Procedureregeling geschillen en handhaving OPTA

Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

In de Procedureregeling geschillen en handhaving OPTA wordt verstaan onder:

1. aanvraag:

een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, Algemene wet bestuursrecht, die betrekking heeft op een verzoek tot beslechting van een geschil of op een verzoek tot handhaving of op een verzoek tot toepassing van bestuursdwang of op een verzoek tot invordering van een dwangsom;

2. aanvrager:

een natuurlijk persoon of rechtspersoon die bij het college een aanvraag indient;

3. Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

4. college:

het college, bedoeld in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit;

5. derde:

een andere natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een partij;

6. geschil:

een geschil als bedoeld in artikel 12.2 van de Telecommunicatiewet dan wel een geschil als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet dan wel een geschil als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, of artikel 5.8, zevende lid, van de Telecommunicatiewet dan wel een geschil als bedoeld in artikel 58 van de Postwet;

7. handhaving:

de handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens de Telecommunicatiewet of de Postwet;

8. partij:

de aanvrager of de verweerder;

9. partijen:

de aanvrager(s) en de verweerder;

10. Pw:

Postwet;

11. regeling:

Procedureregeling Geschillen en Handhaving OPTA;

12. Tw:

Telecommunicatiewet;

13. verweerder:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens handelen een aanvraag betrekking heeft;

14. Wob:

Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 2

  • 1. De regeling is van toepassing op iedere aanvraag.

  • 2. Op de termijnen genoemd in de regeling is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

AFDELING 1 – COMMUNICATIE

Artikel 3
  • 1. Op verzoek van het college verstrekt een partij of een derde gegevens en verleent een partij of een derde medewerking aan het college, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de taken van het college, binnen een door het college gestelde termijn.

  • 2. Het college kan op verzoek van een partij een door het college aan die partij gestelde termijn voor het verstrekken van gegevens of het verlenen van medewerking verlengen, indien daarvoor naar het oordeel van het college gewichtige redenen bestaan. De partij die om verlenging verzoekt, motiveert in zijn verzoek de redenen voor de door hem verlangde verlenging.

Artikel 4
  • 1. Een partij of een derde correspondeert met het college schriftelijk, per fax of door afgifte van gegevens bij de receptie van het college. De adresgegevens van het college staan vermeld op de website www.opta.nl. Indien een partij gegevens faxt, verzendt hij uiterlijk de volgende dag de bescheiden tevens per post of geeft hij uiterlijk de volgende dag de bescheiden tevens af bij de receptie van het college.

  • 2. Het college correspondeert schriftelijk of per fax. Indien het college telefonisch of mondeling afspraken maakt met een partij, bevestigt het college deze afspraken schriftelijk of per fax.

  • 3. Het college zendt een afschrift van een mededeling van het college aan één partij gelijktijdig aan de andere partij.

  • 4. Het college zendt een afschrift van een mededeling gedaan door een partij of gedaan door een derde, voor zover het college de door die derde verstrekte gegevens gebruikt bij zijn beslissing op een aanvraag, binnen 5 dagen na ontvangst daarvan door aan de andere partij, of aan de partijen in het geval de mededeling is gedaan door een derde, tenzij de situatie zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, zich voordoet.

Artikel 5
  • 1. Een partij of een derde die van mening is dat door hem verstrekte gegevens als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, motiveert dit voor ieder onderdeel van de gegevens ten aanzien waarvan hij zich op de vertrouwelijkheid beroept.

  • 2. In een geval als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, legt de partij of de derde die zich op de vertrouwelijkheid van de door hem verstrekte gegevens beroept, de volgende versies over:

    • a. een voor het college bestemde versie, getiteld ‘Versie OPTA vertrouwelijk’, waarin de onderdelen die als vertrouwelijk zijn aangemerkt, zijn opgenomen, en;

    • b. een ‘Openbare Versie’ waarin de onderdelen die als vertrouwelijk worden aangemerkt, onleesbaar zijn gemaakt of op zichtbare wijze zijn weggelaten.

Artikel 6
  • 1. Het college beoordeelt of gegevens die door een partij of een derde overeenkomstig artikel 5 als vertrouwelijk zijn aangemerkt, op grond van de in de Wob geformuleerde criteria als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd.

  • 2. Indien het college oordeelt dat de door een partij of een derde als vertrouwelijk aangemerkte gegevens op grond van de in de Wob geformuleerde criteria als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, verstrekt het college die gegevens niet aan de andere partij, of aan de partijen in het geval de gegevens zijn verstrekt door een derde.

  • 3. Indien het college van oordeel is dat de door een partij of een derde als vertrouwelijk aangemerkte gegevens op grond van de in de Wob geformuleerde criteria niet als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, deelt hij dit aan de partij of de derde die de gegevens heeft verstrekt, mee. Het college gaat niet eerder over tot verstrekking van die gegevens aan de andere partij, of aan de partijen in het geval de gegevens zijn verstrekt door een derde, dan 1 week na verzending van de hiervoor bedoelde mededeling.

AFDELING 2 – BETREKKEN DESKUNDIGE EN ANDERE TOEZICHTHOUDER

Artikel 7

Het college kan een derde als deskundige betrekken bij de behandeling van een aanvraag. Het college informeert partijen over het betrekken van een derde als deskundige.

Artikel 8

Indien een aanvraag daartoe aanleiding geeft, kan het college een andere toezichthouder als derde betrekken bij de behandeling van een aanvraag. Het college informeert partijen over het betrekken van een andere toezichthouder.

AFDELING 3 – AANVRAAG

Artikel 9
  • 1. Voor het indienen van een aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een bij deze regeling opgenomen aanvraagformulier. Genoemde aanvraagformulieren zijn als bijlage 1 tot en met 6 van de regeling te vinden op de website www.opta.nl.

  • 2. De aanvrager dient het aanvraagformulier alsmede de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden in tweevoud in bij het college.

  • 3. Het college gaat, voor zover het binnen zijn mogelijkheden ligt, na of er derdebelanghebbenden zijn bij een aanvraag.

Artikel 10
  • 1. Het college maakt zijn beslissing op een aanvraag bekend door toezending daarvan aan partijen, of in het geval dat een partij wordt bijgestaan door een gemachtigde, aan diens gemachtigde en door publicatie van een openbare versie op de website www.opta.nl.

  • 2. Van een besluit op aanvraag inzake de beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 12.2 Tw, artikel 6.2, eerste lid, Tw, of artikel 58 Pw wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3. Partijen worden door het college in de gelegenheid gesteld binnen een door het college te bepalen termijn gemotiveerd mee te delen in hoeverre onderdelen van de beslissing naar hun oordeel als vertrouwelijk dienen te worden aangemerkt. Indien het college van oordeel is dat de door een partij als vertrouwelijk aangemerkte onderdelen van de beslissing op grond van de in de Wob geformuleerde criteria niet als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, deelt hij dit aan de partij die zich op de vertrouwelijkheid beroept, mee. Het college gaat niet eerder over tot mededeling van het besluit in de Staatscourant en publicatie op de website www.opta.nl, dan 1 week na verzending van de hiervoor bedoelde mededeling.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN EEN AANVRAAG TOT BESLECHTING VAN EEN GESCHIL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12.2 TW EN ARTIKEL 58 PW

AFDELING 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 11
  • 1. Het college zendt de aanvrager binnen 5 dagen na ontvangst van een aanvraag een ontvangstbevestiging, onder vermelding van de dag van ontvangst.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de door de aanvrager verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag, stelt het college de aanvrager daarvan door middel van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontvangstbevestiging op de hoogte en stelt het college de aanvrager een termijn om de aanvraag aan te vullen. In dit kader kan het college de aanvrager onder meer verzoeken om de aanvraag mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten. De beslistermijn wordt overeenkomstig artikel 4:15 Awb opgeschort.

  • 3. Het college deelt de aanvrager in de ontvangstbevestiging of, indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, binnen de in artikel 4:5, vierde lid, Awb gestelde termijn, mee of hij een aanvraag in behandeling neemt.

  • 4. Indien het college een aanvraag in behandeling neemt, zendt hij gelijktijdig met de in het derde lid van dit artikel bedoelde mededeling, het aanvraagformulier, alsmede de in dit aanvraagformulier genoemde bescheiden, aan de verweerder, onder vermelding van de te volgen procedure.

Artikel 12

Het college behandelt een aanvraag volgens de standaard procedure als bedoeld in afdeling 2, hoofdstuk 3, de versnelde procedure als bedoeld in afdeling 3, hoofdstuk 3 of de vereenvoudigde procedure als bedoeld in afdeling 4, hoofdstuk 3.

Artikel 13
  • 1. Het college kan, indien het belang van partijen zich daartegen naar het oordeel van het college niet verzet, partijen een ontwerpbesluit zenden, alvorens op de aanvraag een besluit te nemen. Artikel 10 is niet van toepassing op een ontwerpbesluit.

  • 2. Indien een partij opmerkingen heeft ten aanzien van het ontwerpbesluit, zendt die partij zijn opmerkingen, voorzien van een deugdelijke motivering aan het college. Vorenbedoelde opmerkingen dienen door het college binnen 10 dagen na toezending van het ontwerpbesluit te zijn ontvangen. Nadien ontvangen opmerkingen betrekt het college niet in het definitieve besluit.

Artikel 14

Het college kan in elk stadium van de procedure een voorstel voor een vergelijk doen. Het college kan hierbij afwijken van de aanvraag. Indien het college een voorstel voor een vergelijk doet, berichten partijen het college binnen 1 week na ontvangst van het voorstel of zij tot een vergelijk zijn gekomen. Indien partijen tot een vergelijk zijn gekomen, trekt de aanvrager de aanvraag gelijktijdig met vorenbedoeld bericht in.

Artikel 15

Indien een geschil landsgrensoverschrijdende aspecten heeft, deelt het college dit partijen zo spoedig mogelijk mee. Zo mogelijk geeft het college aan welke gevolgen de landsgrensoverschrijdende aspecten van het geschil hebben voor de verdere procedure.

Artikel 16
  • 1. Indien bij het college na het in behandeling nemen van een aanvraag onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de reikwijdte van het geschil, kan het college partijen uitnodigen de reikwijdte van het geschil mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten.

  • 2. Het college stelt binnen 1 week nadat hij de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelichting van beide partijen heeft ontvangen aan de hand van die toelichting de reikwijdte van het geschil vast en informeert partijen hierover. Het college blijft bij de vaststelling van de reikwijdte van het geschil binnen de grenzen van de aanvraag.

  • 3. De aanvrager kan de reikwijdte van het geschil gedurende de verdere behandeling van het geschil niet uitbreiden, tenzij de aanvrager en de verweerder overeenstemming hebben bereikt over een uitbreiding van de reikwijdte van het geschil en het college hiermee instemt.

AFDELING 2 – STANDAARDPROCEDURE

Artikel 17
  • 1. De verweerder kan naar aanleiding van de aanvraag een zienswijze indienen. Indien de verweerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient de verweerder de zienswijze binnen 2 weken na verzending door het college van de in artikel 11, vierde lid, bedoelde mededeling in tweevoud in.

  • 2. De zienswijze bevat:

    • a. de datum, de naam, het adres, de vestigingsplaats, het telefoonnummer en het faxnummer van de verweerder;

    • b. indien de verweerder wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, de gegevens van die gemachtigde;

    • c. een zienswijze op de aanvraag;

    • d. aanvullende gegevens ter ondersteuning van de zienswijze.

  • 3. Het college zendt de zienswijze binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 18
  • 1. Het college kan de aanvrager in de gelegenheid stellen binnen 2 weken na verzending door het college van de in artikel 17, derde lid, bedoelde zienswijze, door middel van repliek te reageren op de zienswijze. Het college zendt de repliek binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de verweerder.

  • 2. Indien de aanvrager repliek indient, stelt het college de verweerder in de gelegenheid om binnen 2 weken na verzending door het college van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde repliek, dupliek in te dienen. Het college zendt de dupliek binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 19

Het college stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt mondeling toe te lichten. Hoofdstuk 8 is van toepassing.

Artikel 20
  • 1. Indien na de hoorzitting nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden die naar het oordeel van het college voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, stelt het college partijen in de gelegenheid om op die nieuwe feiten of omstandigheden schriftelijk te reageren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan het college naar aanleiding van die nieuwe feiten of omstandigheden besluiten partijen opnieuw mondeling te horen. Het college bepaalt een datum voor de hoorzitting en zendt partijen een uitnodiging. Artikel 50, vierde en zesde lid, artikel 51 en artikel 52 zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 3 – VERSNELDE PROCEDURE

Artikel 21
  • 1. Indien het college van oordeel is dat sprake is van een spoedeisend geval, kan het college een aanvraag behandelen conform een versnelde procedure. Op een versnelde procedure is afdeling 2, hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het college de termijnen, genoemd in die afdeling, verkort.

  • 2. Bij de beoordeling of er sprake is van een spoedeisend geval, kan het college onder meer rekening houden met de financiële implicaties van een geschil, het missen van een eenmalige kans, het ontstaan van een onomkeerbare situatie, een dreigend faillissement of een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • 3. Indien het college bij nader inzien van oordeel is dat een aanvraag zich niet leent voor een versnelde procedure, kan hij bepalen dat de zaak verder wordt behandeld volgens de standaardprocedure of de vereenvoudigde procedure.

AFDELING 4 – VEREENVOUDIGDE PROCEDURE

Artikel 22
  • 1. Het college kan een aanvraag behandelen conform een vereenvoudigde procedure, indien het college van oordeel is dat een aanvraag weinig onderzoek vergt en partijen instemmen met het niet houden van een hoorzitting. Bij een vereenvoudigde procedure biedt het college partijen niet de mogelijkheid van repliek en dupliek.

  • 2. Na de ontvangst van de zienswijze van de verweerder, deelt het college partijen zo spoedig mogelijk mee op welke termijn hij voornemens is op de aanvraag te beslissen.

  • 3. Indien het college bij nader inzien van oordeel is dat de zaak zich niet leent voor een vereenvoudigde procedure, kan hij bepalen dat de zaak verder wordt behandeld volgens de standaardprocedure.

AFDELING 5 – TERMIJNEN

Artikel 23
  • 1. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, bepalen dat een partij binnen een andere door het college te bepalen termijn dan die genoemd in de regeling, reageert of informatie verstrekt.

  • 2. Het college beslist conform artikel 12.5, eerste lid, Tw dan wel artikel 60, eerste lid, Pw op een aanvraag inzake de beslechting van een geschil binnen 17 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel beslist het college conform artikel 12.8, tweede lid, Tw op een aanvraag die landsgrensoverschrijdende aspecten heeft binnen 24 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 4. In uitzonderlijke gevallen kan het college de beslistermijn bedoeld in het tweede of het derde lid van dit artikel conform artikel 12.5, derde lid, Tw dan wel artikel 60, tweede lid, Pw met maximaal 8 weken verlengen. Het college stelt partijen daarvan in kennis en geeft daarbij aan op welke termijn het college het desbetreffende geschil zal beslechten. Het college kan de in de regeling genoemde termijnen waarbinnen het college of partijen handelingen dienen te verrichten, wijzigen.

HOOFDSTUK 4 PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN EEN AANVRAAG TOT BESLECHTING VAN EEN GESCHIL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6.2, EERSTE LID, TW

AFDELING 1 – PROCEDURE

Artikel 24
  • 1. Het college zendt de aanvrager binnen 5 dagen na ontvangst van een aanvraag een ontvangstbevestiging, onder vermelding van de dag van ontvangst.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de door de aanvrager verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag, stelt het college de aanvrager daarvan door middel van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontvangstbevestiging op de hoogte en stelt het college de aanvrager een termijn om de aanvraag aan te vullen. In dit kader kan het college de aanvrager onder meer verzoeken om de aanvraag mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten. De beslistermijn wordt overeenkomstig artikel 4:15 Awb opgeschort.

  • 3. Het college deelt de aanvrager in de ontvangstbevestiging, of indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, binnen de in artikel 4:5, vierde lid, Awb gestelde termijn, mee of hij een aanvraag in behandeling neemt.

  • 4. Indien het college een aanvraag in behandeling neemt, zendt hij gelijktijdig met de in het derde lid van dit artikel bedoelde mededeling, het aanvraagformulier, alsmede de in dit aanvraagformulier genoemde bescheiden, aan de verweerder.

Artikel 25

Het college kan in elk stadium van de procedure een voorstel voor een vergelijk doen. Het college kan hierbij afwijken van de aanvraag. Indien het college een voorstel voor een vergelijk doet, berichten partijen het college binnen 1 week na ontvangst van het voorstel of zij tot een vergelijk zijn gekomen. Indien partijen tot een vergelijk zijn gekomen, trekt de aanvrager de aanvraag gelijktijdig met vorenbedoeld bericht in.

Artikel 26
  • 1. Indien bij het college na het in behandeling nemen van een aanvraag onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de reikwijdte van het geschil, kan het college partijen uitnodigen de reikwijdte van het geschil mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten.

  • 2. Het college stelt binnen 1 week nadat hij de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelichting van beide partijen heeft ontvangen aan de hand van die toelichting de reikwijdte van het geschil vast en informeert partijen hierover. Het college blijft bij de vaststelling van de reikwijdte van het geschil binnen de grenzen van de aanvraag.

  • 3. De aanvrager kan de reikwijdte van het geschil gedurende de verdere behandeling van het geschil niet uitbreiden, tenzij de aanvrager en de verweerder overeenstemming hebben bereikt over een uitbreiding van de reikwijdte van het geschil en het college hiermee instemt.

Artikel 27
  • 1. De verweerder kan naar aanleiding van de aanvraag een zienswijze indienen. Indien de verweerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient de verweerder de zienswijze binnen 2 weken na ontvangst van de in artikel 24, vierde lid, bedoelde mededeling in tweevoud in.

  • 2. De zienswijze bevat:

    • a. de datum, de naam, het adres, de vestigingsplaats, het telefoonnummer en het faxnummer van de verweerder;

    • b. indien de verweerder wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, de gegevens van die gemachtigde;

    • c. een zienswijze op de aanvraag;

    • d. aanvullende gegevens ter ondersteuning van de zienswijze.

  • 3. Het college zendt de zienswijze binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 28

Het college stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt mondeling toe te lichten. Hoofdstuk 8 is van toepassing.

Artikel 29
  • 1. Indien na de hoorzitting nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden die naar het oordeel van het college voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, stelt het college partijen in de gelegenheid om op die nieuwe feiten of omstandigheden schriftelijk te reageren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan het college naar aanleiding van die nieuwe feiten of omstandigheden besluiten partijen opnieuw mondeling te horen. Het college bepaalt een datum voor de hoorzitting. Artikel 50, vierde en zesde lid, artikel 51 en artikel 52 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30
  • 1. Indien het college oordeelt dat het door hem op de aanvraag te nemen besluit aanzienlijke gevolgen heeft voor de relevante markt, bereidt het college het besluit voor onder toepassing van de in artikel 6b.1 Tw genoemde procedure, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 Awb. Het college verricht in dat geval de volgende handelingen:

    • a. het college stelt een ontwerpbesluit op;

    • b. het college legt het ontwerpbesluit ter inzage bij het secretariaat van het college gedurende een periode van 6 weken na bekendmaking van het ontwerpbesluit.

    • c. voorafgaand aan de terinzagelegging zendt het college het ontwerpbesluit toe aan de bij het geschil betrokken partijen. Van het ontwerpbesluit wordt tevens mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 2. Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken, welke termijn aanvangt met ingang van de dag van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit, schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren brengen. Het college voegt de naar voren gebrachte zienswijzen gedurende de periode dat het ontwerpbesluit ter inzage ligt aan het dossier toe.

  • 3. Het college stelt binnen 4 weken na het sluiten van de termijn voor het indienen van de zienswijzen een definitief besluit op. Uit het definitieve besluit blijkt wat het college met betrekking tot de zienswijzen heeft overwogen.

  • 4. Het college maakt zijn definitieve besluit bekend op de in artikel 3:41 Awb voorgeschreven wijze en doet daarvan mededeling op de wijze, zoals in artikel 3:44 Awb is bepaald.

AFDELING 2 – TERMIJNEN

Artikel 31
  • 1. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, bepalen dat een partij binnen een andere door het college te bepalen termijn dan die genoemd in de regeling, reageert of informatie verstrekt.

  • 2. Het college beslist conform artikel 4:13 Awb op een aanvraag inzake artikel 6.2, eerste lid, Tw binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 3. Indien het college een besluit niet binnen de beslistermijn bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan nemen, deelt het college dit conform artikel 4:14 Awb aan partijen mee en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen. Het college kan de in de regeling genoemde termijnen waarbinnen het college of partijen handelingen dienen te verrichten, wijzigen.

  • 4. Indien het college de in artikel 6b.1 Tw bedoelde procedure toepast, wordt de in het tweede lid van dit artikel genoemde beslistermijn verlengd met 8 weken.

HOOFDSTUK 5 PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN EEN AANVRAAG TOT BESLECHTING VAN EEN GESCHIL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5.3, DERDE LID, TW RESPECTIEVELIJK ARTIKEL 5.8, ZEVENDE LID, TW

AFDELING 1 – PROCEDURE

Artikel 32
  • 1. Het college zendt de aanvrager binnen 5 dagen na ontvangst van een aanvraag een ontvangstbevestiging, onder vermelding van de dag van ontvangst.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de door de aanvrager verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag, stelt het college de aanvrager daarvan door middel van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontvangstbevestiging op de hoogte en stelt het college de aanvrager een termijn om de aanvraag aan te vullen. In dit kader kan het college de aanvrager onder meer verzoeken om de aanvraag mondeling danwel schriftelijk toe te lichten. De beslistermijn wordt overeenkomstig artikel 4:15 Awb opgeschort.

  • 3. Het college deelt de aanvrager in de ontvangstbevestiging, of indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, binnen de in artikel 4:5, vierde lid, Awb gestelde termijn, mee of hij een aanvraag in behandeling neemt.

  • 4. Indien de aanvraag een verzoek als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw betreft, neemt het college na ontvangst van de aanvraag per omgaande contact op met de verweerder en wijst hem op het bepaalde in artikel 5.3, vijfde lid, Tw.

  • 5. Indien het college een aanvraag in behandeling neemt, zendt hij gelijktijdig met de in het derde lid van dit artikel bedoelde mededeling, het aanvraagformulier, alsmede de in dit aanvraagformulier genoemde bescheiden, aan de verweerder.

Artikel 33

Het college kan in elk stadium van de procedure een voorstel voor een vergelijk doen. Het college kan hierbij afwijken van de aanvraag. Indien het college een voorstel voor een vergelijk doet, berichten partijen het college binnen 1 week na ontvangst van het voorstel of zij tot een vergelijk zijn gekomen. Indien partijen tot een vergelijk zijn gekomen, trekt de aanvrager de aanvraag gelijktijdig met vorenbedoeld bericht in.

Artikel 34
  • 1. Indien bij het college na het in behandeling nemen van een aanvraag onduidelijkheid bestaat met betrekking tot de reikwijdte van het geschil, kan het college partijen uitnodigen de reikwijdte van het geschil mondeling danwel schriftelijk toe te lichten.

  • 2. Het college stelt binnen 1 week nadat ze de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelichting van beide partijen heeft ontvangen aan de hand van die toelichting de reikwijdte van het geschil vast en informeert partijen hierover. Het college blijft bij de vaststelling van de reikwijdte van het geschil binnen de grenzen van de aanvraag.

  • 3. De aanvrager kan de reikwijdte van het geschil gedurende de verdere behandeling van het geschil niet uitbreiden, tenzij de aanvrager en de verweerder overeenstemming hebben bereikt over een uitbreiding van de reikwijdte van het geschil en het college hiermee instemt.

Artikel 35
  • 1. De verweerder kan naar aanleiding van de aanvraag een zienswijze indienen. Indien de verweerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient de verweerder de zienswijze binnen 2 weken na ontvangst van de in artikel 32, vijfde lid, bedoelde mededeling in tweevoud in.

  • 2. De zienswijze bevat:

    • a. de datum, de naam, het adres, de vestigingsplaats, het telefoonnummer en het faxnummer van de verweerder;

    • b. indien de verweerder wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, de gegevens van die gemachtigde;

    • c. een zienswijze op de aanvraag;

    • d. aanvullende gegevens ter ondersteuning van de zienswijze.

  • 3. Het college zendt de zienswijze binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 36

Het college stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt mondeling toe te lichten. Hoofdstuk 8 is van toepassing.

Artikel 37
  • 1. Indien na de hoorzitting nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden die naar het oordeel van het college voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, stelt het college partijen in de gelegenheid om op die nieuwe feiten of omstandigheden schriftelijk te reageren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan het college naar aanleiding van die nieuwe feiten of omstandigheden besluiten partijen opnieuw mondeling te horen. Het college bepaalt een datum voor de hoorzitting. Artikel 50, vierde en zesde lid, artikel 51 en artikel 52 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38

Op een procedure tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, zevende lid, Tw zijn tevens de Beleidsregels inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels1 van toepassing.

AFDELING 2 – TERMIJNEN

Artikel 39
  • 1. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, bepalen dat een partij binnen een andere door het college te bepalen termijn dan die genoemd in de regeling, reageert of informatie verstrekt.

  • 2. Het college beslist conform artikel 5.3, vierde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, achtste lid, Tw op een aanvraag als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, zevende lid, Tw binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 3. Indien het college een besluit niet binnen de beslistermijn bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan nemen, deelt het college dit conform artikel 4:14 Awb aan partijen mee en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen. Het college kan de in de regeling genoemde termijnen waarbinnen het college of partijen handelingen dienen te verrichten, wijzigen.

HOOFDSTUK 6 PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN EEN AANVRAAG TOT HANDHAVING

AFDELING 1 – PROCEDURE

Artikel 40
  • 1. Het college zendt de aanvrager binnen 5 dagen na ontvangst van een aanvraag een ontvangstbevestiging, onder vermelding van de dag van ontvangst.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de door de aanvrager verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag, stelt het college de aanvrager daarvan door middel van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontvangstbevestiging op de hoogte en stelt het college de aanvrager een termijn om de aanvraag aan te vullen. In dit kader kan het college de aanvrager onder meer verzoeken om de aanvraag mondeling danwel schriftelijk toe te lichten. De beslistermijn wordt overeenkomstig artikel 4:15 Awb opgeschort.

  • 3. Het college deelt de aanvrager in de ontvangstbevestiging, of indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, binnen de in artikel 4:5, vierde lid, Awb gestelde termijn, mee of hij een aanvraag in behandeling neemt.

Artikel 41
  • 1. Het college onderzoekt op grond van de aanvraag of de door de aanvrager in de aanvraag gestelde overtreding van de Tw of de Pw zich voordoet.

  • 2. Indien het college vaststelt dat sprake is van een overtreding van de Tw of de Pw, kan het college een vooraankondiging opstellen waarin het voornemen tot handhaving is opgenomen.

  • 3. Indien het college concludeert dat geen sprake is van een overtreding van de Tw of de Pw, wijst het college de aanvraag af.

Artikel 42
  • 1. Het college zendt de vooraankondiging aan de verweerder.

  • 2. De verweerder kan naar aanleiding van de vooraankondiging een zienswijze indienen. Indien de verweerder zijn zienswijze schriftelijk wenst te geven, dient de verweerder de zienswijze binnen 2 weken na verzending van de vooraankondiging door het college, in.

  • 3. De zienswijze bevat:

    • a. de datum, de naam, het adres, de vestigingsplaats, het telefoonnummer en het faxnummer van de verweerder;

    • b. indien de verweerder wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, de gegevens van die gemachtigde;

    • c. een zienswijze op de vooraankondiging;

    • d. aanvullende gegevens ter ondersteuning van de zienswijze.

  • 4. Het college zendt de zienswijze binnen 5 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 43

Het college stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt mondeling nader toe te lichten. Hoofdstuk 8 is van toepassing.

Artikel 44
  • 1. Indien na de hoorzitting nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden die naar het oordeel van het college voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, stelt het college partijen in de gelegenheid om op die nieuwe feiten of omstandigheden schriftelijk te reageren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel, kan het college naar aanleiding van de nieuwe feiten of omstandigheden besluiten partijen opnieuw te horen. Het college bepaalt een datum voor de hoorzitting. Artikel 50, vierde en zesde lid, artikel 51 en artikel 52 zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 2 – TERMIJNEN

Artikel 45
  • 1. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, bepalen dat een partij binnen een andere door het college te bepalen termijn dan die genoemd in de regeling, reageert of informatie verstrekt.

  • 2. Het college beslist conform artikel 4:13 Awb op een aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 3. Indien het college een besluit niet binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag kan nemen, deelt het college dit conform artikel 4:14 Awb aan partijen mee en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen. Het college kan de in de regeling genoemde termijnen waarbinnen het college of partijen handelingen dienen te verrichten, wijzigen.

HOOFDSTUK 7 PROCEDURE VOOR DE BEHANDELING VAN EEN AANVRAAG TOT TOEPASSING VAN BESTUURSDWANG ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5:31A VAN DE AWB EN VAN EEN AANVRAAG TOT INVORDERING VAN EEN DWANGSOM ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5:37 VAN DE AWB

AFDELING 1 – PROCEDURE

Artikel 46
  • 1. Het college zendt de aanvrager binnen 3 dagen na ontvangst van een aanvraag een ontvangstbevestiging, onder vermelding van de dag van ontvangst.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of indien de door de aanvrager verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag, stelt het college de aanvrager daarvan door middel van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontvangstbevestiging op de hoogte en stelt het college de aanvrager een termijn om de aanvraag aan te vullen. In dit kader kan het college de aanvrager onder meer verzoeken om de aanvraag mondeling dan wel schriftelijk toe te lichten. De beslistermijn wordt overeenkomstig 4:15 Awb opgeschort.

  • 3. Het college deelt de aanvrager in de ontvangstbevestiging, of indien het tweede lid van toepassing is, binnen de in de artikel 4:5, vierde lid, Awb gestelde termijn, mee of hij een aanvraag in behandeling neemt.

  • 4. Indien het college een aanvraag in behandeling neemt, zendt hij gelijktijdig met de in het derde lid van dit artikel bedoelde mededeling, het aanvraagformulier, alsmede de in dit aanvraagformulier genoemde bescheiden, aan de verweerder.

Artikel 47
  • 1. De verweerder kan naar aanleiding van de aanvraag een schriftelijke zienswijze indienen. Indien de verweerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient de verweerder de zienswijze binnen 4 dagen na verzending door het college van de in artikel 46, vierde lid, bedoelde bescheiden in.

  • 2. De zienswijze bevat:

    • a. de datum, de naam, het adres, de vestigingsplaats, het telefoonnummer en het faxnummer van de verweerder;

    • b. indien de verweerder wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, de gegevens van die gemachtigde;

    • c. een zienswijze op de aanvraag;

    • d. aanvullende gegevens ter ondersteuning van de zienswijze.

  • 3. Het college zendt de zienswijze binnen 3 dagen na ontvangst daarvan aan de aanvrager.

Artikel 48

Het college kan in het geval van een aanvraag tot het toepassen van bestuursdwang partijen in de gelegenheid stellen hun standpunt mondeling toe te lichten. Hoofdstuk 8 is van toepassing, met uitzondering van artikel 50, vierde en zesde lid.

AFDELING 2 – TERMIJNEN

Artikel 49
  • 1. Het college kan, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat, bepalen dat een partij binnen een andere door het college te bepalen termijn dan die genoemd in de regeling, reageert of informatie verstrekt.

  • 2. Het college beslist conform artikel 5:31a, derde lid, en artikel 5:37, derde lid, op een aanvraag binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat deze beslistermijn wordt verlengd met de periode dat de behandeling van de aanvraag geschorst is geweest op grond van artikel 4:15 Awb.

  • 3. Indien het college een besluit niet binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag kan nemen, deelt het college dit conform artikel 4:14 Awb aan partijen mee en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen. Het college kan de in de regeling genoemde termijnen waarbinnen het college of partijen handelingen dienen te verrichten, wijzigen.

HOOFDSTUK 8 HOORZITTING

Artikel 50

  • 1. Het college kan een partij in de gelegenheid stellen zijn standpunt mondeling toe te lichten. Het college streeft ernaar een hoorzitting zo spoedig mogelijk, maar, uiterlijk binnen de hierna genoemde termijn na ontvangst van een zienswijze, of, indien toepassing is gegeven aan de mogelijkheid tot het indienen van repliek en dupliek, na ontvangst van dupliek, te houden. De in de vorige zin bedoelde termijn bedraagt in het geval van een aanvraag tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 12.2 Tw en artikel 58 Pw 8 weken en in het geval van een aanvraag tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw, artikel 5.8, zevende lid, Tw en artikel 6.2, eerste lid, Tw of in het geval van een aanvraag tot handhaving, 4 weken. In geval van een aanvraag tot toepassing van bestuursdwang bedraagt de termijn 1 week.

  • 2. Het college verzendt de uitnodiging voor de hoorzitting zo spoedig mogelijk na ontvangst van een zienswijze als bedoeld in artikel 17, eerste lid, artikel 27, eerste lid, artikel 35, eerste lid, artikel 42, tweede lid, of artikel 47, eerste lid, of, indien toepassing is gegeven aan de mogelijkheid tot het indienen van repliek en dupliek als bedoeld in artikel 18, na ontvangst van dupliek, maar uiterlijk 2 weken vóór de hoorzitting.

  • 3. Een college publiceert de uitnodiging voor de hoorzitting bij aanvragen tot handhaving op de website www.opta.nl teneinde eventuele derde-belanghebbenden te informeren over de hoorzitting.

  • 4. Een partij deelt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 5 dagen voor de hoorzitting, mee of hij gebruik wil maken van de mogelijkheid om zijn standpunt mondeling naar voren te brengen. Gelijktijdig met vorenbedoelde mededeling geeft de partij die gehoord wenst te worden de namen en functies van de personen, waaronder eventueel getuigen of deskundigen, die op de hoorzitting aanwezig zullen zijn, door aan het college.

  • 5. Het college kan op verzoek van een partij een door het college vastgestelde datum voor een hoorzitting wijzigen, indien daarvoor naar het oordeel van het college gewichtige redenen bestaan. De partij die om wijziging verzoekt, motiveert in zijn verzoek de redenen van de door hem verlangde wijziging en geeft een overzicht van alternatieve data voor de hoorzitting. Het college neemt contact op met de andere partij teneinde een nieuwe datum voor de hoorzitting vast te stellen.

  • 6. Tot 5 dagen vóór de hoorzitting kan een partij stukken indienen.

  • 7. Het college kan een partij voorafgaand aan de hoorzitting vragen zenden waarop die partij tijdens de hoorzitting dient in te gaan.

Artikel 51

  • 1. Op de hoorzitting wordt een partij in aanwezigheid van de andere partij door of namens het college of namens het college door een hoorcommissie gehoord.

  • 2. Op verzoek van een partij of ambtshalve kan het college getuigen of deskundigen horen.

  • 3. De voorzitter van de hoorcommissie leidt de hoorzitting. Een partij kan de andere partij door tussenkomst van de voorzitter vragen stellen. De hoorcommissie kan aan een partij vragen stellen. De hoorcommissie kan een partij in de gelegenheid stellen om vragen eerst na afloop van de hoorzitting, binnen een door de hoorcommissie te bepalen termijn, te beantwoorden.

  • 4. Het college kan, op verzoek of ambtshalve, besluiten een partij afzonderlijk te horen, indien aannemelijk is dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.

Artikel 52

  • 1. Het college draagt zorg voor een verslag van de hoorzitting.

  • 2. Het college zendt het verslag van de hoorzitting aan partijen met dien verstande dat het college het verslag van het gedeelte van de hoorzitting als bedoeld in artikel 51, vierde lid, slechts aan de partij zendt die afzonderlijk is gehoord.

  • 3. Het college zendt het verslag van de hoorzitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op de aanvraag aan partijen.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 53

De bepalingen in deze regeling zijn aan te merken als beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 54

De regeling wordt aangehaald als Procedureregeling geschillen en handhaving OPTA (PGHO).

Artikel 55

De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van de Staatscourant waarin mededeling van de regeling is gedaan en vervangt de Procedureregeling geschillen en handhaving OPTA (Stcrt. 12, 19 mei 2009).

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,

C.A. Fonteijn.

BIJLAGE 5

Aanvraagformulier als bedoeld in artikel 9, eerste lid – Aanvraag tot toepassing van bestuursdwang

1. Gegevens aanvrager

1.1 Naam aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, tevens de naam van de gemachtigde.

Naam aanvrager

:

 

Naam gemachtigde

:

 

1.2 Adresgegevens aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Postadres

:

 

Postcode/Plaats

:

/

1.3 Contactgegevens aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Telefoonnummer

:

 

Faxnummer

:

 

E-mailadres

:

 

1.4 Gegevens contactpersoon

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Naam

:

 

Functie

:

 

Telefoonnummer

:

 

E-mailadres

:

 
   

2. Gegevens verweerder

2.1 Naam verweerder

Naam verweerder

:

 

2.2 Adresgegevens verweerder

Postadres

:

 

Postcode/Plaats

:

/

2.3 Contactgegevens verweerder

Telefoonnummer

:

 

Faxnummer

:

 
   

3. Aanvraag toepassing van bestuursdwang

3.1 Samenvatting aanvraag

Geef een samenvatting van de aanvraag tot toepassing van bestuursdwang, waarin onder meer is aangegeven op welke feiten en omstandigheden de aanvraag tot toepassing van bestuursdwang is gebaseerd.

3.2 Overtreding

Beschrijf de gedraging van verweerder. Geef aan en motiveer waarom aanleiding bestaat om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan.

3.3 Gewenste beslissing

Beschrijf en motiveer de gewenste beslissing. Betrek in de motivering uw belang bij de gewenste beslissing.

3.4 Gegevens

Overleg een kopie van het besluit waarin de last onder bestuursdwang, waarvan toepassing wordt verzocht, is opgelegd.

Beschrijf, voor zover van toepassing, technische en andere gegevens die relevant zijn in het kader van de gedraging van verweerder en voeg kopieën van die gegevens bij.

BIJLAGE 6

Aanvraagformulier als bedoeld in artikel 9, eerste lid – Aanvraag tot invordering van een dwangsom

1. Gegevens aanvrager

1.1 Naam aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, tevens de naam van de gemachtigde.

Naam aanvrager

:

 

Naam gemachtigde

:

 

1.2 Adresgegevens aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Postadres

:

 

Postcode/Plaats

:

/

1.3 Contactgegevens aanvrager/gemachtigde

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Telefoonnummer

:

 

Faxnummer

:

 

E-mailadres

:

 

1.4 Gegevens contactpersoon

Indien een aanvrager wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegevens enkel van de gemachtigde.

Naam

:

 

Functie

:

 

Telefoonnummer

:

 

E-mailadres

:

 
   

2. Gegevens verweerder

2.1 Naam verweerder

Naam verweerder

:

 

2.2 Adresgegevens verweerder

Postadres

:

 

Postcode/Plaats

:

/

2.3 Contactgegevens verweerder

Telefoonnummer

:

 

Faxnummer

:

 
   

3. Aanvraag invordering dwangsom

3.1 Samenvatting aanvraag

Geef een samenvatting van de aanvraag tot invordering, waarin onder meer is aangegeven op welke feiten en omstandigheden de aanvraag tot invordering van de opgelegde dwangsom is gebaseerd.

3.2 Overtreding

Beschrijf de gedraging van verweerder. Geef aan en motiveer waarom aanleiding bestaat om tot invordering van de dwangsom over te gaan.

3.3 Gewenste beslissing

Beschrijf en motiveer de gewenste beslissing. Betrek in de motivering uw belang bij de gewenste beslissing.

3.4 Gegevens

Overleg een kopie van het besluit waarin de last onder dwangsom, waarvan invordering wordt verzocht, is opgelegd.

Beschrijf, voor zover van toepassing, technische en andere gegevens die relevant zijn in het kader van de gedraging van verweerder en voeg kopieën van die gegevens bij.

TOELICHTING

Algemeen

  • 1. De voorliggende Procedureregeling geschillen en handhaving OPTA (hierna ook: PGHO of regeling) geeft regels voor de procedure waarin door het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) wordt beslist op een aanvraag tot geschilbeslechting of handhaving.

  • 2. De laatste wijziging van de PGHO is van recente datum (gepubliceerd in de Staatscourant van 19 mei 2009). Deze wijziging had nog geen betrekking op de (eventuele) aanpassingen van de PGHO die verband hielden met het wetsvoorstel Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht), in het bijzonder de zogenoemde invorderingsbeschikking en toepassingsbeschikking (op aanvraag). Thans is dit wetsvoorstel geldend recht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht, Staatsblad van 30 juni 2009) en in verband hiermee heeft het college de PGHO met regels voor aanvragen van deze beschikkingen aangepast.

  • 3. De invorderingsbeschikking is een beschikking die betrekking heeft op de invordering van een verbeurde dwangsom. De toepassingsbeschikking is een beschikking die betrekking heeft op de toepassing van bestuursdwang. Het beslissen op een aanvraag tot het nemen van een invorderingsbeschikking of een toepassingsbeschikking is gebonden aan een korte termijn, namelijk 4 weken. Om binnen die korte termijn tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen zijn strakke regels nodig. De procedures zijn zodanig ingericht dat deze beslistermijn kan worden gehaald.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied

Artikel 1
Aanvraag:

Het college wijst erop dat een verzoek om geschilbeslechting,of een verzoek tot handhaving, pas een aanvraag is in de zin van artikel 1:3 Awb, indien de aanvraag is gedaan door een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb. Dit is van belang bij de toepassing van een aantal bepalingen van de Awb, die een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van een beslissing op een verzoek om geschilbeslechting of handhaving (zoals die van afdeling 4.1.1 Awb). Indien een aanvrager geen belanghebbende is in de zin van de Awb, komt het college niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de aanvraag.

Handhaving:

Deze regeling heeft vanzelfsprekend uitsluitend betrekking op de handhaving van bepalingen van de Tw of de Pw voor zover daartoe de bevoegdheid aan het college is toegekend.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 3

Deze bepaling bevat een nadere invulling van artikel 18.7 Tw en artikel 5:20 Awb voor het geval waarin het college van partijen of derden vordert dat deze alle gegevens verstrekken die relevant zijn voor beoordeling van de aanvraag om geschilbeslechting of handhaving en alle (overige) medewerking verlenen. Voor zover de bepaling betrekking heeft op de behandeling van aanvragen om geschilbeslechting, bevat de bepaling tevens een nadere invulling van artikel 12.4 Tw. Gebruikmaking van deze bevoegdheden is nodig in verband met de in artikel 3:2 Awb neergelegde verplichting voor het college om bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 4

Om praktische redenen en om redenen van transparantie bepaalt dit artikel dat mededelingen slechts schriftelijk (kunnen) worden gedaan en dat, voor zover het college telefonisch of mondeling afspraken heeft gemaakt met een partij, dit schriftelijk door het college wordt bevestigd. Om dezelfde redenen is bepaald dat het college, voor zover mededelingen aan één partij worden gedaan, de andere partij hiervan in kennis stelt.

Omdat partijen dienen te beschikken over een compleet en zoveel mogelijk identiek procesdossier, is verder bepaald dat partijen afschrift ontvangen van de correspondentie en van andere stukken die zijn ingediend in de procedure. Indien de indiener gegevens of bescheiden als vertrouwelijk bestempelt, neemt het college daarbij artikel 6 in acht. Een partij kan het college verzoeken om mededelingen van het college in het kader van de behandeling van een aanvraag te doen aan een bepaalde persoon, bijvoorbeeld een raadsman.

Artikel 5

Het eerste lid ziet op alle gegevens en bescheiden die in het kader van een procedure als bedoeld in deze regeling worden overgelegd, dus ook op de gegevens en bescheiden die bij een zienswijze of een standpunt behoren. Bij de indiening van een stuk bij het college dient een partij zich te realiseren dat het college dit stuk kan doorzenden naar een partij of een derde. Bovendien kan met een beroep op de Wob aan het college verzocht worden om verstrekking van bedoelde informatie.

Het tweede lid voorziet in een praktische regeling voor de situatie waarin de indiener van gegevens of bescheiden met het oog op de vertrouwelijkheid onderscheid wil aanbrengen tussen de informatie die aan het college, een andere partij en eventuele derden ter beschikking wordt gesteld. Hij dient dan de als vertrouwelijk aangemerkte onderdelen onleesbaar te maken met een zwart blok of door onderdelen tussen vierkante haken [ ] weg te laten.

Artikel 6

De in het derde lid bedoelde mededeling door het college aan een partij of een derde dat bepaalde, door hem verstrekte, informatie niet als vertrouwelijk wordt aangemerkt en daarom aan de verweerder respectievelijk partijen zal worden verstrekt, wordt, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 16 juli 2003, zaaknummer 200301382/2, als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb aangemerkt.

Op grond van het derde lid wordt gedurende een week geen gevolg gegeven aan het besluit tot verstrekking van de informatie, teneinde de partij die de vertrouwelijkheid van informatie heeft ingeroepen, in de gelegenheid te stellen eventueel bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te vragen om te voorkomen dat de gegevens worden verstrekt. Het college verstrekt de gegevens in dat geval niet eerder dan het moment waarop op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.

Artikel 8

In sommige gevallen kunnen aanvragen om geschilbeslechting of handhaving ook betrekking hebben op onderwerpen ten aanzien waarvan andere toezichthouders ook bevoegdheden hebben. Een voorbeeld vormt de toegang tot de kabel voor programma-aanbieders ten aanzien waarvan ook het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Mededingingsautoriteit bevoegdheden hebben. Het college bepaalt in dat geval of, en zo ja, op welke wijze die andere toezichthouders worden betrokken. Bij de uitwisseling van informatie handelt het college in overeenstemming met artikel 24, tweede lid, Wet OPTA.

Artikel 9

Zoals in de Inleiding is uiteengezet, schrijft het college voor dat degene die een verzoek om geschilbeslechting indient, gebruik maakt van een van de in de bijlage van deze regeling opgenomen formulieren. Het college beoogt hiermee de behandeling van aanvragen strak(ker) te regisseren. De aanvrager zal in elk geval nauwkeurige informatie dienen te verstrekken over de verplichtingen waarop de aanvraag betrekking heeft en de inhoud van de gevraagde voorziening. De bevoegdheid van het college om voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen, berust op artikel 4:4 Awb.

  • een beschrijving van de verplichtingen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • een beschrijving van de gevraagde voorziening;

  • een zo mogelijk met documenten onderbouwde uiteenzetting over de gevoerde onderhandelingen.

Artikel 10

Met het oog op de bekendmaking van een zogenaamde openbare versie van de beslissing op de aanvraag, wordt aan partijen een versie voorgelegd waarin waar mogelijk gegevens zijn weggelaten die naar het voorlopig oordeel van het college vertrouwelijk zijn. Partijen kunnen aangeven welke onderdelen van de beslissing naar hun mening vertrouwelijk zijn. De openbare versie kan op verzoek van een derde worden verstrekt of op de website worden geplaatst.

Hoofdstuk 3 Procedure voor de behandeling van een aanvraag tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 12.2 Tw en artikel 58 Pw

Artikel 11

Indien de aanvraag niet voldoet aan de wettelijke vereisten dan wel onvoldoende gegevens of bescheiden zijn bijgevoegd, is de regeling voor de vereenvoudigde wijze van afdoening van artikel 4:5 Awb van toepassing. Voordat het college de aanvraag wegens onvolledigheid buiten behandeling laat, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen. Het college kan zo nodig na ontvangst van de aanvulling nadere vragen stellen dan wel een nadere aanvulling vragen. De beslistermijn wordt van rechtswege opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager uitnodigt om de aanvraag aan te vullen tot de dag van ontvangst van de aanvulling (artikel 4:15 Awb).

Indien de aanvrager in gebreke blijft de aanvraag aan te vullen, kan het college besluiten om de aanvraag niet te behandelen. Dit vloeit voort uit artikel 4:5, vierde lid, Awb. Zodra de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften voor het behandelen van de aanvraag, neemt het college de aanvraag in behandeling. Het vierde lid bepaalt dat het college partijen hiervan op de hoogte stelt.

Op grond van artikel 4:5, tweede lid, Awb, dient een aanvraag in de Nederlandse taal te worden gesteld. Van in het Engels gestelde bescheiden die bij wijze van bijlage bij de aanvraag worden ingediend, verlangt het college in beginsel geen vertaling.

Artikel 16

Het artikel heeft betrekking op situaties waarin het college geen duidelijk beeld heeft van de reikwijdte van het geschil. Het heeft dan weinig zin een begin maken met de inhoudelijke behandeling van het geschil. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt gestreefd naar een zo spoedig mogelijke vaststelling van de reikwijdte van het geschil. Daarbij blijft het college binnen (de grenzen van) de aanvraag. In het derde lid wordt bepaald dat uitbreiding van de reikwijdte van het geschil in de loop van de procedure in beginsel niet mogelijk is. Met deze laatste bepaling wordt beoogd te voorkomen dat de aanvrager in de loop van de procedure door een andere invulling van zijn aanvraag het college noopt tot onderzoek van nieuwe feiten en omstandigheden of van nieuwe oplossingen voor het voorgelegde geschil. Dat kan een snelle geschilbeslechting frustreren. Voorts wordt hiermee beoogd te voorkomen dat de belangen van de wederpartij ten onrechte in het gedrang komen.

Artikel 18

In de standaardprocedure bestaat de mogelijkheid van een repliek- en dupliekronde; het college zal op dit punt van geval tot geval een (procedurele) beslissing nemen. Bij repliek gaat het om een schriftelijke reactie van de aanvrager op het verweerschrift en bij dupliek om de reactie daarop van de verweerder.

Indien de aanvrager van repliek heeft gediend, moet verweerder daar vervolgens in beginsel nog vóór de hoorzitting bij dupliek op kunnen reageren. Gedurende de termijnen waarbinnen partijen van repliek en dupliek kunnen dienen, loopt de beslistermijn door. Bij de beslissing om partijen al dan niet in de gelegenheid te stellen om via repliek en dupliek te reageren, wordt rekening gehouden met de beslistermijn.

Hoofdstuk 4 Procedure voor de behandeling van een aanvraag tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 6.2 Tw

Artikel 30

Het college dient op grond van artikel 6b.1Tw op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 6.2 Tw de in afdeling 3.4 Awb genoemde uniforme openbare voorbereidingsprocedure toe te passen, tenzij het te nemen besluit geen aanzienlijke gevolgen heeft voor de desbetreffende markt. Het college zal bij de in behandelingneming dan wel gedurende de behandeling van een aanvraag beoordelen of sprake is van aanzienlijke gevolgen voor de desbetreffende markt. In het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure stelt het college een ontwerpbesluit op dat hij publiceert op de volgens deze procedure voorgeschreven wijze. Belanghebbenden kunnen op dit ontwerpbesluit reageren door het inbrengen van een schriftelijke of mondelinge zienswijze.

Artikel 31

Uit artikel 4:13 Awb volgt, kort gezegd, dat een besluit op aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag dient te worden gegeven. Het college geeft in artikel 31 nadrukkelijk aan dat hij ernaar streeft die termijn te halen. In het geval dat deze termijn niet gehaald kan worden, zal de termijn overeenkomstig artikel 4:14 Awb worden verlengd, onder mededeling hiervan aan partijen. Indien het college uitvoering geeft aan de in artikel 6b.1 Tw bedoelde uniforme openbare voorbereidingsprocedure, wordt de beslistermijn verlengd met 8 weken.

Hoofdstuk 5 Procedure voor de behandeling van een aanvraag tot beslechting van een geschil als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, zevende lid, Tw

Artikel 32

De procedures voor het behandelen van aanvragen tot geschilbeslechting die betrekking hebben op de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en de kosten van het verplaatsen van kabels of van andere maatregelen zijn in hoofdstuk 5 van de PGHO geregeld. Voor deze procedures gelden vergelijkbare regels zoals die ook voor artikel 6.2, eerste lid, Tw gelden.

In het vierde lid van artikel 32 is nog opgenomen dat het college contact zal opnemen met de verweerder in geval het college een aanvraag heeft ontvangen van een gedoogplichtige. Deze aanvraag schorst namelijk ingevolge artikel 5.3, vijfde lid, Tw het recht op uitvoering van de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels. De gangbare praktijk is dat telefonisch contact wordt opgenomen.

Artikel 38

De in dit artikel genoemde beleidsregels geven (vooral) materiële invulling aan de taken en bevoegdheden van OPTA die verband houden met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten behoeve van openbare elektronische communicatienetwerken zoals geregeld in hoofdstuk 5 Tw. De beleidsregels bevatten tevens criteria waaraan het college eventuele geschillen op dit terrein toetst. De regels die de PGHO voor deze geschillen geeft, zien met name op de procedure waarin het college op een aanvraag tot geschilbeslechting beslist.

Artikel 39

Uit artikel 5.3, vierde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, achtste lid, Tw volgt dat het college een besluit op een aanvraag als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Tw respectievelijk artikel 5.8, zevende lid, Tw binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag dient te geven. Het college geeft in artikel 39 nadrukkelijk aan dat hij ernaar streeft die termijn te halen. In het geval dat deze termijn niet gehaald kan worden, zal de termijn overeenkomstig artikel 4:14 Awb worden verlengd, onder mededeling hiervan aan partijen.

Hoofdstuk 6 Procedure voor de behandeling van een aanvraag tot handhaving

Artikel 45

Uit artikel 4:13 Awb volgt, kort gezegd, dat een besluit op aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag dient te worden gegeven. Het college geeft in artikel 45 nadrukkelijk aan dat hij ernaar streeft die termijn te halen. In geval deze termijn niet gehaald kan worden, bijvoorbeeld in het geval dat onderzoek met toepassing van de onderzoeksbevoegdheden van hoofdstuk 15 Tw nodig zou zijn, zal de termijn overeenkomstig artikel 4:14 Awb worden verlengd, onder mededeling hiervan aan partijen.

Hoofdstuk 7 Procedure voor de behandeling van een aanvraag tot het toepassen van bestuursdwang of tot het invorderen van een dwangsom.

Artikel 46 tot en met 48

Artikel 46 tot en met 48 geven regels voor de procedure waarbij wordt beslist op een aanvraag tot invordering van dwangsommen of tot toepassing van bestuursdwang. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat deze aanvragen strekken tot effectuering van een eerder opgelegde last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. De beschikking die op een aanvraag tot invordering van een dwangsom kan worden genomen houdt in dat een, wegens niet (of gedeeltelijke) naleving van de last, verbeurde dwangsom wordt geïnd. De beschikking die op een aanvraag tot toepassing van bestuursdwang kan worden genomen houdt in dat het college, wegens niet (of gedeeltelijk) naleving van de last, bestuursdwang toepast.

Voor de invorderingsbeschikking is het proces, kort gezegd, als volgt ingericht. Verweerder krijgt de gelegenheid een schriftelijke zienswijze in te dienen op de ingediende aanvraag. Er wordt geen mogelijkheid gegeven voor repliek en dupliek. Het college gaat ervan uit dat hij op basis van de aanvraag en de zienswijze van verweerder in staat is om zorgvuldig te besluiten. Hierbij neemt hij in aanmerking dat de last onder dwangsom een verplichting kent tot rapportage van de nakoming van de last onder dwangsom. Uit dien hoofde zal het college doorgaans reeds bekend zijn met de stand van zaken omtrent de naleving van de last. Dit zal een spoedige besluitvorming ten goede komen. Het college beschouwt de invorderingsbeschikking als een financiële beschikking in de zin van artikel 4:12 Awb. Er geldt derhalve geen hoorplicht..

Voor de toepassingsbeschikking geldt eveneens dat de verweerder gelegenheid krijgt een schriftelijke zienswijze in te dienen. Ook hier is niet voorzien in de mogelijkheid van repliek en dupliek. Wél is in de regeling de mogelijkheid van het mondeling naar voren brengen van een zienswijze (in de zin van artikel 4:7 en 4:8 Awb) opgenomen (zie artikel 48 van de regeling). Indien die mogelijkheid wordt benut, zal dit – gelet op de korte beslistermijn – een fors beslag op de (beperkte) tijd leggen. Het college gaat er desalniettemin vanuit dat hij in staat zal zijn binnen de wettelijke termijn te beslissen. Hierbij neemt hij in aanmerking dat ook de last onder bestuursdwang een rapportageverplichting over de nakoming van de last kent. Uit dien hoofde zal het college doorgaans reeds bekend zijn met de stand van zaken omtrent de naleving van de last.

Artikel 49

De beslistermijn van 4 weken is bepaald in artikel 5:31a, derde lid, en artikel 5:37, derde lid van de Awb. Het college streeft er vanzelfsprekend naar deze termijn te halen. In het geval dat deze termijn niet kan worden gehaald, zal de termijn overeenkomstig artikel 4:14 Awb worden verlengd, onder mededeling hiervan aan partijen.

Hoofdstuk 8 Horen

Artikel 50

Op grond van artikel 4:9 Awb hebben partijen de keuze tussen het mondeling of schriftelijk naar voren brengen van hun zienswijze. Dit betekent dat partijen – desgewenst – kunnen volstaan met een schriftelijke reactie.

Onder partijen bij een geschil wordt verstaan: de aanvrager en de verweerder, dus degenen die onderling een geschil hebben. Er is niet voorzien in een hoorplicht ten aanzien van aanbieders die van mening zijn dat het besluit van het college op het voorgelegde geschil ook voor hen van belang is. Deze derden worden in beginsel niet als belanghebbende in de zin van artikel 4:8 Awb beschouwd. Dit vloeit voort uit de interpretatie van het belanghebbende begrip door het College van Beroep voor het bedrijfsleven2. Dit sluit overigens niet uit dat deze derden bijvoorbeeld wel bij de geschilprocedure betrokken kunnen zijn als toehoorder.

Bij handhavingsverzoeken wordt naast de aanvrager en de verweerder ook de eventuele derde-belanghebbende als een belanghebbende in de zin van artikel 4:8 Awb beschouwd. In verband hiermee wordt de uitnodiging voor de hoorzitting ook ten behoeve van die eventuele derde-belanghebbende bekendgemaakt door deze te publiceren op de website www.opta.nl.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 53

De bepalingen in deze regeling zijn aan te merken als beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.


XNoot
1

Besluit van het college van 9 juni 2008 met kenmerk OPTA/ACNB/2008/201263 (Stcrt. 2008, 122). De beleidsregels zijn gepubliceerd op de website www.opta.nl.

XNoot
2

Zie onder meer CBb, 19 november 2003, LJN AO1107.

Naar boven