Beleidsregels voorschot bij inkomstenverrekening langdurig werklozen

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. WW:

Werkloosheidswet;

c. langdurig werkloze:

de werknemer, bedoeld in artikel 20, zesde lid, onderdeel b, van de WW.

Artikel 2 Methodiek inkomstenverrekening langdurig werklozen

  • 1. De langdurig werkloze, die recht heeft op een uitkering op grond van de WW en die op grond van artikel 20, zesde lid, van de WW, in aanmerking komt voor inkomstenverrekening, ontvangt vanaf het moment waarop hij daarvoor in aanmerking komt voorschotten.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het voorschot per kalenderweek wordt rekening gehouden met de in die week te verwachten gemiddelde inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, Inkomstenbesluit Werkloosheidswet.

  • 2. Het UWV zal na afloop van elke voorschotperiode van 52 kalenderweken de definitieve hoogte van de uitkering over die periode vaststellen.

  • 3. Indien het recht op uitkering of de dienstbetrekking die ten grondslag lag aan de toepassing van de regeling tot inkomstenverrekening vóór het verstrijken van 52 kalenderweken eindigt, stelt het UWV in afwijking van het tweede lid de definitieve hoogte van de uitkering over de alsdan verstreken periode vast.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2009.

Artikel 4 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels voorschot bij inkomstenverrekening langdurig werklozen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 28 juli 2009

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

J.M. Linthorst.

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding voor dit besluit beleidsregels is de Wet van (PM) tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (Stb. PM). Deze wet, die per 1 juli 2009 in werking is getreden, leidt ertoe dat de gevolgen van werkhervatting voor langdurig werklozen wijzigen. In plaats van een beëindiging van de uitkering op basis van het gewerkte aantal uren, worden de inkomsten uit de verrichte arbeid (voor 70%) verrekend met de uitkering. Dit is bepaald in het nieuwe zesde lid van artikel 20 van de WW.

Inkomstenverrekening voorkomt dat de werknemer, door te hervatten in lager betaalde arbeid, een financieel nadeel lijdt ten opzichte van zijn WW-uitkering. Inkomstenverrekening in combinatie met de Richtlijn passende arbeid 20081, stimuleert dat langdurig werklozen weer aan het werk gaan.

Om als langdurig werkloze in aanmerking te komen voor inkomstenverrekening, dient wel aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. De eerste voorwaarde is dat de uitkeringsgerechtigde werkzaamheden moet zijn gaan verrichten als werknemer in de zin van de WW. Als tweede voorwaarde geldt dat sprake moet zijn van langdurige werkloosheid. Van langdurige werkloosheid is sprake als de werknemer op het moment van werkhervatting minimaal 52 weken onafgebroken werkloos is geweest. De derde voorwaarde waaraan voldaan moet zijn, is dat de werknemer voorafgaand aan het moment van werkhervatting volledig werkloos dient te zijn. Dat betekent dat de uitkeringsgerechtigde in de week voorafgaand aan de werkhervatting in het geheel geen werkzaamheden moet hebben verricht om in aanmerking te komen voor de inkomstenaftrekregeling.

Deze beleidsregels zijn opgesteld om met name die uitkeringsgerechtigden die in aanmerking komen voor inkomstenverrekening, op de hoogte te brengen van de wijze waarop het UWV bij de uitvoering van de regeling inkomstenverrekening gebruik maakt van haar bevoegdheid om bij onzekerheid over het recht op, de hoogte en de duur van de WW-uitkering, voorschotten te verstrekken.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Methodiek inkomstenverrekening langdurig werklozen

Als een werkloze uitkeringsgerechtigde het werk hervat, dan maakt hij daarvan melding via een wijzigings- of inkomstenformulier. Op dat moment zal UWV beoordelen of de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor inkomstenverrekening.

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat in het geval de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor inkomstenverrekening, de uitkering vanaf dat moment op voorschotbasis verstrekt zal gaan worden. Bij de vaststelling van de voorschotten zal het UWV rekening houden met het salaris, de opgebouwde vakantietoeslag, de opgebouwde extra periodiek en andere emolumenten of toeslagen. Daardoor benadert de voorlopige uitkering in veel gevallen de later vast te stellen definitieve hoogte van de uitkering. Uitgegaan wordt van de informatie die het UWV van de klant ontvangt via het wijzigingsformulier. Ontbreekt deze informatie, dan neemt het UWV contact op met de klant.

De hoogte van het voorschot wordt per kalenderweek vastgesteld en is afhankelijk van het gemiddelde bruto uurloon inclusief toeslagen en de gewerkte uren per week. Werkt betrokkene op basis van een wisselend arbeidspatroon, dan zal hij het UWV elke vier kalenderweken een inkomstenformulier doen toekomen met informatie over het gewerkte aantal uren. De hoogte van het voorschot zal in dat geval van week tot week (kunnen) variëren. De voorschotten worden in het algemeen per vier kalenderweken verstrekt.

UWV informeert de uitkeringsgerechtigde schriftelijk over de voorschotverstrekking en de berekening van het gemiddelde bruto uurloon dat zij daarvoor hanteert. Van de uitkeringsgerechtigde wordt verwacht dat hij wijzigingen in de hoogte van zijn loon (ook bijv. eenmalige bonussen), direct meldt bij UWV. Hierdoor is UWV in staat de hoogte van het voorschot aan te passen aan de veranderingen in zijn inkomenssituatie.

De reden waarom in eerste instantie tot voorschotverstrekking wordt overgegaan is gelegen in het feit dat het UWV voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering rekening moet houden met het loon in de zin van de werknemersverzekeringen (het SV-loon).

Dit SV-loon is voor de definitieve vaststelling van de WW-uitkering per vier kalenderweken echter niet direct beschikbaar. Daarbij komt dat de vierwekelijkse perioden waarover UWV de WW-uitkering verstrekt, in nagenoeg alle gevallen niet overeenkomt met de periode waarover de uitkeringsgerechtigde zijn loon van zijn nieuwe werkgever ontvangt (vaak per kalendermaand). Dit maakt een tijdige verstrekking van de juiste WW-uitkering per vier kalenderweken onmogelijk.

In het tweede lid van dit artikel is aangegeven dat het UWV tot definitieve vaststelling van de uitkering overgaat nadat zij over maximaal 52 kalenderweken voorschotten heeft verstrekt.

Artikel 4 van het Inkomstenbesluit WW2 noopt hiertoe.

De definitieve hoogte van de uitkering per kalenderweek wordt vastgesteld op basis van het SV-loon als opgenomen in de polisadministratie over deze 52 kalenderweken. Dit kan pas enige tijd na afloop van deze periode, om reden dat dan pas de noodzakelijke SV-loongegevens in de polisadministratie aanwezig zijn. Ook hierbij wordt, net als bij de vaststelling van de hoogte van het voorschot, een gemiddeld uurloonbedrag vastgesteld dat wordt vermenigvuldigd met het gewerkte aantal uren per week. Zo vindt gedurende de gehele periode waarover de uitkering definitief moet worden vastgesteld een zuivere toerekening van de inkomsten per kalenderweek plaats.

Denkbaar is echter dat het recht op uitkering gedurende de periode van inkomstenverrekening definitief eindigt, bijvoorbeeld door het bereiken van de maximale uitkeringsduur. Ook kan het voorkomen dat de dienstbetrekking, die aanleiding is geweest voor toepassing van de regeling inkomstenverrekening, ten tijde van de 52 wekenperiode eindigt. Het derde lid van dit artikel regelt daarom dat in deze situaties de vaststelling van de definitieve hoogte van de uitkering plaatsvindt op basis van het SV-loon opgenomen in de polisadministratie over de periode van werken tot de datum waarop het recht op WW-uitkering dan wel de dienstbetrekking is geëindigd.

Voorbeeld

Een langdurig werkloze hervat het werk in loondienst met ingang van 1 januari 2010. Hij komt in aanmerking voor de regeling inkomstenverrekening. Vanaf dat moment ontvangt hij voorschotten van het UWV. Per 1 september 2010 bereikt hij zijn maximale uitkeringsduur.

De definitieve hoogte van zijn uitkering wordt daarom vastgesteld over de periode 1 januari tot 1 september 2010.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst is. Aangezien de datum van publicatie van dit besluit gelegen is na 1 juli 2009, maar het nieuwe zesde lid van artikel 20 van de WW met ingang van 1 juli 2009 in werking is getreden, is in dit artikel bepaald dat dit besluit terug werkt tot en met deze datum.

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

J.M. Linthorst.


XNoot
1

Richtlijn passende arbeid 2008, Stcrt. 123.

XNoot
2

Inkomstenbesluit Werkloosheidswet, Stcrt. PM.

Naar boven