Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2009, 11341 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2009, 11341 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
9 juli 2009
Nr. BR FM/2009/1521 M
Directie Financiële Markten
De Minister van Financiën,
Gelet op artikel 1:40 van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 5, 7, tweede lid, en 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Wet op het financieel toezicht;
Besluit bekostiging financieel toezicht.
Ter bepaling van de door de Nederlandsche Bank in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 7 van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:
a. clearinginstellingen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
b. kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
c. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
d. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
e. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
f. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
g. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
h. kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
i. zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit: aantal verzekerden als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet;
j. verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit: het bruto premie-inkomen;
k. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;
l. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;
m. beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit: het balanstotaal;
n. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door de desbetreffende onderneming belast is met het verrichten van transacties in financiële instrumenten, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;
o. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling.
Ter bepaling van de door de Autoriteit Financiële Markten in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:
a. clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit: het aantal transacties afgewikkeld tussen de clearinginstelling of kredietinstelling en het clearinghuis dat door het clearinghuis aan de clearinginstelling onderscheidenlijk kredietinstelling in rekening wordt gebracht;
b. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het toetsingsvermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;
c. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;
d. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;
e. beheerders en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijke balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;
f. in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;
g. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door die instellingen is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;
h. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;
i. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft: het aantal werknemers en andere personen die zich onder verantwoordelijkheid van de beleggingsonderneming direct of indirect bezighouden met het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;
j. financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen;
k. marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;
l. uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsmaatschappijen waarvan de aandelen of andere daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt: de gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling over de eerste drie maanden van 2009;
m. aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit: het aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet;
n. aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit: ingelegde gelden;
o. adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1° en 2°, van het besluit: het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd.
Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit, wordt, voor zover het door de Nederlandsche Bank in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:
a. € 31.500 voor clearinginstellingen;
b. € 31.500 voor kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit;
c. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit;
d. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit;
e. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit;
f. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit;
g. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit;
h. € 25.000 voor kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen;
i. € 681 voor zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit;
j. € 681 voor verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit;
k. € 2.800 voor beheerders bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit;
l. € 2.800 voor beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit;
m. € 600 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit;
n. € 1.200 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit.
1. Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit wordt, voor zover het door de Autoriteit Financiële Markten in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:
a. € 3.750 voor clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, die het bedrijf van clearinginstelling uitsluitend voor de eigen organisatie uitoefenen;
b. € 7.500 voor overige clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;
c. € 3.700 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit;
d. € 900 voor schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit;
e. € 0 voor andere schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, van het besluit;
f. € 1000 voor levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit;
g. € 0 voor andere levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 4°, van het besluit;
h. € 3.800 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit;
i. € 0 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van het besluit;
j. € 0 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 9° van het besluit;
k. € 1.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit;
l. € 1.350 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft;
m. € 6.182 voor in Nederland gevestigde financiële ondernemingen die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, onderdelen a of b, van de wet, beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten;
n. € 0 voor marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1° tot en met 3°, van het besluit;
o. € 1.500 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit;
p. € 745 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2° van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;
q. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen beleggingsmaatschappij zijn, waarvan de aandelen of daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;
r. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen instelling zijn als bedoeld onder p of q waarvan de verhandelbare obligaties of een ander verhandelbaar schuldinstrument of een ander financieel instrument is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;
s. € 110 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;
t. € 110 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit, waarvan aandelen of financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van hun aandelen, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met hun instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt;
u. € 0 voor pensioenfondsen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;
v. € 900 voor aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit;
w. € 16.500 voor aanbieders van beleggingsobjecten;
x. € 0 voor aanbieders van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit, die tevens kredietinstelling zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b, onderdeel 1° en 3° van het besluit;
y. € 925 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit die op 1 juli 2009 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2009 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2009 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarbij de aanvraag via de Stichting Financiële Dienstverlening heeft plaatsgevonden;
z. € 1.350 voor overige adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit;
aa. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens een financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met k, van het besluit;
bb. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens aanbieder zijn van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit;
De tarieven en bandbreedtes, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, en de bedragen, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
1. Indien aan een financiële onderneming in het jaar 2008 op grond van de wet een aanwijzing is gegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, kan de toezichthouder aan deze financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de in verband daarmee werkelijk gemaakte kosten die uitstijgen boven de kosten die onder normale omstandigheden voor het toezicht op die financiële onderneming zouden zijn gemaakt.
2. Een bedrag dat door de toezichthouder op grond van het eerste lid in rekening is gebracht en door de desbetreffende financiële onderneming is betaald, wordt onverwijld terugbetaald indien het besluit tot het geven van de aanwijzing of tot het opleggen van de last onder dwangsom is ingetrokken of na beroep is vernietigd.
3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het gebaseerd is op de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid.
Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor wat betreft deze regeling aangemerkt als één aanbieder.
Indien de heffing die verschuldigd zou zijn door een in Nederland gevestigde beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3° of artikel 8, eerste lid, onderdeel g onder 2° van het besluit of door een financiële onderneming als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet, berekend op basis van de in oktober 2008 aan de representatieve vertegenwoordiging van de onder toezicht staande ondernemingen ter consultatie voorgelegde heffingsmaatstaven en tarieven, hoger is dan de heffing die verschuldigd zou zijn door de desbetreffende onderneming, berekend op basis van de in april 2008 aan de representatieve vertegenwoordiging van de onder toezicht staande ondernemingen ter consultatie voorgelegde heffingsmaatstaven, brengt de toezichthouder aan de desbetreffende onderneming de helft van het verschil in mindering op de heffing ingevolge artikel 6, zo nodig in afwijking van de artikelen 4 en 5.
Er wordt een bedrag van € 300 in mindering gebracht op de totale heffing voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit waarvan de feitelijk leidinggevenden op 1 juli 2009 elk afzonderlijk deelnemer zijn van het Dutch Securities Institute voor adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2009 vóór 1 juli is komen te vervallen maar waarvan de feitelijk leidinggevenden tot dat tijdstip nog afzonderlijk deelnemer waren van het Dutch Securities Institute en voor adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2009 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarvan de feitelijk leidinggevenden op het tijdstip de vergunningverlening elk afzonderlijk deelnemer waren of zijn van het Dutch Securities Institute.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën,
W.J. Bos.
Categorie | Bandbreedte/Maatstaf | Verdeelsleutel |
---|---|---|
DNB | ||
clearinginstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het besluit en kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 1°, 3° en 5°, van het besluit | € 0 tot en met € 1 mld. | € 137 per € 1 mln. |
> € 1 mld. tot en met € 5 mld. | € 59 per € 1 mln. | |
> € 5 mld. tot en met € 50 mld. | € 31 per € 1 mln. | |
> € 50 mld. | € 9 per € 1 mln. | |
zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit | € 0,1240 per verzekerde | |
verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit | 0,0215% van het bruto premie-inkomen | |
beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit | balanstotaal: € 0 tot en met € 5 mld. | € 0,8 per € 500.000 |
balanstotaal: > € 5 mld. | € 0,00 | |
beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit | 0 tot en met 10 werkzame personen | € 280 per werkzame persoon |
> 10 werkzame personen | € 180 per werkzame persoon | |
beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit | vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 0 per vergunning |
vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.500 per vergunning | |
vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.500 per vergunning | |
vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 0 per vergunning | |
vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 2.400 per vergunning | |
vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.200 per vergunning | |
0 tot en met 250 rekeningen | € 0 per rekening | |
> 250 tot en met 10.000 rekeningen | € 8 per rekening | |
> 10.000 rekeningen | € 0 per rekening | |
AFM | ||
clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit | Transacties | € 12,50 per 100.000 transacties of een gedeelte daarvan |
kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit | € 0 tot en met € 1 mld. | € 37,00 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan |
> € 1 mld. tot en met € 5 mld. | € 18,50 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan | |
> € 5 mld. tot en met € 50 mld. | € 7,40 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan | |
> € 50 mld. | € 0,00 | |
schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit | € 0 tot en met € 1 mld. | € 4,75 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan |
> € 1 mld. | € 0,00 | |
levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit | € 0 tot en met € 500 mln. | € 415,00 per 1 mln. of een gedeelte daarvan |
> € 500 mln. | € 0,00 | |
beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e onder 1° van het besluit | € 0 tot en met € 3,5 mld. | € 7,80 per € 500.000 of een gedeelte daarvan |
> € 3,5 mld. tot en met € 6 mld. | € 5,00 per € 500.000 of een gedeelte daarvan | |
> € 6 mld. | € 0,00 | |
In Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2° van het besluit | vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 475 per vergunning |
vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.427 per vergunning | |
vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.903 per vergunning | |
vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 1.427 per vergunning | |
vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 475 per vergunning | |
vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet | € 475 per vergunning | |
0 tot en met 10.000 rekeningen | € 0,90 per rekening | |
> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen | € 0,85 per rekening | |
> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen | € 0,75 per rekening | |
> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen | € 0,40 per rekening | |
> 400.000 rekeningen | € 0,10 per rekening | |
in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel p, van deze regeling | 0 tot en met 10.000 rekeningen | € 0,90 per rekening |
> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen | € 0,85 per rekening | |
> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen | € 0,75 per rekening | |
> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen | € 0,40 per rekening | |
> 400.000 rekeningen | € 0,10 per rekening | |
beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit | 0 tot en met 1 persoon | € 0 |
> 1 tot en met 5 personen | € 1250 per persoon | |
> 5 personen | € 1400 per persoon | |
beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit | € 179,00 per uur | |
marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit | € 179,00 per uur | |
uitgevende instellingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsinstellingen | € 0 tot en met € 250 mln. | € 2.600 |
> € 250 mln. tot en met € 3,25 mld. | € 8.000 | |
> € 3,25 mld. | € 16.200 | |
aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit | 0 tot en met 7.500 | € 3,30 per cliënt |
> 7.500 tot en met 100.000 | € 0,15 per cliënt | |
> 100.000 | € 0,00 per cliënt | |
aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit | € 0 tot en met € 5 mln. | € 1.260 per € 500.000 of een gedeelte daarvan |
> € 5 mln. tot en met € 100 mln. | € 625 per € 500.000 of een gedeelte daarvan | |
> € 100 mln. | € 0 | |
adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit, die op 1 juli 2009 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening, of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2009 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2009 een vergunning door de AFM isverleend en waarbij de aanvraag via de Stichting Financiële Dienstverlening heeft plaatsgevonden | 0 tot en met 1,0 fte | € 0 |
> 1 fte tot en met 21 fte | € 185 per fte | |
> 21 fte tot en met 201 fte | € 170 per fte | |
> 201 fte | € 0 | |
adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit die op 1 juli 2008 geen deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft | 0 tot en met 1 fte | € 0 |
> 1 fte tot en met 21 fte | € 245 per fte | |
> 21 fte tot en met 201 fte | € 225 per fte | |
> 201 fte | € 0 |
In deze regeling zijn de maatstaven, bedragen, bandbreedtes en verdeelsleutels/tarieven voor het doorlopend toezicht ingevolge de Wet op het financieel toezicht (Wft) voor het jaar 2009 vastgesteld. Deze regeling is gebaseerd op voorstellen van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (de AFM).
Deze voorstellen zijn op hun beurt weer gebaseerd op de door de toezichthouders opgestelde begrotingen voor het jaar 2009, alsmede op de ZBO-verantwoording danwel de jaarrekening over 2008. In de regel ontstaan verschillen tussen de tarieven 2009 en 2008 door enerzijds de verschillen tussen de begrote toezichtkosten 2009 en 2008 en anderzijds de verschillen tussen de exploitatie resultaten 2008 en 2007. Deze systematiek kan leiden tot aanzienlijke verschillen tussen de jaarlijkse tarieven. Voor zover afgeweken is van deze standaardsystematiek van verrekening van exploitatiesaldi in het volgende jaar wordt dit onderstaand toegelicht. Tevens wordt een toelichting gegeven op enkele inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de regeling 2008.
Voor clearinginstellingen, kredietinstellingen, verzekeraars en beleggingsondernemingen zijn de variabele tarieven lager dan vorig jaar. Dit wordt veroorzaakt door een lagere begroting voor 2009 en een groter exploitatieoverschot over 2008 dat verrekend wordt in 2009.
Voor (beheerders van) beleggingsinstellingen zijn de tarieven hoger dan vorig jaar. Dit wordt veroorzaakt doordat het exploitatieoverschot in 2009 lager is dan het exploitatieoverschot in 2008. Dit relatief hoge exploitatieoverschot had hoofdzakelijk betrekking op opbrengsten uit leges op eenmalige toezichthandelingen.
In 2008 is een exploitatietekort ontstaan van € 0,65 mln. Normaliter wordt dit tekort een jaar later verrekend over de onder toezicht staande instellingen. In dit geval is het exploitatietekort in relatie tot het aantal instellingen (9) dermate hoog dat verrekening van het exploitatietekort 2008 in 2009 leidt tot verdubbeling van de tarieven en extreem hoge heffingen. Om deze reden is besloten het tekort over 2008 niet bij de berekening van de tarieven voor het doorlopend toezicht 2009 te betrekken waardoor de tarieven ongeveer op het niveau van 2008 blijven. In afwachting van een definitieve beslissing blijft het bedrag van het tekort 2008 op de balans van de AFM staan.
De tarieven voor de levensverzekeraars stijgen ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit vloeit voort uit de intensivering van het toezicht op de verstrekking van levensverzekeringen en de daarbij behorende beleggingsproducten.
Binnen deze categorie van instellingen wordt een onderscheidt gemaakt tussen ‘individual’ en ‘general’ clearing. Bij ‘individual clearing’ worden de clearingactiviteiten uitsluitend voor de eigen organisatie verricht terwijl bij ‘general clearing’ deze activiteiten ook voor andere organisaties worden verricht. Om de omvang van de clearingactiviteiten ook in de heffing tot uitdrukking te brengen wordt vanaf 2009 de heffingsmaatstaf ‘aantal transacties tussen het clearinghuis en clearinginstelling’ geïntroduceerd. Bepalend voor het aantal transacties is het aantal transacties dat door het clearinghuis bij de clearinginstelling in rekening wordt gebracht.
In 2008 is de heffingsmaatstaf voor deze categorie gewijzigd waarbij naast het aantal effectenrekeningen ook de vergunningtypen mede bepalend zijn voor de omvang van de heffing. Deze wijziging heeft tot gevolg dat er herverdeeleffecten optreden. Om de negatieve herverdeeleffecten te compenseren zijn de desbetreffende instellingen in 2008 volledig gecompenseerd. Voor de jaren 2009 respectievelijk 2010 vindt compensatie plaats voor 50% respectievelijk 25%.
Het vastgestelde uurtarief van € 179,– komt overeen met het standaarduurtarief van de AFM. Lopende het jaar wordt een voorschot in rekening gebracht op basis van een inschatting van het aantal directe toezichturen. Aan het einde van het jaar vindt een afrekening plaats op basis van het werkelijk aantal directe toezichturen.
Het jaar 2008 is afgesloten met een exploitatietekort van € 6,25 mln. waarvan € 2,81 mln. is voortgekomen uit oninbare vorderingen. Mede gelet op de bijzondere ontwikkelingen binnen deze categorie, is besloten het bedrag van de oninbare vorderingen niet bij de berekening van de tarieven voor het doorlopend toezicht 2009 te betrekken. Voor zover het daarbij gaat om vorderingen op instellingen die niet (meer) over een vergunning beschikken, zal de financiering vanuit een overheidsbijdrage geschieden. Daarbij gaat het om een bedrag van € 1,81 mln. Het restant ad € 1 mln. blijft vooralsnog op de balans van de AFM staan.
Adviseurs en bemiddelaars die deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening (StFD) en/of deelnemer zijn van Dutch Securities Institute (DSI) komen, in aanmerking voor een lager tarief en/of een korting. De StFD en DSI zijn organisatorische verbanden van marktpartijen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Besluit die door middel van zelftoezicht een bijdrage leveren aan de uitvoering van het toezicht. De DSI korting wordt in 2009 voor de eerste keer verleend. Zij geldt uitsluitend voor adviseurs en bemiddelaars waarvan elke feitelijk leidinggevende afzonderlijk voldoet aan de eisen van DSI. DSI is een onafhankelijke instelling met een wettelijke verankering die tot doel heeft de deskundigheid en integriteit in de financiële wereld te verhogen. Zij heeft hiertoe een stelsel van opleidingen en examens en een tuchtsysteem opgezet en hiermee haar positieve functie in de effectenwereld in de afgelopen jaren aangetoond. Om voor het lagere tarief en/of de korting in aanmerking te komen dient de adviseur of bemiddelaar per 1 juli 2009 deelnemer te zijn van StFD en/of DSI. Hierop zijn de volgende uitzonderingen mogelijk:
• Adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2009 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot die tijd nog deelnemer waren van StFD en/of DSI komen eveneens in aanmerking voor het hier bedoelde lagere tarief en/of de hier bedoelde korting.
• Adviseurs en bemiddelaars die als toetreders tot de markt een vergunning bij de AFM aanvragen via de StFD en waarvan de vergunningverlening in 2009 na 1 juli plaatsvindt, komen eveneens in aanmerking voor het hierboven bedoelde lagere tarief.
• Adviseurs en bemiddelaars waaraan in 2009 na 1 juli een vergunning door de AFM is verleend, komen ook in aanmerking voor de hierboven bedoelde korting mits zij op het moment van de vergunningverlening deelnemer zijn van DSI.
De tarieven voor de deelpopulaties ‘aandelen’ en ‘beleggingsmaatschappijen’ stijgen fors als gevolg van het verschil in exploitatieresultaat over 2007 en 2008. Voor de deelpopulatie obligaties is in 2008 een exploitatieoverschot ontstaan dat de begrote kosten voor 2009 dekt. Voor 2009 is derhalve een nul tarief vastgesteld.
In 2009 zijn ten opzichte van 2008 de bandbreedtes voor de heffing ‘koersgevoelige informatie deelpopulatie ‘aandelen’ gehalveerd. Deze aanpassing is ingegeven door de sterke daling van de beurskoersen in 2008 en 2009 waardoor de gemiddelde marktkapitalisatie over de eerste drie maanden van 2009 ten opzichte van de eerste drie maanden in 2008 ongeveer gehalveerd is. Door ook de bandbreedtes van de heffingsmaatstaf te halveren wordt bewerkstelligd dat de onderlinge verhouding van de heffingen tussen de verschillende instellingen in tact blijft.
Voor de deelpopulatie aandelen wordt mede als gevolg van lagere begrote toezichtkosten de heffing per instelling verlaagd. Voor de deelpopulatie beleggingsinstellingen wordt als gevolg van het verschil in exploitatieresultaat over 2007 en 2008 de heffing per instelling verhoogd.
Als gevolg van het verschil in exploitatieresultaat over 2007 en 2008, dalen de tarieven ten opzichte van 2008.
Voor beide categorieën geldt dat In 2008 een exploitatieoverschot resteert dat de begrote kosten voor 2009 dekt. Voor 2009 is daarom voor beide categorieën een nul tarief vastgesteld.
Beheerders van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, Aanbieders van Schade- en natura uitvaartverzekeraars en Verleners van beleggingsdiensten handelend niet voor publiek (marktpersoneel)
De tarieven stijgen als gevolg van het verschil in exploitatieresultaat over 2007 en 2008.
De Minister van Financiën,
W.J. Bos.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-11341.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.