De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 3, tweede lid, onder j, van het Warenwetbesluit cosmetische producten;
Besluit:
TOELICHTING
Artikel 3, eerste lid, van het Warenwetbesluit cosmetische prodcuten (hierna: besluit) bepaalt dat cosmetische producten de
gezondheid van de mens niet mogen schaden. Op grond van artikel 3, tweede lid, onder j, van het besluit kan de Minister van
VWS nadere regels stellen met betrekking tot de productiemethode volgens de goede productiepraktijken.
In november 2007 is de norm EN-ISO 22716 vastgesteld. Deze Europese norm heeft de status van een nationale norm gekregen:
NEN-EN-ISO 22716. Deze norm is een voorbeeld van een productiemethode volgens de goede productiepraktijken en geeft richtlijnen
voor vervaardiging, controle, opslag en vervoer van cosmetische producten. De goede productiepraktijken worden in diverse
Europese regelgeving gebruikt, onder andere bij levensmiddelen en geneesmiddelen. Het begrip wordt niet gedefinieerd. Voor
de beroepsbeoefenaars is echter duidelijk wat er onder wordt verstaan.
De goede productiepraktijken zoals vastgelegd in NEN-EN-ISO 22716 dienen opgenomen te worden in de wetgeving met betrekking
tot cosmetische producten. Hiertoe dient de Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten te worden aangepast. Artikel 1
van de Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten is komen te vervallen. Artikel I van deze regeling zorgt ervoor
dat artikel 1 weer aan de Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten wordt toegevoegd. Het eerste lid van artikel 1
bepaalt dat cosmetische producten moeten worden vervaardigd volgens goede productiepraktijken. Dit houdt in een geprotocolleerde werkwijze die leidt tot de productie van veilige cosmetische producten. In
het tweede lid wordt vervolgens bepaald dat een cosmetisch product vermoed wordt te zijn vervaardigd overeenkomstig het eerste
lid indien het product is vervaardigd overeenkomstig de NEN-EN-ISO 22716. De NEN-EN-ISO 22716 wordt niet verplicht voorgeschreven.
De reden hiervoor is dat bedrijven die reeds over andere, goede productiepraktijken beschikken niet hoeven over te schakelen
op productie volgens de NEN-EN-ISO 22716.
Het derde lid bevat een zogenaamde clausule van wederzijdse erkenning. Op grond van deze clausule is artikel 1, eerste lid,
van de Warenwetregeling nadere eisen cosmetische producten niet van toepassing op cosmetische producten, geproduceerd in een
andere lidstaat van de Europese Unie, in Turkije, of in Liechtenstein, IJsland of Noorwegen.
Notificatie bij de Europese Commissie (richtlijn 98/34/EG)
Het ontwerp van deze regeling is op 3 april 2009 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan
artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204).
Deze notificatie was noodzakelijk, aangezien artikel I van deze regeling een technisch voorschrift is in de zin van richtlijn
98/34/EG.
Deze notificatie heeft geleid tot een vraag van Frankrijk, namelijk of de regeling wel wenselijk is aangezien het voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten gelijkluidende bepalingen kent.
Deze vraag heeft niet geleid tot een wijziging van de regeling.
Nederland acht het van belang om, zolang de Cosmetica verordening nog niet van kracht is, de eis van goede productiepraktijken
op te nemen in de nationale cosmeticawetgeving. Zodra de verordening van kracht is, zal de Nederlandse wetgeving hierop worden
aangepast.
Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven. De regeling heeft wel
bedrijfseffecten. Aan de Nederlandse Cosmetica Verening (NCV) is gevraagd wat de bedrijfseffecten zijn bij de invoering van
goede productiepraktijken voor cosmetische producten. In Nederland zijn 75 producerende cosmeticabedrijven aanwezig. De NCV
heeft onder 25 leden een enquête gehouden. Uit deze enquête bleek dat 36% werkt volgens de NEN-EN-ISO 22716, 20% werkt volgens
een eigen kwaliteitssysteem, 32% gebruikt andere richtlijnen en 12% heeft geen kwaliteitssyteem. Het grootste deel van de
producerende cosmeticabedrijven heeft in het verleden kosten gemaakt voor de invoering van een kwaliteitssyteem. De kosten
voor de bedrijven die nog geen kwaliteitssysteem hebben, bestaan uit het opzetten, implementeren en uitvoeren van een kwaliteitssysteem.
Een kwantificering van deze kosten is lastig vast te stellen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.