Besluit van 8 september 2009, nr. WWI/SB2009054268, houdende de instelling van de Onafhankelijke adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften en de Raad voor praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

commissie bedoeld in artikel 2,

b. raad:

raad bedoeld in artikel 10,

c. minister:

Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Artikel 2

Er is een Onafhankelijke adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften.

Artikel 3

De commissie heeft tot taak te adviseren over de toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften gesteld bij of krachtens de Woningwet.

Artikel 4

  • 1. De commissie adviseert uitsluitend in geval:

    • a. daartoe een verzoek wordt gedaan dat betrekking heeft op de toepassing van één of meer brandveiligheidsvoorschriften in het kader van:

      • een vergunningaanvraag voor het bouwen of brandveilig gebruik,

      • een melding brandveilig gebruik,

      • aanvullende voorwaarden met betrekking tot een vergunning of melding brandveilig gebruik, of

      • een handhavingsbesluit en

    • b. over de toepassing van die voorschriften verschil van inzicht bestaat tussen de aanvrager en het bevoegde gezag.

  • 2. Indien omtrent de toepassing van die voorschriften naar het oordeel van de commissie reeds relevante informatie ter beschikking van verzoekers is, kan een verzoek om advies door de commissie worden afgewezen.

  • 3. Voorts adviseert de commissie in het geval de raad overeenkomstig artikel 11, onderdeel b, daartoe een verzoek doet.

Artikel 5

  • 1. De commissie bestaat uit deskundigen op het terrein van het bouwproces, de brandveiligheid en de bouwregelgeving.

  • 2. De commissie bestaat uit 5 leden, waaronder de voorzitter.

  • 3. De leden van de commissie worden voor een periode van 3 jaar benoemd door de minister na advies van de raad.

  • 4. De voorzitter wordt voor een periode van 2 jaar benoemd bij meerderheid van stemmen door de leden van de commissie.

  • 5. De minister verzoekt de commissie bij de benoeming van een nieuw lid een voorstel te doen voor één of meer kandidaten.

  • 6. De leden kunnen telkens worden herbenoemd.

  • 7. De leden kunnen tussentijds niet geschorst of ontslagen worden anders dan wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen.

Artikel 6

De commissie regelt haar werkwijze en legt deze vast.

Artikel 7

  • 1. De leden van de commissie hebben zitting zonder last.

  • 2. Een lid van de commissie onthoudt zich van deelneming aan de behandeling van een advies dat:

    • a. hemzelf of een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad aangaat;

    • b. een instelling of rechtspersoon betreft waarbij hij werkzaam is of belang heeft;

    • c. een aanvraag betreft waarbij hij op enigerlei wijze betrokken is geweest.

Artikel 8

  • 1. De commissie kan besluiten een verzoek om advies buiten behandeling te laten. In een dergelijk geval worden verzoekers daarvan in kennis gesteld.

  • 2. Een advies wordt uitgebracht aan verzoekers.

  • 3. Adviezen van de commissie worden, ontdaan van gegevens die herleidbaar zijn tot verzoekers, openbaar gemaakt onder meer door opname op een website.

Artikel 9

  • 1. De commissie draagt zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

  • 2. De commissie draagt zorg voor de goede archivering van de verzoeken, de adviezen en de overige documenten.

Artikel 10

Er is een Raad voor de praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften.

Artikel 11

De raad heeft tot taak:

  • a. op basis van ervaringen met de praktijktoepassingen minimaal jaarlijks aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te rapporteren over de toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften gesteld bij of krachtens de Woningwet;

  • b. buiten de gevallen in artikel 4 de commissie te verzoeken te adviseren over de toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften;

  • c. de minister te adviseren over de benoeming van de leden van de commissie.

Artikel 12

  • 1. De raad bestaat uit 3 leden waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van de raad worden voor een periode van 3 jaar benoemd door de minister.

  • 3. Het lidmaatschap eindigt na 3 jaar, op eigen verzoek of na verzoek minister.

  • 4. Leden van de raad kunnen voor een zelfde periode worden herbenoemd.

Artikel 13

De voorzitters van de commissie en de raad hebben ten minste één maal per jaar overleg over aangelegenheden die de toepassing in concrete gevallen van de brandveiligheidsvoorschriften betreffen.

Artikel 14

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de werkzaamheden van de commissie of de raad en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de taken in dit besluit de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 15

De minister voorziet in het secretariaat van de commissie en de raad.

Artikel 16

  • 1. De voorzitter en de overige leden van de commissie ontvangen een vaste vergoeding overeenkomend met het maximumsalaris van schaal 18 respectievelijk 17, vermeld in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermenigvuldigd met een door de minister vast te stellen deeltijdpercentage.

  • 2. De voorzitter en de overige leden van de raad ontvangen een door de minister vast te stellen vacatievergoeding en reisvergoeding.

Artikel 17

Bij het voor de eerste maal benoemen van leden van de commissie bij de aanvang van de commissie, blijft arikel 5, derde lid en artikel 11, onderdeel c, buiten toepassing en kan voor maximaal de helft van het aantal leden een kortere periode gelden dan genoemd in artikel 5, tweede lid.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2009.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit onafhankelijke adviescommissie en raad voor praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 september 2009

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) in werking getreden. Met dat besluit zijn voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordeningen over het brandveilig gebruik van bouwwerken landelijk geüniformeerd.

Bij het opstellen van het Gebruiksbesluit zijn door het georganiseerde bedrijfsleven veel praktijkvoorbeelden aangereikt waaruit bleek dat de praktijktoepassing van brandveiligheidsvoorschriften regelmatig tot problemen en ergernis bij bedrijven en instellingen leiden. Bij bestudering van de aangeleverde voorbeelden bleek dat de oorzaak daarvan vooral in de toepassing van de regelgeving en nauwelijks in de inhoud van de regelgeving zelf is gelegen. Het gaat daarbij met name om de toepassing van brandveiligheidsvoorschriften op basis van de Woningwet in die gevallen waarbij het bevoegd gezag beoordelingsruimte heeft.

Vragen over inhoud en interpretatie van brandveiligheidsvoorschriften kunnen worden gesteld aan de Helpdesk Bouwregelgeving en brandveilig gebruik. Ook heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een website ingericht, waar op uiteenlopende vragen over brandveiligheid antwoorden worden gegeven (www.allesoverbrandveiligheid.nl).

Het blijkt echter regelmatig voor te komen dat er in het kader van een aanvraag voor een (ver)bouw- of gebruiksvergunning of van het stellen van aanvullende voorwaarden met betrekking tot de vergunning of melding brandveilig gebruik, verschil van inzicht rijst tussen het bevoegd gezag en een aanvrager over de te kiezen oplossingen. Het gaat dan om de vraag of een bepaalde oplossing technisch-inhoudelijk als gelijkwaardig kan worden beschouwd in het kader van de bouwregelgeving (Bouwbesluit 2003 of Gebruiksbesluit). Een gezaghebbend advies van onafhankelijke deskundigen kan in die gevallen een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie over de mogelijk te kiezen oplossing. Daarom wordt met dit besluit de Onafhankelijke adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften ingesteld. De commissie bestaat uit deskundigen op het terrein van het bouwproces, de brandveiligheid en de bouwregelgeving. Een advies van de commissie laat uiteraard onverlet de bevoegdheid van het bevoegd gezag op de aanvraag te beslissen.

De commissie adviseert in de gevallen die door een aanvrager of het bevoegd gezag worden aangedragen in het kader van een aanvraag, melding of handhavingsbesluit. De advisering is daartoe beperkt omdat voorkomen moet worden dat de commissie het werk overneemt van in de markt opererende commerciële adviesbureaus.

Voorts voorziet het besluit in de instelling van de Raad voor de praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. De raad is bevoegd buiten partijen en concrete situaties om gevallen aan te dragen bij de commissie en de commissie te verzoeken de raad daarover te adviseren. Voorts rapporteert de Raad periodiek over de werkzaamheden van de commissie aan het Ministerie van VROM.

Artikelsgewijs

Artikel 4

In dit artikel is de taak van de commissie nader uitgewerkt. Kern is dat de aanvrager of het bevoegd gezag, bij voorkeur gezamenlijk, een verzoek moet indienen over de toepassing van de brandveiligheidvoorschriften in het kader van:

  • een vergunningaanvraag voor het bouwen of brandveilig gebruik,

  • een melding brandveilig gebruik,

  • aanvullende voorwaarden met betrekking tot een vergunning of melding brandveilig gebruik, of

  • een handhavingsbesluit.

Het zal daarbij veelal gaan om de vraag of een oplossing in het kader van de brandveiligheid als een gelijkwaardig kan worden beschouwd of de vraag of in een bepaalde situatie aanvullende eisen gesteld moeten worden aan het brandveilig gebruik. De commissie beoordeelt de haar voorgelegde gevallen op basis van de door partijen aangedragen onderbouwing en motivatie.

De commissie geeft geen adviezen over toepassing van die voorschriften waarover reeds eerder naar het oordeel van de commissie afdoende advies is gegeven. Daarbij moet niet alleen gedacht worden aan de eigen adviezen maar ook en vooral aan antwoorden van de Helpdesk bouwregelgeving en brandveilig gebruik van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 5

Een benoeming geldt voor 3 jaar. Herbenoeming is mogelijk. Gekozen is voor een vaste termijn ter ondersteuning van de onafhankelijkheid van de commissie. Tussentijdse schorsing of ontslag is alleen mogelijk bij gebleken ongeschiktheid of onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen.

Artikel 11

Dit artikel bevat de taak van de raad. Naast de rapportage aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de toepassing van de brandveiligheidsvoorschriften, kan de raad gevallen ter advisering aanbrengen bij de commissie. Het gaat dan om die gevallen die niet door de betrokken partijen worden aangebracht maar waarvan het, gelet op het bredere belang van de toepassing van de voorschriften, wenselijk wordt geacht dat daarover een advies van de commissie wordt uitgebracht.

Artikel 16

Bij de aanvang van de werkzaamheden is een inschatting gemaakt van de werkbelasting van de commissieleden en de leden van de raad. De werkbelasting van de commissie zal echter vooral worden bepaald door het aantal te behandelen verzoeken. Dat kan dus meer of minder zijn dan bij de aanvang is ingeschat. Daarom is bepaald dat het deeltijdpercentage door de minister (bij de aanstelling) wordt vastgesteld.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E.E. van der Laan.

Naar boven