TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling is uitvoering gegeven aan maatregelen die zijn
aangekondigd in de brief van 11 juni 20091 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In die brief is een standpunt ingenomen op het op 3 april 2009 uitgebrachte
Pakketadvies 20092 van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) alsmede op het
rapport Hulpmiddelenzorg 20093 dat deel uitmaakt van het Pakketadvies 2009.
Voor zover de aangekondigde maatregelen leiden tot wijziging van
de Regeling zorgverzekering (Rzv) per 1 januari 2010, zijn deze wijzigingen met
de onderhavige regeling gerealiseerd. Tevens is met deze regeling uitvoering
gegeven aan de aanbeveling die het CVZ heeft gedaan in het standpunt Langdurige
verneveling van Hypertone zoutoplossing bij longproblematiek (Cystische
Fibrose) van het CVZ4.
De wijzigingen houden het volgende in.
1. Er wordt een volgende stap gezet met betrekking tot het
anders regelen van de prestatie hulpmiddelenzorg op grond van de
Zorgverzekeringswet (Zvw). Het komen tot een andere wijze van regelen is reeds
bij de totstandkoming van het Besluit zorgverzekering aangekondigd. Het kabinet
heeft toen aangegeven dat op termijn zal worden bezien of in plaats van een
limitatieve opsomming van hulpmiddelen die onder de te verzekeren prestaties
vallen, tot een globalere omschrijving van de hulpmiddelenzorg kan worden
overgegaan met als aangrijpingspunt de te corrigeren aandoening/handicap. De
hulpmiddelen die met deze regeling vanuit dat uitgangspunt zijn omschreven
betreffen de prothesen en de hulpmiddelen voor het ademhalingsstelsel.
2. Haarwerken maken onderdeel uit van nieuwe omschrijving voor
prothesen. Het voorstel van het CVZ om de maximumvergoeding voor haarwerken te
verhogen, is overgenomen.
3. De voorwaarde voor geneesmiddelen bij
vruchtbaarheidsbehandelingen is tekstueel verbeterd (onderdeel 32 van bijlage 2
van de Rzv).
4. Acetylcysteïne wordt per 1 januari 2010 uit de Zvw-prestaties
verwijderd. In verband daarmee is bijlage 2 van de Rzv met deze regeling
gewijzigd.
Tevens zijn met deze regeling de bedragen voor de eigen bijdragen
voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer geïndexeerd, zoals het CVZ op
13 juli 2009 heeft geadviseerd5.
2. Artikelsgewijs
Onderdelen A
Artikel 2.6 van de Rzv is gewijzigd vanwege de herformulering van
de prestatie ‘prothesen en de hulpmiddelen voor het ademhalingsstelsel’ zodanig
dat de omschrijving van de te verzekeren prestatie uitgaat van het opheffen of
verminderen van de verloren gegane lichaamsfunctie of functiestoornis.
Het gewijzigde onderdeel a van artikel 2.6 van de Rzv betreft de
prothesen. De onderdelen c, d en k van artikel 2.6 en de artikelen 2.10, 2.15,
eerste lid, onderdeel c, en 2.18, en een zinsdeel van artikel 2.26, onderdeel
i, zijn in verband daarmee komen te vervallen.
Het gewijzigde onderdeel b van artikel 2.6 van de Rzv betreft de
hulpmiddelen voor het ademhalingsstelsel. De onderdelen o, u, v, w en z van
artikel 2.6, de artikelen 2.15, eerste lid, onderdeel g en i, 2.21, 2.27 en
2.28 alsmede onderdeel 11 van bijlage 3 van de Rzv zijn in verband daarmee
komen te vervallen.
Omdat het verletteren van onderdelen in artikel 2.6 zou leiden
tot aanpassing van vele artikelen in de Rzv is daar niet toe overgegaan.
Onderdeel B
Bij de formulering van artikel 2.8 is aangesloten bij de
International classification of functioning, disability and health (ICF). In de
ICF staat het menselijk functioneren centraal. In de ICF zijn daarom de
functies en anatomische eigenschappen omschreven die van belang zijn voor het
menselijk functioneren. Bij anatomische eigenschappen gaat het om de positie,
aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen van het menselijk
lichaam.
In het met deze regeling gewijzigde artikel 2.8 van de Rzv zijn
de hulpmiddelen ter vervanging van anatomische eigenschappen opgenomen, te
weten de prothesen. Prothesen zijn uitwendige hulpmiddelen die een afwezig of
deficiënt (niet volledig ontwikkeld) lichaamsdeel geheel of gedeeltelijk
vervangen. Het betreft de prothesen voor de ledematen (arm, hand, been en voet)
inclusief het proximale deel (schouder, heup en bekken), de mammaprothese,
gelaatsprothese, oogprothese en de haarwerkprothese.
De penisprothese maakt geen onderdeel uit van deze
omschrijving. Een uitwendige penisprothese kan tot de geneeskundige zorg zoals
medisch specialisten die plegen te bieden behoren, indien dit hulpmiddel nodig
is voor het slagen van de reallife-experience van transseksuelen. De te
verzekeren prestatie ‘geneeskundige zorg zoals medisch specialisten die plegen
te bieden’ is geregeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering (Bzv).
Ook gebitsprothesen vallen niet onder deze omschrijving. Gebitsprothesen zijn
als te verzekeren prestatie ondergebracht bij de mondzorg (artikel 2.7 van het
Bzv).
Een verzekerde dient redelijkerwijs te zijn aangewezen op een
bepaald type prothese. Hierbij spelen de individuele omstandigheden van de
persoon – het activiteitenniveau en de deelname aan het maatschappelijk verkeer
– een belangrijke rol. De individuele omstandigheden geven de doorslag bij de
beoordeling of een verzekerde redelijkerwijs is aangewezen op een prothese in
speciale uitvoering (bijvoorbeeld een badprothese of een prothese met
microprocessor gestuurd gewricht). Bij een aanvraag dient de vraag te worden
beantwoord of een bepaald type prothese – gezien de zorgbehoefte van de
verzekerde – een adequate voorziening is.
De mogelijkheid bestaat om een reserve-exemplaar van een prothese
te verstrekken of te vergoeden, indien dit redelijkerwijs is aangewezen. Een
reserve-exemplaar kan redelijkerwijs zijn aangewezen, als de verzekerde zonder
dit hulpmiddel ernstig belemmerd wordt in zijn normale bezigheden en het te
verwachten is dat verzekerde zijn voorziening regelmatig gedurende geruime tijd
zal moeten missen in verband met noodzakelijk onderhoud of reparatie.
Eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1°
In geval van prothesen voor de onderste of bovenste extremiteit
kan sprake zijn van niet-bekrachtigde prothesen en prothesen in bekrachtigde
uitvoering. Deze laatste prothesen worden onderverdeeld in prothesen met
aansturing door lichaamsbekrachtiging, aansturing door middel van een externe
krachtbron (zoals de myo-elektrische handprothese) of een combinatie van beide
mogelijkheden (hybride). Als typen prothesen zijn te onderscheiden: voorlopige,
definitieve en cosmetische prothesen.
De algemeen gangbare hulp- en aanzetstukken maken deel uit van
een armprothese en ook een stompkous of liner maakt in veel gevallen deel uit
van de prothesevoorziening. Deze hulpmiddelen behoren tot deze omschrijving,
omdat anders geen sprake zou zijn van functionerende hulpmiddelen. Hulp- en
aanzetstukken die zeer specifiek voor de arbeidssituatie nodig zijn, vallen
niet onder de omschrijving in deze bepaling.
Eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°
Een mammaprothese is geïndiceerd bij de operatieve
verwijdering van de borstklier en bij het geheel of nagenoeg geheel achterwege
blijven van de natuurlijke ontwikkeling van de borstklier(en). Een verzekerde
is redelijkerwijs aangewezen op een individueel vervaardigde prothese, indien
een gebruiksklaar exemplaar niet mogelijk dan wel redelijkerwijs niet
verantwoord is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een sterke
postoperatieve vervorming van de okselplooi.
De verschaffing van een mammaprothese omvat niet de
voorlopige prothese, die kort na een operatie wordt verstrekt gedurende het
genezingsproces. Deze laatstbedoelde prothese is als verbandmateriaal aan te
merken en maakt deel uit van de geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten
die plegen te bieden. Het gaat hier, net als hiervoor bij het hulpmiddel, niet
om een geïmplanteerde borstprothese.
Een bustehouder is algemeen gebruikelijk. Indien een
dergelijk kledingstuk wordt aangevraagd in verband met het dragen een
mammaprothese, dan dienen de aanschaffingskosten te worden aangemerkt als
kosten van normaal gebruik. De aanschaf van een bustehouder komt voor eigen
rekening.
Dit geldt ook voor plakstrips of hechtpleisters bij
mammaprothesen. Een verzekerde is niet redelijkerwijs aangewezen op dergelijke
hechtmiddelen, nu een bustehouder de mammaprothese evengoed op zijn plaats kan
houden.
Eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3°
Onder de hulpmiddelen ter volledige of gedeeltelijke vervanging
van de stembanden vallen zowel stemprothesen als spraakversterkers. Een
stemprothese kan zorgen dat spraak mogelijk is na een operatieve verwijdering
van het strottenhoofd. Een spraakversterker wordt vaak in combinatie met een
stemprothese gebruikt. Het gaat hierbij om het vervangen van de anatomische
eigenschappen van stembanden, te weten het opwekken van trillingen waardoor
stemgeluid ontstaat. Omdat stemprothesen onvoorzien kunnen gaan lekken en dan
snel vervangen moeten worden, is verstrekking van een reserve-exemplaar in het
algemeen aangewezen.
Indien plaatsing of vervanging van de stemprothese in het
ziekenhuis of op de polikliniek plaatsvindt, valt het hulpmiddel onder de te
verzekeren prestatie ‘geneeskundige zorg’ en dient het te worden bekostigd in
het kader van die prestatie. Daarvoor geldt de tarifering op basis van de
Diagnose Behandeling Combinatie (DBC). Als vervanging van de prothese in de
eerste lijn plaatsvindt – bijvoorbeeld door de huisarts – is sprake van een te
verzekeren prestatie in het kader van de hulpmiddelenzorg.
Eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 4°
Een haarwerk valt onder de te verzekeren prestaties als
sprake is van een medische aandoening of behandeling van medische aard.
Klassieke mannelijke kaalheid (alopecia androgenetica) is geen medische
aandoening zoals bedoeld in dit artikel. Deze vorm van kaalhoofdigheid is het
gevolg van normale verouderingsprocessen.
Bij verminking – bijvoorbeeld als gevolg van brandwonden – is
sprake van een medische aandoening als bedoeld in de Rzv.
Algemeen gebruikelijke hulpmiddelen voor hoofddekking zoals
petten, bandana’s, mutsen, mutssja’s behoren niet tot deze omschrijving, omdat
geen sprake is van vervanging (van anatomische eigenschappen) van haar.
Een haarwerk moet regelmatig worden gewassen en bijgewerkt.
De kapperskosten die hiermee zijn gemoeid, zijn kosten van normaal gebruik.
Deze kosten komen voor rekening van de verzekerde.
Eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1°
Bij hulpmiddelen die tot doel hebben het uiterlijk van het oog
– dat geen functie meer heeft of ontbreekt – te corrigeren of te reproduceren
kan het gaan om volledige oogprothesen en schaalprothesen, inclusief
scleralenzen met ingekleurde iris of pupil zonder visuscorrectie. Volledige
oogprothesen worden toegepast als de oogbol ontbreekt, bijvoorbeeld na een
operatieve verwijdering daarvan. Schaalprothesen zijn schaalvormige
oogprothesen die over een ernstig misvormd oog worden geplaatst dat geen
functie meer heeft. Indien een dergelijke schaalprothese niet wordt verdragen,
kan een scleralens zoals hiervoor omschreven, worden aangemeten.
Eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°
Deze te verzekeren prestatie omvat een voor de verzekerde
afzonderlijk vervaardigde prothese ter bedekking van het gelaat of een gedeelte
ervan, neus en oorschelpen daarbij inbegrepen.
Een aangepast brilmontuur dat bedoeld is ter opvulling en ter
camouflering van een gat in de ooghoek, kan ook worden aangemerkt als een
gelaatsprothese.
Hulpmiddelen ter bevestiging van een gelaatsprothese behoren
tot de te verzekeren prestaties. Deze hulpmiddelen maken een essentieel
onderdeel uit van een functionerende gelaatsprothese.
Tweede lid
Het voorstel van het CVZ in het Pakketadvies om de
maximumvergoeding voor haarwerken te verhogen, is overgenomen. Het bedrag in
het Pakketadvies 2009 was het bedrag uitgaande van het prijspeil 2009. Dit
bedrag is nog geïndexeerd.
Onderdeel C
Artikel 2.9, eerste lid
Onder deze omschrijving vallen onder meer zuurstofapparatuur,
vernevelaars, voorzetkamers, apparatuur voor positieve uitademingsdruk,
slijmuitzuigapparatuur, tracheacanules, CPAP/BiPAP-apparatuur en mandibulaire
repositie apparatuur (MRA).
Medicinale zuurstof is sinds enkele jaren registratieplichtig
in de zin van de Geneesmiddelenwet. Omdat zuurstof van oudsher is ingedeeld bij
de te verzekeren prestatie hulpmiddelenzorg, is deze stof hier expliciet
genoemd als te verzekeren prestatie. Andere stoffen die met de apparatuur
worden toegediend kunnen eveneens onder de omschrijving vallen, voor zover het
gaat om stoffen die als medisch hulpmiddel zijn gecertificeerd.
Voor alle toe te dienen stoffen die onder deze te verzekeren
prestatie vallen, geldt dat het moet gaan om een behandeling conform de stand
van de wetenschap en praktijk.
CPAP/BiPAP-apparatuur en MRA’s dienen ter behandeling van het
Obstructief Slaap Apnoe Syndroom (OSAS). Bij CPAP/BiPAPapparatuur gaat het om
apparatuur die voor een continue positieve luchtstroom zorgt tijdens de slaap.
De apparatuur voorkomt dat de bovenste luchtweg ‘dichtvalt’. De patiënt ademt
zelfstandig.
Hulpmiddelen die langdurig in de thuissituatie worden toegepast
onder verantwoordelijkheid van de medisch-specialist, waarbij een 24-uurs
achterwacht of spoedeisende hulp vanuit het ziekenhuis of centrum voor
thuisbeademing nodig kan zijn, vallen onder de geneeskundige zorg zoals
medisch-specialisten die plegen te bieden. Voorbeelden hiervan zijn apparatuur
voor chronische ademhalingsondersteuning en verschillende monitoren, zoals de
saturatiemeter. Monitoren vallen niet onder de omschrijving omdat deze middelen
niet leiden tot het geheel of gedeeltelijk opheffen van de gevolgen van
stoornissen in de functie van het ademhalingsstelsel.
Indien plaatsing of vervanging van de tracheacanules in het
ziekenhuis of op de polikliniek plaatsvindt, is er eveneens sprake van
geneeskundige zorg zoals medisch specialisten die plegen te bieden. In geval
van vervanging van een tracheacanule in de thuissituatie is sprake van een te
verzekeren prestatie in het kader van de hulpmiddelenzorg. Hulpmiddelen die
onder de te verzekeren prestatie ‘geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten
die plegen te bieden’ vallen, dienen te worden bekostigd als onderdeel van die
prestatie en geldt de DBC-tarifering.
Toebehoren vallen onder de te verzekeren prestaties indien deze
toebehoren noodzakelijk zijn voor het laten functioneren van deze hulpmiddelen.
Voorbeelden van toebehoren zijn mondstukken en aangezichtsmaskers. Bij
sluimuitzuigapparatuur gaat het bijvoorbeeld om de uitzuigcanule,
patiëntenslang, vacuümslang met filter, slangenset, uitzuigpot en
reinigingsmiddel.
Artikel 2.9, derde lid, onderdeel a
Omdat apparatuur voor chronische ademhalingsondersteuning onder
de te verzekeren prestatie ‘geneeskundige zorg’ valt, is deze apparatuur
uitgesloten van de te verzekeren prestatie hulpmiddelenzorg. Het gaat daarbij
om nachtelijke mechanische ademhalingsondersteuning (chronische intermitterende
beademing) of om ademhalingsondersteuning die dag en nacht gegeven moet worden
(chronische continue mechanische ademhalingsondersteuning). Het betreft
apparatuur die de actieve ademhaling van de patiënt overneemt.
Artikel 2.9, derde lid, onderdeel b
Apparatuur die alleen wordt ingezet voor het verminderen van
snurken, valt niet onder de te verzekeren prestatie. Dit betekent dat
behandeling met het MRA alleen mogelijk is bij aangetoonde OSAS.
Onderdeel D
De hulpmiddelen die bestaan uit een voor de verzekerde
afzonderlijk vervaardigde prothese ter bedekking van het gelaat of een gedeelte
ervan, neus en oorschelpen daarbij inbegrepen, vallen thans onder artikel 2.8,
eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van de Rzv. Artikel 2.10 is daarom
met de onderhavige regeling vervallen.
Onderdelen E, F, H, K en L
Met deze bepalingen zijn de bedragen met betrekking tot de eigen
bijdragen voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer geïndexeerd.
Onderdeel G
Een stompkous maakt onderdeel uit van de prothesen zoals met deze
regeling geregeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1° van
de Rzv. Het tot nu toe geldende onderdeel c van artikel 2.15, eerste lid, van
de Rzv is daarom vervallen.
De slijmuitzuigapparatuur valt ingevolgde deze regeling onder
artikel 2.9, eerste lid, van de Rzv. Dat geldt ook voor de tracheacanule indien
er sprake is van vervanging van een tracheacanule in de thuissituatie. Dan is
er sprake van een te verzekeren prestatie in het kader van de hulpmiddelenzorg.
Er zijn ook tracheacanules die onder de te verzekeren prestatie ‘geneeskundige
zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden’ vallen. De bekostiging
hiervan dient te geschieden als onderdeel van die prestatie. Daarvoor geldt de
DBC-financiering.
De tot nu toe geldende onderdelen g en i van artikel 2.15, eerste
lid, van de Rzv, waarin de slijmuitzuigapparatuur en de tracheacanules geregeld
waren, zijn gezien het vorenstaande komen te vervallen.
Er is voor gekozen om niet over te gaan tot verlettering in
artikel 2.15, eerste lid, Rzv, omdat dit artikellid de komende jaren vaker zal
wijzigen in verband met vervolgstappen met betrekking tot het omschrijven van
de hulpmiddelenzorg met als aangrijpingspunt de te corrigeren
aandoening/handicap.
In artikel 2.18 waren de haarwerken omschreven. Deze vallen met
deze regeling onder artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 4°.
Artikel 2.21 had betrekking op apparatuur voor positieve
uitademingsdruk (aangezichtsmaskers, mondstukken en dergelijke). Deze vallen
met deze regeling onder 2.9, eerste lid, van de Rzv.
De artikelen 2.18 en 2.21 zijn, gezien het vorenstaande, komen te
vervallen.
Onderdeel I
De zinsnede ‘de hulpmiddelen voor het versterken of produceren
van stemgeluid bij een ernstige spraakhandicap’ vervalt omdat deze hulpmiddelen
met deze regeling vallen onder artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a,
subonderdeel 3°.
Onderdelen J en N
De in artikel 2.27 omschreven zuurstofapparatuur en de in
artikel 2.28 omschreven CPAP-apparatuur vallen met deze regeling onder
artikel 2.9, eerste lid, van de Rzv. De artikelen 2.27 en 2.28 zijn daarom
komen te vervallen.
De in onderdeel 11 van bijlage 2 van de Rzv geregelde
indicatievoorwaarde voor CPAP-apparatuur is eveneens komen te vervallen. De
reden hiervoor is dat door de introductie bij de komst van de Zvw van het in
artikel 2.1, tweede lid, van het Bvz opgenomen criterium ’stand van de
wetenschap en praktijk’ het regelen van deze indicatievoorwaarde niet meer
nodig is. Het criterium ’stand van de wetenschap en praktijk’ geldt altijd in
combinatie met een bepaalde indicatie. Het gaat erom of de zorg voldoet aan de
stand van de wetenschap en praktijk en bij welke indicaties dat zo is.
Onderdeel M
Alle geneesmiddelen met de werkzame stof acetylcysteïne zullen
met ingang van 1 januari 2010 uit de te verzekeren prestaties worden
verwijderd. De reden hiervoor is het oordeel van het CVZ dat door het ontbreken
van effectiviteit acetylcysteïne geen plaats heeft in de behandeling van
chronisch obstructief longlijden. Uitsluitend voor deze indicatie vielen deze
geneesmiddelen tot nu toe onder de te verzekeren prestaties. Deze beperkende
voorwaarde was geregeld in onderdeel 12 van bijlage 2 van de Rzv en is met deze
regeling komen te vervallen. Het schrappen van deze geneesmiddelen van
bijlage 1 zal geschieden met een maandelijkse wijzigingsregeling in het kader
van uitvoering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem.
In aanvulling op zijn advies over acetylcysteïne heeft het CVZ
op 22 juni 2009 nader advies uitgebracht over de vergoeding van alle
slijmoplossende geneesmiddelen6. Het CVZ adviseert om naast acetylcysteïne ook de
middelen die de werkzame stof mercapto-ethaansulfonzuur bevatten uit de te
verzekeren prestaties te verwijderen en de middelen met de werkzame slof
dornase alfa uitsluitend nog maar onder de te verzekerde prestaties te laten
vallen voor een verzekerde die lijdt aan cystic fibrose. Ook dit advies van het
CVZ is overgenomen.
Het verwijderen van de middelen die de werkzame stof
mercapto-ethaansulfonzuur zal geschieden met de regeling waarmee ook
acetylcysteïne uit het pakket wordt verwijderd. De indicatievoorwaarde voor
middelen met de werkzame slof dornase alfa is met deze regeling geregeld in het
nieuwe onderdeel 59 van bijlage 2 van de Rzv.
De wijziging van onderdeel 32 van Bijlage 2 van de Rzv betreft
slechts een technische wijziging. De omschrijving sluit zo beter aan bij
hetgeen in het Besluit zorgverzekering over de te verzekeren prestatie
in-vitrofertilisatiepoging is omschreven.
De Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.