Beleidsregel kostenvergoeding uitgifte kavels A7 en A8

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. verzoeker:

de indiener van een verzoek om kostenvergoeding of diens rechtsopvolger;

c. Tijdelijke regeling:

Tijdelijke regeling uitgifte kavels A7 en A8;

d. kavel A7:

een kavel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Tijdelijke regeling (ongeclausuleerd kavel);

e. kavel A8:

een kavel zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Tijdelijke regeling (geclausuleerd kavel).

Artikel 2

De minister kent desgevraagd een kostenvergoeding toe aan degene die een aanvraag voor een vergunning voor kavel A7, kavel A8 of kavels A7 en A8 heeft gedaan overeenkomstig de Tijdelijke regeling, tenzij deze aanvraag voor het tijdstip waarop de Tijdelijke regeling is ingetrokken is afgewezen op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder f, van de Telecommunicatiewet of buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 4 van de Tijdelijke regeling.

Artikel 3

  • 1. Kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het directe kosten betreffen die de verzoeker noodzakelijkerwijs voor het tijdstip van intrekking van de Tijdelijke regeling heeft gemaakt en betaald om een aanvraag voor een vergunning voor kavel A7, kavel A8 of kavels A7 en A8 te doen, voor zover deze kosten redelijk zijn.

  • 2. Kosten als bedoeld in het eerste lid die na het tijdstip van de intrekking van de Tijdelijke regeling zijn gemaakt en betaald, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen indien voor het tijdstip van intrekking door middel van een schriftelijke overeenkomst verplichtingen zijn aangegaan tot het betalen van deze kosten.

  • 3. Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten van:

    • a. de notariële verklaring;

    • b. de bankgarantie respectievelijk de overboeking van de waarborgsom;

    • c. de toestemming van het Commissariaat voor de media, voor zover deze met het oog op deze aanvraag is gevraagd;

    • d. uittreksels uit het handelsregister;

    • e. koeriersdiensten;

    • f. opstelling van de aanvraag;

    • g. advisering ten behoeve van de aanvraag.

  • 4. Onder directe kosten worden in elk geval niet verstaan:

    • a. de kosten van voorbereiding van de ingebruikname van bij de uitgifte te verkrijgen frequentieruimte;

    • b. financieringskosten;

    • c. derving van inkomsten en winst.

  • 5. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien en voor zover de verzoeker die de kosten heeft gemaakt, deze omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 4

  • 1. Een verzoek om kostenvergoeding wordt schriftelijk gedaan, is gericht aan de minister en wordt ingediend bij Agentschap Telecom, Postbus 450, 9700 AL Groningen op een zodanig tijdstip dat het uiterlijk op 1 oktober 2009 wordt ontvangen door Agentschap Telecom.

  • 2. Een verzoek dat na 1 oktober 2009 wordt ontvangen door Agentschap Telecom wordt niet in behandeling genomen.

  • 3. Indien het verzoek betrekking heeft op kosten als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder f of g, doet de indiener voor de personele kosten opgave van de bestede tijd en de salariskosten per uur.

  • 4. Indien het verzoek betrekking heeft op een bedrag van minder dan € 2.500,– wordt door middel van facturen of opgaven aannemelijk gemaakt dat de kosten waarvoor vergoeding wordt gevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald.

  • 5. Indien het verzoek betrekking heeft op een bedrag van ten minste € 2.500,–. wordt bij het verzoek een accountantsverklaring volgens een bij Agentschap Telecom te verkrijgen model gevoegd waaruit blijkt dat de kosten waarvoor vergoeding wordt gevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald.

  • 6. Alsdan komen naast de kosten, bedoeld in artikel 3, de kosten voor de accountantsverklaring als bedoeld in het tweede lid voor kostenvergoeding in aanmerking, voor zover zij redelijk zijn.

Artikel 5

De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om kostenvergoeding binnen twee weken na ontvangst.

Artikel 6

De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst op een verzoek en deelt deze beslissing schriftelijk aan verzoeker mede.

Artikel 7

Betaling van de toegekende kostenvergoeding zal geschieden binnen vier weken na de beslissing op het verzoek.

Artikel 8

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 9

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels kostenvergoeding uitgifte kavels A7 en A8.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 juli 2009

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.

TOELICHTING

1. Inleiding

Doel van deze beleidsregel is het bieden van een uniform kader om in bepaalde gevallen een vergoeding te geven van kosten die door bedrijven zijn gemaakt ten behoeve van het aanvragen van een kavel in het kader van de tijdelijke uitgifte van de kavels A7 en A8. Deze kostenvergoeding houdt verband met het stopzetten van de aanvraagprocedure voor deze kavels en de intrekking van het besluit inzake deze procedure (besluit van 22 maart 2009, nr. WJZ/9055693) en van de Tijdelijke regeling uitgifte kavels A7 en A8 (verder: Tijdelijke regeling) (Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, nr. ET/IT/9121500 tot intrekking van het besluit van 22 maart 2009, respectievelijk Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, nr. WJZ/9129468, tot intrekking van de Tijdelijk regeling uitgifte kavels A7 en A8). De stopzetting kan tot gevolg hebben dat aanvragers onevenredig zijn benadeeld. In verband hiermee wordt met deze beleidsregel de gelegenheid geboden om in bepaalde gevallen een vergoeding voor deze kosten te verkrijgen.

2. Grondslag van de tegemoetkoming

De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels berust op het mede aan artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag liggende rechtsbeginsel van ‘égalité devant les charges publiques’ (gelijkheid voor openbare lasten). Uit jurisprudentie volgt de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing op een verzoek tot kostenvergoeding, voor zover het kosten betreffen die zijn ontstaan door de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Het beginsel van égalité devant les charges publiques vordert dat het onevenredige nadeel moet worden vergoed en niet alle schade, zoals het geval is bij toepassing van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Hieronder wordt geconcretiseerd in hoeverre de stopzetting van de aanvraagprocedure heeft geleid tot onevenredig nadeel voor aanvragers.

3. Afbakening van de doelgroep

Een aantal van de aanvragen voor de tijdelijke uitgifte van de kavels A7 en A8 was ten tijde van de intrekking van de Tijdelijke regeling reeds buiten behandeling gesteld of afgewezen. De reden hiervoor was gelegen in het ontbreken van een (goede) bankgarantie, bij gebrek aan overboeking van een waarborgsom, respectievelijk in de verbondenheid van de aanvrager met een andere partij die reeds beschikt over een frequentievergunning voor commerciële landelijke radio. Omdat het in deze gevallen op voorhand niet aannemelijk was dat de aanvraag zou worden toegewezen en omdat afwijzing of buiten behandelingstelling ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, dienen de door deze partijen voor hun aanvraag gemaakte kosten voor hun rekening te blijven. Er kan immers alleen sprake zijn van een onevenredig nadeel indien een aanvraag redelijkerwijs had kunnen worden toegewezen ten tijde van de stopzetting van de procedure. Bijgevolg is in artikel 2 bepaald dat de kostenvergoeding alleen is bestemd voor aanvragers wier aanvraag ten tijde van de intrekking van de Tijdelijke regeling nog in behandeling was.

4. Kosten die voor tegemoetkoming in aanmerking komen

De vergoeding heeft alleen betrekking op de kosten die voor het doen van de aanvraag zelf zijn gemaakt. Om die reden wordt ingevolge artikel 3 uitsluitend een vergoeding geboden voor directe kosten. Het is denkbaar dat partijen met het oog op de eventuele verkrijging van een vergunning investeringen hebben gedaan of winst- of inkomstenverwachtingen hadden. In dergelijke gevallen is niet sprake van directe kosten.

In het tweede lid van artikel 3 wordt aangeduid welke kostensoorten in elk geval voor vergoeding in aanmerking komen. Hoewel niet op voorhand valt uit te sluiten dat ook andere directe kosten voor vergoeding in aanmerking komen, zullen de kosten naar verwachting voor het overgrote deel onder een van de vermelde kostensoorten vallen.

5. Procedure

Een bedrijf kan een verzoek tot kostenvergoeding, gericht aan de Minister van Economische Zaken, indienen bij Agentschap Telecom.

Indien het totale bedrag van de gevraagde kostenvergoeding minder bedraagt dan € 2.500,– kan met het oog op een beperking van de administratieve lasten worden volstaan met de overlegging van facturen en opgaven. In het andere geval dient een accountantsverklaring te worden overgelegd waarin wordt vastgesteld dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald. Voor deze verklaring kan overigens ook een vergoeding worden verkregen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk.

Naar boven