De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
de Minister van Financiën;
Gelet op artikel 25 van het Besluit
financiële verhouding 2001;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Regeling aanvullende uitkering gemeentefonds
wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 4 komt te luiden:
Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van
het besluit, bedraagt € 4,95 per € 2.268 waarde van de onroerende zaken.
B
Artikel 4 komt te luiden:
Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van
het besluit, bedraagt € 3,70 per € 2.500 waarde van de onroerende zaken.
C
Artikel 4 komt te luiden:
Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van
het besluit, wordt benaderd door uit te gaan van de totale opbrengst van de
onroerendezaakbelastingen en wel als volgt:
a. indien het gewogen gemiddelde van het tarief van de
onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2006 boven het bedrag van het redelijk
peil in 2006 van € 3,70 per € 2.500 waarde van de onroerende zaken ligt, is
voor het redelijk peil de totale opbrengst van de onroerendezaakbelastingen in
2007 minimaal 102,75% van de totale opbrengst van de onroerendezaakbelastingen
van 2006;
b. indien het gewogen gemiddelde van het tarief van de
onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2006 onder het bedrag van het redelijk
peil in 2006 van € 3,70 per € 2.500 waarde van de onroerende zaken ligt, is
voor het redelijk peil de totale opbrengst van de onroerendezaakbelastingen in
2007 minimaal gelijk aan de totale opbrengst van de onroerendezaakbelastingen
van 2006 berekend met het tarief van € 3,70 per € 2.500 waarde van de
onroerende zaken, vermeerderd met 2,75% van die opbrengst.
D
Artikel 4 komt te luiden:
Het tarief, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, van
het besluit, bedraagt € 3,45 per € 2.500 waarde van de onroerende zaken.
E
Artikel 4 komt te luiden:
Het percentage van de heffingsmaatstaf, bedoeld in artikel
24, eerste lid, onder a, van het besluit bedraagt 0,1138.
F
Artikel 4 komt te luiden:
Het percentage van de heffingsmaatstaf, bedoeld in artikel
24, eerste lid, onder a, van het besluit bedraagt 0,1164.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij geplaatst wordt, met dien verstande
dat:
a. artikel I, onderdeel A terugwerkt tot en met 1 januari
2005;
b. artikel I, onderdeel B terugwerkt tot en met 1 januari
2006;
c. artikel I, onderdeel C terugwerkt tot en met 1 januari
2007;
d. artikel I, onderdeel D terugwerkt tot en met 1 januari
2008;
e. artikel I, onderdeel E terugwerkt tot en met 1 januari 2009
en
f. artikel I, onderdeel F in werking treedt op 1 januari
2010.
De Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.
De Minister van
Financiën,
W.J. Bos.
TOELICHTING
Dit besluit bevat een aanpassing van het minimumtarief of
minimumpercentage onroerendezaakbelastingen dat gemeenten moeten heffen om voor
een aanvullende uitkering ex artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet in
aanmerking te kunnen komen.
Voor de jaren 2005 en 2006 is er in de artikelen A en B een tarief €
4,95 respectievelijk € 3,70 per € 2.268 respectievelijk € 2.5001 waarde van de onroerende zaken vastgesteld.
Voor het jaar 2007 kon er in verband met de wijziging van de
Gemeentewet in verband met de afschaffing van het gebruikersdeel van de
onroerendezaakbelastingen, door de maximering van de tarieven niet zoals in
voorgaande jaren één minimumtarief worden bepaald voor het redelijk peil.
Daarom wordt het tarief, bedoeld in artikel 24 van het besluit,
benaderd door uit te gaan van het gemiddelde tarief van een gemeente in 2006 en
eisen te stellen aan de opbrengststijging in 2007.
Met ingang van 1 januari 2008 is het, omdat de maximering van het
tarief van de onroerendezaakbelastingen per die datum komt te vervallen, weer
mogelijk om een tarief per € 2.500 waarde vast te stellen.
Door de overgang van een tarief per € 2.500 waarde van de
onroerende zaken naar een percentage van de heffingsmaatstaf per 1 januari
20092, wordt er vanaf die datum een percentage vastgesteld.
Voor de jaren 2009 en 2010 is er in de artikelen E en F een
percentage van 0,1138 respectievelijk 0,1164 vastgesteld.
Aangezien de inhoud van deze regeling aan de belanghebbenden tijdig
bekend is gemaakt door middel van de mei- en septembercirculaires van het
gemeentefonds in het jaar voorafgaand aan de hier genoemde jaren, is het niet
bezwaarlijk aan verschillende onderdelen van deze regeling terugwerkende kracht
te verlenen.
De Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten.