘Spoedbestelling
foto- en handtekeningformulier’ is als bijlage 1 bij deze regeling opgenomen
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.