Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 2 juli 2009, nummer 2009/16, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/24 Somalië Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Somalië

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Somalië. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling, behoudens de hieronder opgenomen regeling ten aanzien van het niet tegenwerpen van het vervallen van de verleningsgrond. De algemene wet- en regelgeving blijft voor het overige steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in dit hoofdstuk zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van 4 maart 2009 over de situatie in Somalië (zie de website van het Ministerie van BuZa).

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Somalië geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen
3.1 Clanfamilies en minderheden
3.1.1 Algemeen

Het ambtsbericht van de Minister van BuZa meldt dat de positie van minderheden in Centraal- en Zuid-Somalië als slecht is te bestempelen. Desondanks is het niet zo dat alle personen die tot een minderheidsgroep behoren voor (op de persoon gerichte) vervolging te vrezen hebben, enkel wegens het behoren tot een minderheid. In Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië worden minderheden in het algemeen niet vervolgd vanwege hun afkomst.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn etnische afkomst te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De vreemdeling dient hierbij aannemelijk te maken dat de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden. Voor Centraal- en Zuid-Somalië geldt dat de lokale autoriteiten in beginsel niet in staat zijn om bescherming aan de bevolking te bieden. Van asielzoekers uit deze gebieden wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.

Het enkel behoren tot een specifieke clanfamilie of minderheid vormt op zichzelf geen aanleiding tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.

3.1.2 Reer Hamar/Benadiri

In brede zin wordt de term Reer Hamar gebruikt als synoniem voor Benadiri. Naast de Reer Hamar zelf (in enge zin), kunnen hier ook Reer Brava, Reer Merka en Ashraf onder vallen. Ashraf uit het binnenland worden ook onder de Reer Hamar (Benadiri) in brede zin geplaatst. Andere minderheden uit het zuiden van Somalië, zoals Bantu, Bajuni en Midgan, vallen niet onder de Reer Hamar (Benadiri) in brede zin.

Risicogroep

Bij de beoordeling van asielaanvragen van Reer Hamar (in brede zin) is het volgende van belang. De positie van de Reer Hamar is zodanig dat deze bevolkingsgroep moet worden gezien als een risicogroep in de zin van C14/4.5. Dit houdt in dat een individueel lid van deze bevolkingsgroep reeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, aanhef en onder a, Vw, indien slechts in geringe mate blijkt van op de persoon gerichte daden van vervolging welke in verband gebracht kunnen worden met de etnische afkomst. Daarbij ziet de term “in geringe mate” op aantal en ernst van de gestelde gebeurtenissen, niet op de aard daarvan. De asielzoeker zal de aard van de vervolgingsgronden op de gebruikelijke wijze aannemelijk moeten maken. Hierbij staat het criterium centraal dat de gebeurtenissen die betrokkene heeft ondervonden of vreest verband houden met zijn persoon én met zijn etnische afkomst.

Kwetsbare minderheidsgroep

De Reer Hamar (in brede zin) worden voorts aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep in de zin van C2/3.1.3.

Dit betekent dat een asielzoeker die behoort tot deze groep reeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, aanhef en onder b, Vw, indien hij met op zichzelf beperkte individuele indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat in samenhang met het behoren tot de Reer Hamar een dreigende schending van artikel 3 EVRM aanwezig is. Daarvoor is niet vereist dat betrokkene persoonlijk te maken heeft gehad met een behandeling die op zichzelf voldoet aan de omschrijving van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw. Ook indien er sprake is van mensenrechtenschendingen in de naaste omgeving van de vreemdeling bij personen die behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep, kan dit voldoende grond zijn om zulks aan te nemen. Daarbij wordt niet van de vreemdeling verlangd om aannemelijk te maken dat de betreffende mensenrechtenschendingen zijn ingegeven door het behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep.

3.2 Personen die zich geprofileerd hebben als politiek tegenstander

Formeel is het Somaliërs toegestaan in vrijheid bij elkaar te komen, vakbonden op te richten en te demonstreren. Een feitelijk verbod op demonstraties, alsmede de slechte veiligheidssituatie in het hele land, beperken dit recht in de praktijk.

In Somaliland worden vrijheid van vereniging en vergadering en vorming van politieke partijen formeel toegestaan. Er bestaat echter wetgeving die deze vrijheden beperkt. In Puntland is de ruimte voor oppositie kleiner, aangezien politieke partijen niet zijn toegestaan.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn politieke opvattingen te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag van de zijde van de de facto autoriteiten, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.3 Journalisten

In Somalië zijn persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting neergelegd in de grondwet. In de praktijk zijn persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting slechts beperkt aanwezig. In geheel Somalië lopen journalisten het risico het slachtoffer te worden van moord, ontvoering, gevangenisstraffen zonder aanklacht en aanvallen op persoon en bezit. Journalisten worden bedreigd door zowel de autoriteiten als verschillende rebellengroeperingen.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn werkzaamheden als journalist te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.4 Vrouwen
3.4.1 Algemeen

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3, is van toepassing.

3.4.2 Vrouwenbesnijdenis

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa komt naar voren dat indien een Somalisch meisje nog niet is besneden, bij terugkeer naar Somalië sprake kan zijn van een reëel risico als bedoeld in artikel 3 EVRM. Gezien de sociale druk om een besnijdenis uit te (laten) voeren, bestaat voor nog niet besneden meisjes een risico op genitale verminking. Dit kan ook gelden voor in Nederland geboren meisjes, die bij terugkeer naar Somalië bedreigd worden met genitale verminking.

Meisjes die bij terugkeer naar Somalië een reëel risico lopen dat zij zullen worden besneden, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ouder, die genitale verminking van zijn dochter vreest, kan in dat geval eveneens op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

Hierbij wordt van de betrokkenen niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming. Daarnaast wordt er in beginsel geen vestigingsalternatief in Somalië aanwezig geacht om zich te onttrekken aan genitale verminking.

3.4.3 (Seksueel) geweld tegen vrouwen

Mishandeling en verkrachting van vrouwen komen geregeld voor in Somalië. Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa komt naar voren dat het zeer moeilijk is om met succes hiertegen aangifte te doen.

Vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging in Somalië, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming. Er geldt voor vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van (seksueel) geweld geen vestigingsalternatief binnen Somalië.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Somalië geen bijzonderheden.

5 Categoriale bescherming

Uit het in maart 2009 verschenen algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa over de situatie in Somalië blijkt dat de situatie in het land nog immer zorgwekkend is. Bij dit ambtsbericht heeft de Minister van BuZa ook een brief uitgebracht omtrent het beleid van andere Europese landen voor asielzoekers uit Somalië. Hieruit is gebleken dat enkel België een beperkte vorm van groepsgewijze bescherming voor asielzoekers uit Somalië kent.

Tevens is geconstateerd dat er wegens fraude en misbruik een situatie is ontstaan waarbij in een te groot deel van de Somalische asielaanvragen niet toetsbaar is of een ander (Europees) land verantwoordelijk is voor de aanvraag dan wel de aanvrager afkomstig is uit een niet beschermingswaardig land of deel van Somalië.

In het Nederlandse asielbeleid geldt als uitgangspunt dat categoriale bescherming een complementaire rol vervult. Door de effecten van het beleid van andere Europese landen en van de geconstateerde fraude en het misbruik op de instroom van Somalische asielzoekers in Nederland, is het categoriaal beschermingsbeleid ongeschikt geworden om te bewerkstelligen dat aan de juiste personen bescherming wordt geboden in Nederland. Mede gezien het feit dat het categoriaal beschermingsbeleid niet langer uitvoerbaar is vanwege deze fraude en dit misbruik, dat recentelijk is toegenomen, wordt doorslaggevend gewicht toegekend aan de derde indicator van artikel 3.106 Vb, het beleid in andere landen van de Europese Unie.

Op 19 mei 2009 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorgestelde beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid voor Centraal- en Zuid-Somalië. Het categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Somalië wordt daarom met ingang van 19 mei 2009 beëindigd.

Op grond van het bovenstaande komen asielzoekers uit Somalië die een asielaanvraag hebben ingediend op of na 19 mei 2009 niet langer in aanmerking voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw.

Herbeoordelen van reeds verleende vergunningen en verlenen van vergunningen voor onbepaalde tijd

De hoofdregel is dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt herbeoordeeld, dan wel een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt geweigerd, indien de grond voor verlening is komen te vervallen. Ten aanzien van Somalië wordt vanwege bijzondere omstandigheden van deze hoofdregel afgeweken. Deze bijzondere omstandigheden zijn gelegen in de hierboven genoemde redenen om het categoriaal beschermingsbeleid te heroverwegen en te beëindigen.

Bezien in samenhang met de nog immer zorgwekkende situatie in het land van herkomst, vormt vorenstaande een rechtvaardiging voor afwijking van de hoofdregel en aanleiding tot de volgende uitgangspunten.

In afwijking van het beleid zoals opgenomen in hoofdstuk C5/4.5 Vc, worden vergunningen voor bepaalde tijd, die reeds aan Somaliërs zijn verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw, niet herbeoordeeld op grond van artikel 32, eerste lid onder c, Vw, om de enkele reden dat de grond voor verlening is komen te vervallen. Evenmin wordt deze grond tegengeworpen bij het beoordelen van aanvragen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.

Gezien de bovenbeschreven omstandigheden geldt als beleidsregel dat herbeoordeling van de vergunningen voor bepaalde tijd, die reeds aan Somaliërs zijn verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw, dan wel afwijzen van aanvragen voor vergunningen voor onbepaalde tijd, wordt beperkt tot de gevallen waarin:

  • a. sprake is van een andere intrekkingsgrond als bedoeld in artikel 32 Vw; of

  • b. blijkt dat sprake was van fraude en misbruik op grond waarvan een vergunning is verleend, zoals vingermutilatie; of

  • c. blijkt dat iemand misbruik maakt van het beleid om pleegkinderen te laten overkomen.

Ad b: Het enkele feit dat sprake is van fraude of misbruik is voldoende om de vergunning in te trekken, dus ook indien er alsnog geen sprake is van eerder verblijf in een ander land.

Ad c: De betreffende pleegkinderen zullen niet worden toegelaten. Voor minderjarige kinderen die reeds in Nederland zijn is het gestelde in hoofdstukken C2/6.1 Vc en B14/2 van toepassing.

In alle Somalische zaken is het gebruikelijke openbare ordebeleid zoals neergelegd in hoofdstuk B1/4.4 Vc van toepassing.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten
6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in hoofdstuk C4/2.3 Vc is van toepassing.

Ten aanzien van Somalië wordt aangenomen dat er in beginsel geen sprake is van een binnenlands vlucht- en/of vestigingsalternatief, tenzij de individuele vreemdeling onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden tenminste zes maanden heeft verbleven in:

  • Puntland (met uitzondering van Noord-Galkayo), in de periode vanaf 1991;

  • Somaliland, in de periode vanaf 1997;

  • Sool; of

  • Sanaag.

Hierbij geldt als verdere voorwaarde dat de vreemdeling in het desbetreffende gebied bescherming van de zijde van zijn clan kan krijgen.

Een verblijf in een ontheemdennederzetting wordt niet aangemerkt als verblijf onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden.

6.2 Veilig land van herkomst

Somalië wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Somalië wordt niet beschouwd als een veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in hoofdstuk C4/3.11.3 Vc is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar hoofdstuk C11/3.1 Vc.

6.5 Algehele veiligheidssituatie

Uit het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat de algehele veiligheidssituatie in heel Somalië onverminderd slecht is. Met name in de regio’s Centraal- en Zuid-Somalië en de stedelijke gebieden in die regio’s komt willekeurig geweld veelvuldig voor. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat volgens de criteria van de Raad van State in Centraal- en Zuid-Somalië sprake is van een binnenlands gewapend conflict. In Noord-Somalië (Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag) is geen sprake van een binnenlands gewapend conflict volgens de criteria van de Raad van State.

De algemene situatie in Somalië is zorgwekkend, echter niet van dusdanige aard dat ten aanzien van elke Somalische asielzoeker zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat hij of zij bij terugkeer naar Somalië enkel door zijn of haar aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.

Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder b Vw dient de asielzoeker aannemelijk te maken dat bij terugkeer een dreigende schending van artikel 3 EVRM aanwezig is. In het kader van de beoordeling hiervan dient, conform de jurisprudentie van het EHRM, betekenis te worden gegeven aan de algemene mensenrechtensituatie in Somalië en dient de toets op individuele gronden van aanvragen van Somalische asielzoekers aan de algehele situatie te worden gerelateerd.

Door de omstandigheid dat de veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Somalië onverminderd slecht is zal bij de beoordeling van asielaanvragen van asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Somalië eerder kunnen worden geconcludeerd dat betrokkene in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Ten aanzien van Amv’s uit Somalië kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Somalië geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 mei 2009.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 juli 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in maart 2009 een algemeen ambtsbericht over Somalië uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode 1 september 2008 tot en met 20 februari 2009 en vermeldt dat de algehele veiligheidssituatie in heel Somalië onverminderd slecht is. Met name in de regio’s Centraal- en Zuid-Somalië en de stedelijke gebieden in die regio’s komt willekeurig geweld veelvuldig voor. Bij dit ambtsbericht heeft de Minister van BuZa ook een brief uitgebracht omtrent het beleid van andere Europese landen voor asielzoekers uit Somalië. Hieruit is gebleken dat de ons omringende landen geen bijzonder beleid voeren ten aanzien van Somalische asielzoekers. Enkel België kent een beperkte vorm van groepsgewijze bescherming voor asielzoekers uit Somalië.

Tevens is geconstateerd dat er wegens fraude en misbruik een situatie is ontstaan waarbij in een te groot deel van de Somalische asielaanvragen niet toetsbaar is of een ander (Europees) land verantwoordelijk is voor de aanvraag dan wel de aanvrager afkomstig is uit een niet beschermingswaardig land of deel van Somalië. Mede gezien het feit dat het categoriaal beschermingsbeleid niet langer uitvoerbaar is vanwege deze fraude en dit misbruik, dat recentelijk is toegenomen, wordt doorslaggevend gewicht toegekend aan de derde indicator van artikel 3.106 Vb, het beleid in andere landen van de Europese Unie.

Op 19 mei 2009 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de voorgestelde beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid voor Centraal- en Zuid-Somalië. Het categoriaal beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Somalië wordt daarom met ingang van 19 mei 2009 beëindigd. Op grond van bovenstaande komen asielzoekers uit Somalië die hun asielaanvraag op of na 19 mei 2009 hebben ingediend niet langer in aanmerking voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw.

De bevoegdheid bestaat om vergunningen voor bepaalde tijd te herbeoordelen, dan wel aanvragen voor verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd af te wijzen nu met het beëindigen van het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalië de grond voor verlening zich niet langer voordoet. Ten aanzien van Somalië is echter sprake van zeer bijzondere omstandigheden. De hierboven genoemde redenen tot beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid dienen te worden bezien in samenhang met de nog immer zorgwekkende situatie in Somalië. Dit leidt tot de conclusie dat er voor Somalië en Somalische asielzoekers een unieke situatie is ontstaan, welke een afwijking van het voor andere landen geldende beleid rechtvaardigt.

In het algemeen genomen zal er dan ook bij Somalische vreemdelingen niet worden overgegaan tot herbeoordeling van de verblijfsvergunning bepaalde tijd, dan wel tot afwijzing van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning onbepaalde tijd.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven