Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 augustus 2009, nr. 28122, houdende wijziging van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de Regeling verhandeling teeltmateriaal

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 11 van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de artikelen 3, 4 en 5 van het Besluit verhandeling teeltmateriaal;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

  • o. richtlijn (EG) 2008/62: richtlijn (EG) nr. 2008/62 van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen (PbEU, L 162);

  • p. instandhoudingsras: landras of ras dat zich op natuurlijk wijze heeft aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en dat door genetische erosie wordt bedreigd;

  • q. gebied van oorsprong: het gebied of de gebieden waarin het ras van oudsher geteeld is en waaraan het zich op natuurlijke wijze heeft aangepast.

B

Aan het slot van Hoofdstuk 3 worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 12a

  • 1. Een instandhoudingsras wordt toegelaten indien de Raad van oordeel is dat:

    • a. het betrokken ras, blijkens onderzoek of kennis, verkregen door praktische ervaring tijdens teelt, vermeerdering en gebruik:

      • 1°. voldoende duidelijk te onderscheiden is van elk ander landras of ras dat zich op natuurlijke wijze heeft aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en dat door genetische erosie wordt bedreigd uit het gebied van oorsprong,

      • 2°. voldoende homogeen is, en

      • 3°. voldoende stabiel is;

    • b. het betrokken ras blijkens de aan de Raad ter beschikking staande informatie van belang is voor de instandhouding van plantaardige genetische bronnen;

    • c. het betrokken ras in stand wordt gehouden in zijn gebied van oorsprong, en

    • d. de beschrijving en benaming van het betrokken ras voldoen aan de vereisten van richtlijn (EG) 2008/62.

  • 2. Indien de homogeniteit wordt vastgesteld op basis van afwijkende typen, wordt een populatienorm van 10% en een toelatingskans van ten minste 90% toegepast.

  • 3. Een ras is voldoende stabiel indien gebleken is dat de kenmerkende eigenschappen onveranderd blijven na achtereenvolgende vermeerdering.

  • 4. De Raad kan protocollen vaststellen met betrekking tot de eisen aan de documentatie behorende bij een aanvraag tot toelating als instandhoudingsras, om de Raad in staat te stellen de aanvraag te toetsen aan de eisen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

  • 5. Bij een toelating als bedoeld in het eerste lid vermeldt de Raad in het rassenregister Nederland als gebied van oorsprong

Artikel 12b

Een instandhoudingsras wordt niet toegelaten indien:

  • a. het ras reeds in de gemeenschappelijke rassenlijst, bedoeld in artikel 1 van richtlijn (EG) 2002/53 is opgenomen als ander ras dan instandhoudingsras;

  • b. het ras van de gemeenschappelijke rassenlijst is afgevoerd binnen de laatste twee jaar of binnen twee jaar na afloop van de bij artikel 15, tweede lid, van richtlijn (EG) 2002/53 toegestane termijn; of

  • c. het ras wordt beschermd door communautair kwekersrecht als bedoeld in verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227) of door nationaal kwekersrecht of hiertoe een aanvraag aanhangig is.

Artikel 12c

  • 1. Bij de vaststelling van de benaming van instandhoudingsrassen die voor 25 mei 2000 bekend waren, is Verordening (EG) nr. 930/2000 van de Commissie van 4 mei 2000 tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor landbouw- en groentegewassen (PbEG L 108) niet van toepassing.

  • 2. De Raad kan meer dan één naam voor een instandhoudingsras toelaten indien de desbetreffende namen voor dat ras van oudsher bekend zijn.

C

In artikel 17, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘artikel 36’ ingevoegd: of 85.

D

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

  • 1. Voor een beoordeling van de aanvraag aan de hand van de criteria van artikel 12a, eerste lid, op basis van de bij de aanvraag ingediende documentatie is de aanvrager een bedrag verschuldigd van € 600,-.

  • 2. Indien de Raad van oordeel is dat een technisch onderzoek als bedoeld in artikel 16 van het besluit noodzakelijk is, is het tarief, bedoeld in artikel 21, verschuldigd.

  • 3. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijktijdig voldaan met de vergoeding, bedoeld in artikel 17.

ARTIKEL II

De Regeling verhandeling teeltmateriaal wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h vervalt.

2. De onderdelen i tot en met z worden geletterd h tot en met y en de onderdelen aa tot en met cc worden geletterd bb tot en met dd.

3. De volgende onderdelen worden ingevoegd:

  • z. richtlijn (EG) 2008/62: richtlijn (EG) nr. 2008/62 van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen (PbEU L 162);

  • aa. richtlijn (EG) 2008/72: richtlijn (EG) nr. 2008/72 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEU L 205);

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • ee. instandhoudingsras: landras of ras dat zich op natuurlijk wijze heeft aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en dat door genetische erosie wordt bedreigd.

B

In artikel 21 wordt de zinsnede ‘richtlijn (EEG) 92/33’ vervangen door: richtlijn (EG) 2008/72

C

In artikel 27 wordt de zinsnede ‘genoemd in de artikelen 38, 44, 49, 55 en 68’ vervangen door: genoemd in de artikelen 38, 44, 49, 55, 68 en 69g.

D

Aan het slot van Hoofdstuk 4 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

§ 7. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen van landbouwgewassen.

Artikel 69a
  • 1. Teeltmateriaal van instandhoudingsrassen wordt slechts in de handel gebracht indien het voldoet aan de vereisten van de artikelen 10 en 13 van richtlijn (EG) 2008/62.

  • 2. De minister kan overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van richtlijn (EG) 2008/62 gebieden buiten het gebied van oorsprong goedkeuren waarin teeltmateriaal van instandhoudingsrassen kan worden verhandeld.

Artikel 69b

Teeltmateriaal van instandhoudingsrassen wordt uitsluitend geproduceerd in het gebied van oorsprong, bedoeld in artikel 12a, vijfde lid, van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

Artikel 69c
  • 1. De leverancier van teeltmateriaal van een instandhoudingsras gaat overeenkomstig artikel 12 van richtlijn (EG) 2008/62 na of het teeltmateriaal van instandhoudingsrassen voldoet aan de certificeringsvoorschriften van artikel 10, derde lid, van richtlijn (EG) 2008/62.

  • 2. Met betrekking tot teeltmateriaal van instandhoudingsrassen van pootaardappelen is artikel 10 van richtlijn (EG) 2002/56 niet van toepassing.

Artikel 69d

NAK kan jaarlijks de maximale hoeveelheid in de handel te brengen teeltmateriaal van instandhoudingsrassen vaststellen overeenkomstig artikel 14 van richtlijn (EG) 2008/62.

Artikel 69e
  • 1. Jaarlijks melden leveranciers die teeltmateriaal van instandhoudingsrassen produceren voorafgaand aan het teeltseizoen de grootte en ligging van het gebied waarin zaad van instandhoudingsrassen wordt geteeld.

  • 2. Op basis van de verkregen gegevens kan NAK met toepassing van artikel 15, tweede lid, van richtlijn (EG) 2008/62 de hoeveelheid in het desbetreffende teeltseizoen in de handel te brengen teeltmateriaal, per leverancier maximeren.

Artikel 69f

Leveranciers melden bij NAK jaarlijks voor aanvang van het teeltseizoen de hoeveelheid in de handel gebracht zaaizaad van elk instandhoudingsras.

Artikel 69g

Verpakkingen van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen voldoen aan de vereisten genoemd in de artikelen 17 en 18 van richtlijn (EG) 2008/62

E

In artikel 81 wordt de zinsnede ‘richtlijn (EEG) 92/33’ vervangen door: richtlijn (EG) 2008/72

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 augustus 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

In het kader van biodiversiteit en instandhouding van plantaardige genetische bronnen heeft de Europese Commissie richtlijn (EG) nr. 2008/62 van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen (PbEU L 162) vastgesteld.

Met deze richtlijn beoogt de Commissie het behoud van landrassen en rassen die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd.

Het gebruik en de verhandeling van rassen is een van de grootste waarborgen voor het behoud van biodiversiteit. Alvorens rassen verhandeld kunnen worden moeten deze echter zijn toegelaten overeenkomstig richtlijn (EG) nr. 2002/53 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (PbEG L 53)

Kenmerkend aan de rassen waarop richtlijn (EG) 2008/62 ziet, is dat deze rassen vaak niet voldoende homogeen zijn en derhalve niet kunnen worden toegelaten langs de reguliere weg van richtlijn (EG) 2002/53.

In dat verband biedt richtlijn (EG) 2008/62 voor landrassen en rassen die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd (hierna: instandhoudingsrassen), een aangepast toelatings- en verhandelingskader.

Met onderhavige regeling wordt richtlijn (EG) 2008/62 geïmplementeerd in de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen voor wat betreft de toelating van instandhoudingsrassen van landbouwgewassen en in de Regeling verhandeling teeltmateriaal voor wat betreft de verhandeling van zaaizaad en pootgoed van instandhoudingsrassen.

Voorts voorziet deze regeling in een actualisering van de verwijzingen naar richtlijn (EG) nr. 92/33 van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEU L 157) die is vervangen door richtlijn (EG) nr. 2008/72 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen met uitzondering van zaad (PbEU L 205).

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I wijzigt de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

Artikel I, onderdelen B, C en D, heeft betrekking op de wijze waarop een toelating van een instandhoudingsras tot stand komt. In artikel 12a zijn de vereisten voor toelating opgenomen. Gelet op de bijzondere karakteristieken van de rassen waarop richtlijn (EG) 2008/62 ziet, is in artikel 12a een beoordelingskader opgenomen dat ten opzichte van een reguliere toelating vereenvoudigd is. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor zelfbestuivende rassen de homogeniteit bepaald kan worden op basis van afwijkende typen waarbij een populatienorm van 10% en een toelatingskans van ten minste 90% wordt toegepast. De uitvoering van een technisch onderzoek is daartoe niet vereist. De Raad kan over de toelaatbaarheid van een ras als instandhoudingsras oordelen aan de hand van beschikbare informatie. Daarom is het van belang dat de bij een aanvraag tot toelating verstrekte documentatie voldoende informatie geeft om te beoordelen of het landras of ras aan de criteria van artikel 12a voldoet. Artikel 12a, vierde lid, biedt de Raad de mogelijkheid om protocollen op te stellen met betrekking tot de eisen waaraan de documentatie behorende bij een aanvraag moet voldoen.

Vanwege de uniformiteit van het Nederlandse landschap alsmede de beperkte omvang van Nederland, wordt op grond van artikel 12a, vijfde lid, heel Nederland bij toelating van instandhoudingsrassen beschouwd als gebied van oorsprong.

In artikel 12b zijn de gevallen opgenomen waarin een landras in ieder geval niet kan worden toegelaten als instandhoudingsras. De achterliggende gedachte achter de toelating van instandhoudingsras is dat voor dergelijke rassen verhandeling kan bijdragen aan het behoud van deze rassen als plantaardige genetische bron, daar waar deze rassen anders in de vergetelheid raken en verdwijnen. Van rassen die op de gemeenschappelijke rassenlijst vermeld staan of tot voor kort hebben gestaan en aldus verhandeld kunnen worden of rassen waarvoor kwekersrecht of communautair kwekersrecht verleend is of aangevraagd is, is het minder waarschijnlijk dat deze verloren zullen gaan. In dat verband kunnen deze rassen op grond van artikel 12b niet worden toegelaten als instandhoudingsras.

Artikel 12c ziet op de benaming van een instandhoudingsras. Richtlijn (EG) 2008/62 maakt het mogelijk om afwijkingen toe te staan van de reguliere voorschriften ten aanzien van de benaming van het in te schrijven instandhoudingsras. Het kan immers voorkomen dat de van oudsher gebruikte naam niet in overeenstemming is met de voorwaarden zoals opgenomen in verordening 930/2000 van de Commissie van 4 mei 2000 tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor landbouw- en groentegewassen (PbEG L 108). Deze naam mag op grond van artikel 12c, eerste lid, desalniettemin gebruikt worden. Daarnaast maakt artikel 12c, tweede lid, het mogelijk dat wanneer van oudsher meerdere namen worden gebruikt voor een landras, alle bekende namen worden ingeschreven.

De onderdelen C en D hebben betrekking op de tarifering van de aanvraag en het onderzoek tot toelating van een instandhoudingsras. Voor een aanvraag tot toelating van een instandhoudingsras is het niet noodzakelijk het reguliere technische onderzoek uit te voeren. Immers, in de meeste gevallen voldoen dergelijke rassen niet aan de eisen waarop een regulier technisch onderzoek toetst. In dat verband voorziet onderdeel D in een specifiek tarief voor de (technische) beoordeling van de aanvraag. Daarmee is een aanvraag tot toelating van een instandhoudingsras in de regel aanmerkelijk voordeliger dan een reguliere toelating. Uiteraard is het wel mogelijk om bij een aanvraag tot toelating van een instandhoudingsras een technisch onderzoek uit te laten voeren. In dat geval geldt het reguliere tarief voor het desbetreffende technische onderzoek. Tot een dergelijk onderzoek kan de Raad ook besluiten indien deze van mening is dat de overgelegde documentatie onvoldoende is om een aanvraag tot toelating als instandhoudingsras te beoordelen. Uiteraard wordt bij de beoordeling van de uitkomsten van het technische onderzoek wel rekening gehouden met het feit dat het een aanvraag voor de toelating als instandhoudingsras betreft.

Artikel II

Artikel II wijzigt de Regeling verhandeling teeltmateriaal. De onderdelen A en B hebben betrekking op een aanpassing van de definities en een actualisering van een verwijzing naar een vervangen richtlijn te weten: richtlijn (EEG) nr. 92/33 van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEG L 157) door richtlijn (EG) nr. 2008/72 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEU L 205)

Onderdeel C ziet op het invoegen van de verpakkingsvoorschriften die gelden voor de verpakking van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen. Deze verpakkingsvoorschriften zijn nader gespecificeerd in het nieuwe artikel 69g en volgen direct uit richtlijn (EG) 2008/62.

In onderdeel D zijn de artikelen opgenomen met daarin de voorwaarden waaronder verhandeling van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen mag plaatsvinden. Zo ziet artikel 69a op de basisvereisten waaraan het teeltmateriaal moet voldoen, zoals beschreven in de richtlijn. Artikel 69b bepaalt dat teeltmateriaal van instandhoudingsrassen uitsluitend mag worden geproduceerd in het gebied van oorsprong. In samenhang met artikel 69a mag alleen zaaizaad geproduceerd in het gebied van oorsprong verhandeld worden, met dien verstande dat het tweede lid van artikel 69a de mogelijkheid biedt dat de minister verhandeling in gebieden buiten het gebied van oorsprong kan goedkeuren. In dat geval kunnen ook instandhoudingsrassen uit andere gebieden van oorsprong, die grote gelijkenis vertonen met Nederland, in Nederland verhandeld worden.

Artikel 69c verplicht de leverancier ertoe na te gaan of het in de handel te brengen teeltmateriaal voldoet aan de certificeringsvoorschriften zoals opgenomen in artikel 10 van richtlijn (EG) 2008/62.

Om de handel in teeltmateriaal van reguliere rassen niet te verstoren, maximeert richtlijn (EG) 2008/62 de hoeveelheid te verhandelen teeltmateriaal van instandhoudingsrassen in artikel 14. De verwachting is dat de verhandeling van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen in Nederland deze hoeveelheden niet zal overschrijden. Om uitvoering te geven aan deze bepaling kan de NAK op grond van artikel 69d met inachtneming van artikel 14 en 15 van de richtlijn een maximale hoeveelheid vaststellen voor in de handel te brengen teeltmateriaal van de desbetreffende instandhoudingsrassen. Hierbij kan de NAK zowel een maximum hoeveelheid van elk instandhoudingsras binnen één soort vaststellen als de totale hoeveelheid voor alle instandhoudingsrassen binnen één soort. De NAK houdt zicht op de hoeveelheid te produceren teeltmateriaal van instandhoudingsrassen door middel van een meldplicht voor leveranciers die teeltmateriaal produceren, op grond van artikel 69e, eerste lid. Bij deze melding geven de leveranciers voorafgaand aan het teeltseizoen de grootte en de ligging aan van het gebied waar zij het teeltmateriaal gaan produceren. Indien noodzakelijk kan NAK de hoeveelheid in de handel te brengen teeltmateriaal voor het desbetreffende teeltseizoen per leverancier maximeren (artikel 69e, tweede lid). Artikel 69f hangt samen met de verplichting die de richtlijn oplegt om op verzoek van de Commissie te rapporteren over de hoeveelheid in de handel gebracht zaaizaad van elk instandhoudingsras.

Artikel 69g voorziet in voorschriften omtrent de verpakking van teeltmateriaal van instandhoudingsrassen. Deze voorschriften vertonen grote overeenkomst met de gangbare voorschriften voor verpakking en etikettering van teeltmateriaal, met dien verstande dat op de verpakking de aanduiding ‘instandhoudingsras’ moet worden vermeld alsmede het zogenoemde gebied van oorsprong.

Omdat deze regeling strekt ter implementatie van richtlijn 2008/62 zal deze niet volgens het schema van de vaste verandermomenten van het Ministerie van LNV – 1 januari of 1 juli – in werking treden, maar twee dagen na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt gepubliceerd.

Transponeringstabel

Richtlijn 2008/62

Onderhavige regeling tenzij anders vermeld

Artikel 1

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 2

Idem

Artikel 3

artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

Artikel 4

Artikel I, onderdeel B.

(artikel 12a, eerste lid)

Artikel 5

Artikel I, onderdeel B

(artikel 12a, eerste lid)

Artikel 6

Artikel I, onderdeel B

(artikel 12b)

Artikel 7

Artikel I, onderdeel B

(artikel 12c)

Artikel 8

Artikel I, onderdeel B

(artikel 12a, vijfde lid)

Artikel 9

Artikel I, onderdeel B

(artikel 12a, eerste lid, onderdeel c)

Artikel 10

Artikel II, onderdeel D

(Artikel 69a)

Artikel 11

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69b)

Artikel 12

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69c)

Artikel 13

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69a)

Artikel 14

Artikel II, onderdeel D

(Artikel 69d)

Artikel 15

Artikel II, onderdeel D

(Artikel 69e)

Artikel 16

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 17

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69f)

Artikel 18

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69g)

Artikel 19

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 20

Artikel II, onderdeel D

(artikel 69f)

Artikel 21

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 22

idem

Artikel 23

idem

Artikel 24

idem

Artikel 25

idem

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven