Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 12653 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 12653 | Besluiten van algemene strekking |
Categorie: Vervolging
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO
Afzender: College van procureurs-generaal
Adressaat: Hoofden van de parketten
Registratienummer: 2009A016
Datum vaststelling: 10-08-2009
Datum inwerkingtreding: 01-09-2009
Geldigheidsduur: 31-08-2013
Publicatie in Stcrt.: PM
Vervallen: Aanwijzing gebruik sepotgronden (2008A029)
Relevante beleidsregels: Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar (2006A007); Aanwijzing afloopberichten aan de verantwoordelijke (2008A005); Aanwijzing bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten (2008A027); Richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking; overlastfeiten (2008R007); Aanwijzing OM-afdoening (2008A028)
Wetsbepalingen: artt. 167, 242 lid 2, 244, lid 3 en 245, lid 3 WvSv
Jurisprudentie: –
Bijlage(n): 1
De officier van justitie kan op gronden aan het algemeen belang ontleend beslissen af te zien van (verdere) vervolging. De zaak wordt dan geseponeerd. Er zijn verschillende soorten sepots: technische en beleidssepots. De beleidssepots zijn weer onder te verdelen in voorwaardelijke en onvoorwaardelijke sepots. Art. 167 lid 2 Sv geeft het Openbaar Ministerie (OM) de mogelijkheid de vervolgingsbeslissing onder het stellen van bepaalde voorwaarden uit te stellen; als de verdachte aan de voorwaarden heeft gedaan kan de zaak vervolgens onvoorwaardelijk worden geseponeerd. Artikel 257a Sv maakt het mogelijk een strafbeschikking uit te vaardigen bevattende een (gedrags)aanwijzing waaraan de bestrafte moet voldoen.1 Deze wijze van afdoening lijkt op een voorwaardelijk beleidssepot; dit is echter geen sepotbeslissing, doch een daad van vervolging.
In zaken waarin een strafbeschikking is uitgevaardigd kan de executie van de opgelegde straf of maatregel geheel of gedeeltelijk mislukken. De zaak kan dan worden aangebracht bij de rechter, doch in een aantal gevallen kan er ook om opportuniteitsredenen worden afgezien van het dagvaarden. Ook in deze gevallen is er sprake van een sepotbeslissing.
Deze aanwijzing bevat regels over de wijze waarop sepotbeslissingen geregistreerd moeten worden. In de Bijlage zijn alle sepotgronden opgesomd.
Eveneens bevat deze Aanwijzing het restrictievere sepotbeleid met betrekking tot de ‘bestuurlijke strafbeschikkingen’ aangaande overlastfeiten die de G4 kunnen doen uitvaardigen.
Tevens bevat deze aanwijzing regels over de wijze waarop klachten over de genomen sepotbeslissing moeten worden behandeld.
De verschillende wijzen van afdoen door de parketten zijn:
– dagvaarden, waaronder begrepen voeging ter berechting bij een andere zaak en dagvaarden na een geheel of gedeeltelijk mislukte executie van de bij een strafbeschikking opgelegde straf of maatregel;
– transactie, tevens omvattende het voldoen aan een voorwaarde (art. 74 WvSr);
– het uitvaardigen van een strafbeschikking (art. 257a Sv);
– voeging ad informandum;
– seponeren, te onderscheiden in technisch sepot en beleidssepot (ook in geval van intrekking van de strafbeschikking of het geval waarin de executie van de strafbeschikking geheel of gedeeltelijk is mislukt en vervolgen niet opportuun is);
– overdracht aan een parket in een ander arrondissement (let wel: dit is een afdoening door het overdragende parket, nog niet door het OM; zie de definitie onder ‘vervolging’).
Seponeren door het OM speelt een belangrijke rol in het strafprocesrecht (in de laatste jaren wordt ongeveer 10% van alle rechtbankzaken en 15% van alle kantonzaken door het OM afgedaan met een onvoorwaardelijk sepot). Indien onvoldoende uitzicht bestaat op een veroordeling omdat bijv. onvoldoende bewijs aanwezig is, zal gekozen worden voor een technisch sepot. Indien van vervolging wordt afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend (opportuniteitsbeginsel, artt. 167, 242 lid 2 WvSv), zal gekozen worden voor een beleidssepot. Een beleidssepot kan ook voorwaardelijk zijn (artt. 167, tweede lid, 244, derde lid en 245, derde lid WvSv).
De Wet OM-afdoening zal gefaseerd in werking treden (zie daarvoor de Aanwijzing OM-afdoening en de daarbij gevoegde bijlagen). De kern van deze wet is dat de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. De strafbeschikking strekt niet ter voorkoming van vervolging, zoals de transactie, maar is een afdoeningsvorm waarin het OM de zaak kan vervolgen en bestraffen. De wet geeft ook een wettelijke basis voor het ‘voorwaardelijk sepot’.
Het huidige voorwaardelijke sepot wordt als het ware gesplitst. Enerzijds wordt het mogelijk een strafbeschikking uit te vaardigen bevattende aanwijzingen waaraan de bestrafte moet voldoen (art. 257a lid 3 Sv). Anderzijds heeft het OM de mogelijkheid om de beslissing of vervolging plaats moet hebben onder het stellen van bepaalde voorwaarden voor een bepaalde tijd uit te stellen (art. 167 lid 2 Sv). In het eerste geval is geen sprake meer van een sepot. Het uitvaardigen van de strafbeschikking is immers een daad van vervolging. In het tweede geval zal de zaak, indien de verdachte aan de voorwaarden heeft voldaan, uiteindelijk wel afgedaan kunnen worden met een sepot. Deze laatste mogelijkheid zal in het bijzonder toegepast kunnen worden in zaken waarin, gelet op de wettelijke begrenzing, geen strafbeschikking kan worden uitgevaardigd (art. 257a lid 1 Sv) en er om opportuniteitsredenen aanleiding is af te zien van (verdere) vervolging indien de verdachte aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan.
Daarnaast zal de uitgestelde sepotbeslissing ook gebruikt kunnen worden in strafzaken, waarin wél een strafbeschikking opgelegd zou kunnen worden, doch om opportuniteitsredenen van vervolging wordt afgezien, waarbij geen aanleiding bestaat bijzondere voorwaarden op te leggen, en uitsluitend de algemene voorwaarde wordt gesteld (inhoudende dat de verdachte geen strafbare feiten begaat binnen een bepaalde periode).
In gevallen waarin de executie van bij strafbeschikking opgelegde straffen of maatregelen geheel of gedeeltelijk is mislukt kan de betreffende zaak alsnog door middel van een dagvaarding worden aangebracht bij de strafrechter (art. 255a Sv). In een aantal gevallen zal daarvan om opportuniteitsredenen kunnen worden afgezien (bijvoorbeeld de bestrafte is reeds gegijzeld). Voor deze gevallen zijn aparte afdoeningscodes ontwikkeld; er heeft immers al een vervolging plaatsgevonden en de zaak is onherroepelijk afgedaan, waarbij de schuld van de verdachte is vastgesteld. Voor het bepalen van de recidive blijven deze zaken meewegen. Voor deze gevallen zijn sepotcodes opgenomen in de Bijlage.
Bij inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening in februari 2008 zijn in deze Aanwijzing tevens een tweetal nieuwe technische sepotcodes opgenomen. Dit betreft enerzijds de sepotcode “bestuurlijke boete: strafrechter niet bevoegd”. Er zijn inmiddels vele wetten waarin wordt gehandhaafd door het opleggen van een bestuurlijke boete en het strafrecht pas in beeld komt bij de meer ernstige vormen van normoverschrijding, bijvoorbeeld bij meermalen recidive (bijvoorbeeld de Arbeidsomstandighedenwet). In deze gevallen is er ten aan zien van een aantal feiten geen keuze tussen strafrechtelijke- of bestuursrechtelijke afdoening (als dat wel het geval is heeft de officier van justitie de keuze tussen strafrechtelijk afdoen of de zaak overdragen aan het betreffend bestuursorgaan en de zaak seponeren op basis van sepotgrond 20). Wanneer strafrechtelijke afdoening wettelijk is uitgesloten, zal de zaak met het oog op bestuursrechtelijke afdoening moeten worden overgedragen aan het bestuursorgaan en zal de strafzaak moeten worden geseponeerd.
Verder is er een grond opgenomen met betrekking tot de afdoening van de strafzaken die hun aanleiding hebben in strafrechtelijk onderzoek naar geweldsaanwending door politiefunctionarissen (zie de Aanwijzing handelwijze bij geweldsaanwending (politie)ambtenaar, 2006A007). Bijvoorbeeld een onderzoek naar een schietincident, waarbij een politieambtenaar iemand heeft doodgeschoten. In een aantal gevallen zal een zodanig onderzoek ingeschreven moeten worden (bijvoorbeeld als een gerechtelijk vooronderzoek wordt ingesteld). Als uit dit strafrechtelijk onderzoek blijkt dat er is gehandeld binnen de wettelijke kaders (bijvoorbeeld bij een schietincident binnen de kaders van de Ambtsinstructie) dan zal er geen (verdere) strafrechtelijk vervolging geïndiceerd zijn en kan de zaak worden geseponeerd. Omdat dit een specifieke categorie zaken betreft is ervoor gekozen een afzonderlijke sepotcode te maken.
De ervaring leert dat een gewezen verdachte die het niet eens is met de (codering van de) sepotbeslissing zich soms in een brief tot de behandelend officier van justitie wil wenden. Deze aanwijzing stelt nadere regels over de wijze waarop deze klachten moeten worden behandeld.
Onder sepot wordt in deze Aanwijzing verstaan: ‘De beslissing om niet of niet verder te vervolgen’.
Het OM seponeert in het geval dat:
1. de zaak niet wordt voorgelegd aan de Nederlandse strafrechter en
2. er terzake dat feit geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd en tevens
3. de zaak niet wordt overgedragen aan een ander arrondissementsparket.
Onder sepot wordt tevens begrepen het vervolgen van een strafbaar feit als overtreding, terwijl dat feit aanvankelijk gekwalificeerd was als misdrijf.
Wat betreft de strafbeschikking wordt voor de toepassing van deze aanwijzing onder een sepot begrepen:
– de intrekking van de strafbeschikking;
– een wijziging van de strafbeschikking als gevolg waarvan een aanvankelijk als misdrijf in de strafbeschikking betrokken feit alsnog als overtreding wordt gekwalificeerd;
– de beslissing van het OM om een zaak, waarin een strafbeschikking is uitgevaardigd, maar de tenuitvoerlegging daarvan geheel of gedeeltelijk is mislukt, uiteindelijk niet voor te leggen aan de strafrechter.
In de Wet OM-afdoening ontbreekt een specifieke voorziening voor gratie. In een enkel geval kan het OM bij de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel op de hoogte geraken van feiten of omstandigheden, die aanleiding kunnen zijn om op basis van opportuniteitsredenen de (verdere) executie van de straf of maatregel te staken. De strafbeschikking wordt dan niet ingetrokken; bij onherroepelijk geworden strafbeschikking is de schuld immers vastgesteld en deze vaststelling blijft intact. Alleen de (verdere) tenuitvoerlegging van de straf of maatregel wordt gestaakt. Ook in deze gevallen is er sprake van een sepot en kan gebruikt gemaakt worden van de sepotcodes, zoals vermeld in de Bijlage (bijvoorbeeld sepot 96: beëindiging executie in verband met gewijzigde omstandigheden).
Voor elke sepotbeslissing wordt het motief – de sepotgrond – geregistreerd en genoteerd op het strafdossier, in de justitiële documentatie en in de statistiek. Dat geschiedt ongeacht de verdere maatregelen die nodig worden geacht.
De officier van justitie kan in COMPAS meerdere sepotgronden registreren, in GPS is het slechts mogelijk één sepotgrond te registreren Alle gronden worden aan de justitiële documentatiedienst doorgegeven. Het statistiekformulier kan echter ten hoogste twee gronden vermelden; mede met het oog daarop dient de belangrijkste sepotgrond als eerste te worden genoteerd en de één na belangrijkste sepotgrond als tweede.
Indien het sepot door toedoen van het OM aan de verdachte bekend is gemaakt, zal het OM, behoudens onder bijzondere omstandigheden, worden gehouden aan de daarin besloten toezegging dat niet (verder) zal worden vervolgd. Hetzelfde moet gelden voor een voorwaardelijk sepot.
De officier van justitie registreert de sepotgrond(en) door middel van een cijfercode (zie de bijlage).
Met betrekking tot de door gemeentelijk buitengewoon opsporingsambtenaren aangekondigde strafbeschikking voor overlastfeiten is bepaald dat het OM in beginsel geen beleidssepots toepast. Zie nader de Aanwijzing bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten.
De beslissing tot beleidssepot kan voorwaardelijk of onvoorwaardelijk zijn. De officier van justitie zal steeds ook moeten beslissen over begeleidende maatregelen, zoals de mondelinge waarschuwing ten parkette. Ook kan hij beslissen dat de geseponeerde zaak aan een andere instantie wordt overgedragen, bijvoorbeeld voor de behandeling van een ander feit (overtreding) dan het misdrijf waarop de beslissing betrekking heeft. De volgende mogelijkheden doen zich voor:
Bij technisch- en beleidssepot:
a) Overdracht aan administratie kantongerechtszaken
b) Overdracht aan militaire instantie
c) Overdracht aan buitenlandse justitie
d) Overdracht aan andere instantie
(bijv. Inspecteur voor de Gezondheidszorg)
Bij beleidssepot:
e) onvoorwaardelijk sepot, zonder kennisgeving
f) onvoorwaardelijk sepot met schriftelijke waarschuwing
g) onvoorwaardelijk sepot met mondelinge waarschuwing ten parkette
h) voorwaardelijk sepot
Al deze beslissingen worden geregistreerd.
Elke afdoening van een strafzaak, door de rechter of door het OM, betreft één of meer bepaalde feiten. Indien wordt gedagvaard of een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, zal het vonnis/arrest respectievelijk de strafbeschikking dat feit of die feiten aangeven.
In geval van andere afdoeningen, wordt de wijze van afdoening geregistreerd in het JDD. Als het feit wordt geseponeerd op de grond dat de betrokkene ten onrechte is aangemerkt als verdachte, wordt het feit als geheel verwijderd (zie ook de Aanwijzing afloopberichten aan de verantwoordelijke).
De ervaring leert dat een gewezen verdachte die het niet eens is met de (codering van de) sepotbeslissing dit soms kenbaar maakt in een brief aan de behandelend officier van justitie. Zo wordt regelmatig geklaagd over het feit dat de zaak is afgedaan met sepotcode 02 (ontbreken wettig en overtuigend bewijs), terwijl klager stelt dat er sprake zou moeten zijn van een sepot 01 (ten onrechte als verdachte vermeld).
Zo’n brief dient volgens de algemene klachtenregeling van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden behandeld (waaronder het toepassen van hoor en wederhoor en de behandeling van de klacht door een ander dan de persoon over wie geklaagd wordt).
Deze Aanwijzing geldt voor feiten gepleegd op en na 1 februari 2009.
01–09 Technische sepots | Toelichting |
---|---|
01 ten onrechte als verdachte vermeld | iemand wordt achteraf ten onrechte als verdachte aangemerkt als gevolg van persoonsverwisseling, bij administratieve fouten van politie of parket (verkeerde inboeking) of wanneer op een andere wijze later blijkt dat de betreffende persoon ten onrechte als verdacht is aangemerkt, bijvoorbeeld na valse aangifte. deze sepotgrond dient (ook) gebruikt te worden voor die gevallen waarin aanvankelijk een verdenking op – op zichzelf – goede gronden is gerezen, maar nadien het opsporingsonderzoek heeft geleid tot het resultaat dat voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte onschuldig is aan het feit waarop de verdenking betrekking had. |
02 onvoldoende bewijs | hieronder valt onvoldoende of niet overtuigend bewijs (als de sepotbeslissing geheel en al gedragen kan worden door sepotgrond 07, dan komt grond 02 niet meer voor toepassing in aanmerking). |
03 niet ontvankelijk | bijv. wegens verjaring, overlijden, klachtdelict zonder klacht, verdachte jonger dan 12 jaar of overschrijding ‘redelijke termijn’ van artikel 6 EVRM |
04 burgerlijke rechter niet bevoegd | dit gaat niet om de onbevoegdheid van een rechtbank maar om de onbevoegdheid van de burgerlijke rechter als zodanig, bijvoorbeeld in zaken waarin de militaire rechter bevoegd is. |
05 feit niet strafbaar | in geval bestanddeel delict ontbreekt |
06 dader niet strafbaar | in geval van noodweer/ -exces in geval van psychische overmacht |
07 onrechtmatig verkregen bewijs | omdat (een gedeelte van) het bewijs onrechtmatig is verkregen, kan geen veroordeling volgen |
08 bestuurlijke boete: strafrechter niet bevoegd | in geval het betreffende feit met een bestuurlijke boete moet worden afgedaan en de strafrechter op basis van de wettelijke regeling niet bevoegd is kennis te nemen van dat feit in die omstandigheden |
09 rechtmatige geweldsaanwending (politie)ambtenaar | indien na onderzoek blijkt dat de opsporingsambtenaar heeft gehandeld binnen de wettelijke kaders en rechtmatig geweld heeft aangewend |
20–23 Gronden samenhangende met maatregelen genomen of nog te nemen door anderen dan de officier van justitie | Toelichting |
---|---|
20 ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert | plaats gehad hebbend of te verwachten bestuurlijk of semi-strafrechtelijk (d.w.z. tuchtrechtelijk of administratief, bijv. fiscaal) ingrijpen prevaleert op gronden van billijkheid of doelmatigheid boven strafvervolging. |
21 civielrechtelijke jeugdmaatregel | een reeds genomen of nog te nemen maatregel van het civiele kinderrecht wordt doelmatiger geoordeeld. |
22 strafrechtelijke jeugdmaatregel | in verband met een reeds lopende jeugd-T.B.S of PIJ wordt een nieuwe strafvervolging onnodig geacht. |
23 T.B.S. | in verband met een reeds lopende T.B.S. wordt een nieuwe strafvervolging onnodig geacht. |
30–32 Gronden samenhangende met de algemene rechtsorde | Toelichting |
---|---|
30 landsbelang | staatsveiligheid, ontzien van buitenlandse betrekkingen, voorkomen van ongewenste maatschappelijke onrust. |
31 wetswijziging | in verband met te verwachten wetswijziging op grond van wijziging van inzicht in strafbaarheid of strafwaardigheid. |
32 onvoldoende nationaal belang | voorkeur wordt gegeven aan berechting in het buitenland; de verdachte is uitgezet dan wel uitgeleverd; de verdachte verblijft in het buitenland en is niet bereikbaar, dan wel de kosten van vervolging wegen niet op tegen het te beschermen belang. |
40–44 Gronden samenhangende met het gepleegde feit | Toelichting |
---|---|
40 gering feit | het gebeurde is een zo geringe inbreuk op de rechtsorde of heeft zo weinig schade veroorzaakt, dat een strafvervolging terzake het strafbare feit waaronder het is te brengen onevenredig zwaar zou zijn in verhouding tot wat heeft plaatsgevonden. |
41 gering aandeel in het feit | het feit, door samenwerking van meer dan één persoon gepleegd, is op zich zelf wel ernstig genoeg voor een strafvervolging maar het aandeel van de verdachte daarin is zo gering, dat een strafvervolging van hem onevenredig zwaar zou zijn. |
42 geringe strafwaardigheid van het feit | hoewel aan de formele eisen van een strafbaar feit is voldaan en een rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond (overmacht, noodweer e.d.) in strikte zin ontbreekt, is het gebeurde ten aanzien van een strafuitsluitingsgrond een zodanig randgeval dat een strafvervolging onevenredig zwaar zou zijn. |
43 oud feit | het belang van strafrechtelijk ingrijpen is te gering geworden in verband met de lange tijd die is verstreken na het plegen van het feit, hoewel dit nog niet verjaard is, of de ‘redelijke termijn’ van artikel 6 EVRM is verstreken; vervolging kan daarom onbillijk of ondoelmatig worden geacht. |
44 maatschappelijk belangenconflict | hoewel formeel strafbaar, is het feit een uitvloeisel van een sociaal economisch of politiek conflict met een ideologische achtergrond dat zich moeilijk leent tot incidentele strafrechtelijke beoordeling en beïnvloeding; het is daarbij niet van zodanige ernst, dat strafvervolging desondanks geboden zou zijn als bijv. ernstige geweldsdaden; gedacht is aan bedrijfsbezettingen, kraken van woningen, alternatieve hulp aan minderjarigen e.d. |
50–59 Gronden samenhangende met de persoon van de verdachte | Toelichting |
---|---|
50 leeftijd | hoewel strafvervolging op grond van de leeftijd wel mogelijk is, wordt in verband met de jeugdige of gevorderde leeftijd vervolging niet doelmatig of te zwaar geacht. |
51 recente bestraffing | in verband met een recente strafoplegging (inclusief strafbeschikking), transactie, waarschuwing ten parkette of schriftelijke waarschuwing wordt een nieuwe strafvervolging overbodig geacht, omdat het feit, was het eerder bekend geweest, in die strafrechtelijke reactie zou zijn meegenomen (vgl. art 63 WvSr.). |
52 door feit of gevolgen getroffen | door eigen letsel; door letsel of verlies van naasten; in zijn maatschappelijke positie of in de verhouding tot zijn naaste omgeving; door ernstige financiële schade, rechtstreeks uit het feit voortvloeiend of door verplichte schadevergoeding; door een reactie van de overheid op het gepleegde feit, welke reactie voldoende representatief, te zwaar of minder juist blijkt te zijn geweest, bijv. inverzekeringstelling, hard politie-optreden of onjuiste formaliteiten. |
53 gezondheidstoestand | dit heeft betrekking op tijdelijke of permanente, zowel geestelijke als lichamelijke toestand van verdachte. |
54 reclasseringsbelang | strafrechtelijk ingrijpen zou hulpverlening door reclassering, kinderbescherming, dan wel andere instantie, doorkruisen. |
55 gewijzigde omstandigheden | verbeterd levensgedrag van verdachte; dan wel omstandigheden die tot het delict hebben geleid of die tot recidive zouden kunnen leiden, bestaan niet meer of zijn in belangrijke mate gewijzigd. |
56 verdachte onvindbaar | ondanks naspeuringen blijkt de verdachte niet te vinden, vervolging lijkt daarom weinig zin te hebben |
58 corporatie wordt vervolgd | |
59 leidinggever wordt vervolgd |
70–74 Gronden samenhangende met de verhouding tussen verdachte en benadeelde | Toelichting |
---|---|
70 verhouding tot de benadeelde geregeld | het conflict is door verzoening of schadevergoeding zodanig opgelost, dat vervolging geen zin meer heeft. |
71 medeschuld van de benadeelde | benadeelde heeft het feit uitgelokt of verdachte getergd of het hem zeer gemakkelijk gemaakt. |
72 vervolging in strijd met belang van benadeelde | hoewel niet een geval als genoemd in de voorgaande twee gronden (70-71) aanwezig is, brengt de benadeelde te respecteren redenen naar voren om geen vervolging in te stellen, vreest moeilijkheden, wil liever niet in de openbaarheid komen; er is niet een meer algemeen belang. dat om vervolging vraagt. |
73 beperkte kring | het feit heeft zich in zo beperkte kring afgespeeld – gezin, buren, e.d. – dat, in verband met de mate van ernst van het feit, onvoldoende gemeenschapsbelang aanwezig lijkt om een strafvervolging te rechtvaardigen. |
74 civiel en administratief recht | er is wel formeel een strafbaar feit te construeren – zoals verduistering, onttrekken aan beslag, zaakbeschadiging – maar het gemeenschapsbelang is zeer gering en de aan de benadeelde toegebrachte schade lijkt beter langs civielrechtelijke of administratiefrechtelijke weg te kunnen worden geregeld; er is geen reden tot overheidsingrijpen; partijen kunnen hun conflict beter onderling gerechtelijk uitvechten. |
77, 82–86, 90–98 Gronden samenhangende met de beëindiging van de executie van de strafbeschikking | Toelichting |
---|---|
77 Beëindiging executie strafbeschikking: niet ontvankelijk | de executie van de strafbeschikking zal gestaakt moeten worden zodra de executie verjaard is. |
82 Beëindiging executie strafbeschikking: civielrechtelijke jeugdmaatregel | in deze gevallen is de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel geheel of gedeeltelijk mislukt en zal de zaak herbeoordeeld moeten worden. Er kunnen dan redenen zijn de zaak niet te dagvaarden. tevens kunnen er bij de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel feiten of omstandigheden bekend worden, die aanleiding kunnen zijn om vanwege opportuniteitsredenen de (verdere) executie van de straf of maatregel te staken. De hier genoemde sepotgronden zijn hiervoor reeds toegelicht. |
83 Beëindiging executie strafbeschikking: strafrechtelijke jeugdmaatregel | |
84 Beëindiging executie strafbeschikking: T.B.S. | |
85 Beëindiging executie strafbeschikking: wetswijziging | |
86 Beëindiging executie strafbeschikking: onvoldoende nationaal belang | |
90 Beëindiging executie strafbeschikking: oud feit | |
91 Beëindiging executie strafbeschikking: leeftijd | |
92 Beëindiging executie strafbeschikking: recente bestraffing | |
93 Beëindiging executie strafbeschikking: door feit of gevolgen getroffen | |
94 Beëindiging executie strafbeschikking: gezondheidstoestand | |
95 Beëindiging executie strafbeschikking: reclasseringbelang | |
96 Beëindiging executie strafbeschikking: gewijzigde omstandigheden | |
97 Beëindiging executie strafbeschikking: verdachte onvindbaar | |
98 Beëindiging executie strafbeschikking: gijzeling toegepast | in deze gevallen wordt afgezien van het dagvaarden omdat de bestrafte reeds gegijzeld is geweest terzake de hem bij strafbeschikking opgelegde geldboete |
99 Administratief sepot | |
---|---|
99 feit dubbel ingeboekt in COMPAS/GPS | in een enkel geval worden zaken dubbel ingeboekt (bijvoorbeeld bij een ingevorderd rijbewijs). Eén van deze zaken zal administratief afgedaan moeten worden. |
De Wet OM-afdoening treedt stapsgewijs in werking. Op dit moment is het nog niet mogelijk een strafbeschikking uit te vaardigen inhoudende aanwijzingen waaraan de bestrafte moet voldoen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-12653.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.