Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2009, nr. DLZ/KZ-2951044, houdende wijziging van de Regeling palliatieve terminale zorg in verband met de subsidiering voor 2010

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling palliatieve terminale zorg1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan de artikelen 6, 9 en 12 wordt toegevoegd: voor de jaren 2008 en 2009.

B

De artikelen 7, 10 en 13 worden als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt na ‘wordt’ ingevoegd: in 2008 en 2009.

2. In het tweede lid wordt na ‘bedraagt’ ingevoegd: in 2008 en 2009.

3. In het derde lid wordt na ‘ontvangen’ ingevoegd: in 2008 en 2009.

C

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. De instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in de thuissituatie wordt vanaf het jaar 2010 berekend met de formule

    (0,3 * Ti) / (0,3 * Tt + BTt + 0,3 * HCHt) * € 12.100.000

    waarbij wordt verstaan onder

    Ti: het aantal personen waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in de thuissituatie is verleend;

    Tt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in de thuissituatie is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor vrijwillige palliatieve terminale zorg thuis wordt verstrekt;

    BTt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor thuisverplaatste palliatieve terminale zorg wordt verstrekt;

    HCHt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een high care hospice is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in een high care hospice wordt verstrekt.

  • 2. De totale instellingssubsidie bedraagt maximaal € 1.240 per persoon waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in de thuissituatie is verleend.

D

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. De instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis wordt vanaf het jaar 2010 berekend met de formule

    BTi / (0,3 * Tt + BTt + 0,3 * HCHt) * € 12.100.000 + BTi / (BTt + HCHt) * € 2.000.000

    waarbij wordt verstaan onder

    BTi: het aantal personen waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis is verleend;

    Tt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in de thuissituatie is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor vrijwillige palliatieve terminale zorg thuis wordt verstrekt;

    BTt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor thuisverplaatste palliatieve terminale zorg wordt verstrekt;

    HCHt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een high care hospice is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in een high care hospice wordt verstrekt.

  • 2. De totale instellingssubsidie bedraagt maximaal € 3.886 per persoon waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis is verleend.

E

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. De instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in een high care hospice wordt vanaf het jaar 2010 berekend met de formule

    (0,3 * HCHi) / (0,3 * Tt + BTt + 0,3 * HCHt) * € 12.100.000 + HCHi / (BTt + HCHt) * € 2.000.000

    waarbij wordt verstaan onder

    HCHi: het aantal personen waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in een high care hospice is verleend;

    Tt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in de thuissituatie is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor vrijwillige palliatieve terminale zorg thuis wordt verstrekt;

    BTt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor thuisverplaatste palliatieve terminale zorg wordt verstrekt;

    HCHt: het totaal aantal personen waaraan in de referentieperiode palliatieve terminale zorg in een high care hospice is verleend door alle instellingen waaraan een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg in een high care hospice wordt verstrekt.

  • 2. De totale instellingssubsidie bedraagt maximaal € 1.115 per persoon waaraan in de referentieperiode door de instelling palliatieve terminale zorg in een high care hospice is verleend.

F

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

  • 1. De aanvraag van een instellingssubsidie voor palliatieve terminale zorg wordt uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ontvangen.

  • 2. Een aanvraag die na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt ontvangen, blijft buiten behandeling.

G

Aan artikel 15, eerste lid, wordt toegevoegd: ‘Een verzoek tot verhoging van het in de aanvraag vermelde aantal personen dat na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 14, eerste lid, wordt ontvangen, blijft buiten behandeling’.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘verklaring’ vervangen door: assurancerapport.

2. In het tweede lid wordt ‘departementale auditdienst’ vervangen door: Rijksauditdienst.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

TOELICHTING

Inleiding

De onderhavige wijziging van de Regeling palliatieve terminale zorg heeft betrekking op de verdeling van de beschikbare middelen (onderdelen A t/m E), de termijn voor de aanvraag (onderdelen F en G) en de accountantscontrole (onderdeel H).

Verdeling beschikbare middelen

De verdeling van de beschikbare middelen voor het verstrekken van instellingssubsidies ten behoeve van palliatieve terminale zorg in thuissituaties, bijna-thuis-huizen en high care hospices op grond van de Regeling palliatieve terminale zorg verloopt in 2010 op iets andere wijze dan in 2008 en 2009. Ten eerste is in de jaren 2008 en 2009 de nieuwe subsidiesystematiek stapsgewijs opgebouwd. Deze opbouw is met ingang van 2010 afgerond. Ten tweede staan de middelen die vanaf 2010 beschikbaar zijn nu in de regeling zelf vermeld. Er is in totaal € 14,1 miljoen beschikbaar, waarvan € 2 miljoen ten behoeve van de opslag voor huisvesting van bijna-thuis-huizen en high care hospices. Ten derde is met ingang van 2010 een kleine wijziging doorgevoerd in het relatieve budgettaire gewicht van palliatieve terminale zorg in thuissituaties, bijna-thuis-huizen en high care hospices. Het aantal personen waaraan palliatieve term zorg in een thuissituatie, bijna-thuis-huis en high care hospice is verleend, tellen nu voor 0.3, 1.0 respectievelijk 0.3 mee voor de verdeling van de beschikbare middelen exclusief de opslag voor huisvesting. Dit was 0.32, 1.0 respectievelijk 0.29. Deze wijzigingen zijn tot stand gekomen op basis van ervaringen in 2008 en 2009 en signalen uit het veld.

De bovenstaande wijzigingen zijn in de regeling doorgevoerd door de bestaande artikelen 6, 7, 9, 10, 12 en 13 zo aan te passen dat die bepalingen uitsluitend betrekking hebben op de subsidiëring in 2008 en 2009. Daarnaast zijn de artikelen 7a, 10a en 13a toegevoegd. Deze bepalingen hebben betrekking op de subsidiëring vanaf 2010. Ingevolge deze bepalingen wordt het beschikbare budget met uitzondering van de opslag voor huisvesting verdeeld over palliatieve terminale zorg in thuissituaties, bijna-thuis-huizen en high care hospices naar rato van het relatief gewogen aantal cliënten ten opzichte van het totaal aantal cliënten waaraan palliatieve terminale zorg is verleend. Het aldus ontstane deelbudget per vorm van palliatieve terminale zorg wordt vervolgens verdeeld naar rato van het aantal cliënten van de instelling voor palliatieve terminale zorg in thuissituatie, bijna-thuis-huis of high care hospice ten opzichte van het totaal aantal cliënten waaraan de desbetreffende vorm van palliatieve terminale zorg is verleend.

Een rekenvoorbeeld kan de bovenbeschreven wijze van verdeling van het beschikbare budget verduidelijken. In dit rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van de volgende aantallen cliënten. Tussen haakjes staan de letters die in de formule van de regeling gebruikt worden:

– thuissituatie

4.000 (Tt)

– bijna-thuis-huis

2.000 (BTt)

– high care hospice

1.750 (HCHt) +

– totaal

7.750

Voor de verdeling van het budget voor palliatieve terminale zorg in de thuissituatie, in bijna-thuis-huizen en high care hospices weegt niet elke cliënt even zwaar. De wegingsfactoren zijn als volgt:

– thuissituatie

0,3

– bijna-thuis-huis

1,0

– high care hospice

0,3

Het gewogen aantal cliënten is dan als volgt:

– thuissituatie

4.000 × 0,3 = 1.200

 

– bijna-thuis-huis

2.000 × 1,0 = 2.000

 

– high care hospice

1.750 × 0,3 =    525

+

– totaal

3.725

 

Toegepast op een budget van € 12.100.00 resulteert dat in de volgende deelbudgetten:

– thuissituatie

1.200 / 3.725 × € 12.100.000 = € 3.897.987

– bijna-thuis-huis

2.000 / 3.725 × € 12.100.000 = € 6.496.644

– high care hospice

   525 / 3.725 × € 12.100.000 = € 1.705.369

Het deelbudget per vorm van palliatieve terminale zorg wordt vervolgens over de instellingen verdeeld naar rato van het aantal cliënten. In dit rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van drie instellingen met het volgend aantal cliënten. Tussen haakjes staan wederom de letters die in de formule van de regeling gebruikt worden:

– thuissituatie

20 (Ti)

– bijna-thuis-huis

15 (BTi)

– high care hospice

10 (HCHi)

Toegepast op de desbetreffende deelbudgetten resulteert dat in de volgende subsidiebedragen:

– thuissituatie

20 / 4.000 × € 3.897.987 = € 19.490

– bijna-thuis-huis

15 / 2.000 × € 6.496.644 = € 48.725

– high care hospice

10 / 1.750 × € 1.705.369 = € 9.745

De bovenstaande berekening kan ook met een formule worden weergegeven. De volgende formule heeft betrekking op palliatieve zorg in de thuissituatie:

(0,3 × Tt) / (0,3 × Tt + 1,0 × BTt + 0,3 × HCHt) × € 12.100.000 × (Ti / Tt).

Deze formule is in artikel 7a wiskundig vereenvoudigd tot:

(0,3 × Ti) / (0,3 × Tt + 1,0 × BTt + 0,3 × HCHt) × € 12.100.000.

Verdeling huisvestingslasten

De opslag van 11% als tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor bijna-thuis-huizen en high-care hospices is komen te vervallen. Er is voor gekozen om de middelen die beschikbaar zijn voor de tegemoetkoming in de huisvestingslasten te verdelen op basis van het aantal cliënten waarvoor in de referentieperiode zorg is gerealiseerd in de bijna-thuis-huizen en high-care hospices. Voor de verdeling van deze middelen wordt geen weging toegepast over het aantal cliënten.

Deze wijziging is tot stand gekomen op basis de ervaringen in 2008 en 2009 in relatie tot de feitelijke huisvestingslasten. Op deze wijze wordt het gehele subsidiebedrag dat beschikbaar is voor de huisvesting ingezet.

Termijn voor de aanvraag

Voor het afhandelen van een aanvraag is het vereist over alle aanvragen te beschikken. Het budget wordt immers verdeeld over de aanvragers aan de hand van alle aanvragen en de daarin vermelde aantallen personen waaraan palliatieve terminale zorg is verleend. Om deze reden is het van belang om strikt de hand te houden aan de aanvraagtermijnen. Daarom is de termijn voor het doen van een aanvraag iets nauwkeuriger geregeld. In artikel is nu bepaald wanneer de aanvraag uiterlijk moet zijn ontvangen. Ook is de situatie geregeld waarin de aanvrager het in de aanvraag vermelde aantal personen waaraan palliatieve terminale zorg is verleend, later wenst te verhogen. Als dat verzoek na de aanvraagtermijn is ontvangen, blijft dat verzoek buiten behandeling. Er is hier derhalve sprake van fatale termijnen.

Accountantscontrole

Als gevolg van wijzigingen in de controle- en overige standaarden voor accountants is het begrip accountantsverklaring vervangen door het begrip assurancerapport. Voorts is de departementale auditdienst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgegaan in de Rijksauditdienst. De regeling is op beide punten geactualiseerd.

Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten. De wijziging heeft betrekking op de berekeningswijze van de toekenning van de subsidie en niet op de wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.


XNoot
1

Stcrt. 2007, 224; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 8 december 2008 (Stcrt. 2008, 2133).

Naar boven