Organisatie- en mandaatbesluit projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling

1 juli 2009

Nr. DMN/2009/336

De plaatsvervangend secretaris-generaal,

Gelet op artikel 10 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;

Gehoord de Ondernemingsraad Domeinen OZ;

In overeenstemming met de secretaris-generaal;

Besluit:

Artikel 1: Instelling

Er is een projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling (RVOB/DO)

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De organisatie en taken van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

  • 2. De directeur Ontwikkeling is verantwoordelijk voor de beleidsterreinen zoals genoemd in bijlage 1 en voor de bijbehorende bedrijfsvoering

  • 3. In bijlage 2 wordt vastgesteld welke functionarissen de directeur bij afwezigheid vervangen.1

Artikel 3: Budgethouderschap

In bijlage 2 zijn de budgethouders voor RVOB, Directie Ontwikkeling aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.

Artikel 4: Mandaat primaire processen

  • 1. De directeur Ontwikkeling en zijn plaatsvervangers hebben, binnen het kader van hun jaarplan en binnen eventueel door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of plaatsvervangend secretaris-generaal gegeven richtlijnen, mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle beleidsaangelegenheden genoemd in bijlage 1 die behoren tot hun werkterrein.

  • 2. De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door de functionarissen die daartoe blijkens bijlage 2 zijn gemandateerd.1

  • 3. Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden mandaathouders in overleg met de plaatsvervangend secretaris-generaal en, of met de bewindspersoon die het aangaat.

  • 4. De directeur Ontwikkeling en zijn plaatsvervangers rapporteren voor wat betreft de primaire procestaak ‘AOB-projecten’ periodiek aan het Ambtelijk Opdrachtgevers Beraad AOB, het Ministerieel Opdrachtgevers Beraad (MOB) en de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën.

  • 5. De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

    DE MINISTER VAN FINANCIËN,

    resp. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

Artikel 5: Mandaat bedrijfsvoering

  • 1. De directeur Ontwikkeling en zijn plaatsvervangers hebben, binnen het kader van hun jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door respectievelijk de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, of de directeur Vastgoed van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Vastgoed gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën, mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot hun beleidsterrein genoemd in bijlage 1.

  • 2. De directeur Ontwikkeling en zijn plaatsvervangers rapporteren voor wat betreft bedrijfsvoeringaangelegenheden periodiek aan de Algemeen directeur Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf.

  • 3. De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door de functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.1

  • 4. Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. alle beslissingen betreffende de plaatsing, ontslag en bezoldiging van medewerkers vanaf schaal 15;

    • b. vaststellen van de formatie;

    • c. bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR);

    • d. (tijdelijke) plaatsing in het buitenland;

    • e. bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 8 en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties;

    • f. disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR);

    • g. schadeloosstelling (artikel 69 ARAR);

    • h. reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR);

    • i. vertrekregelingen;

    • j. ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).

  • 5. Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:

    • a. vaststelling feitelijk opgedragen functie;

    • b. (verlengde) aanstellingsbesluiten;

    • c. ver- en herplaatsing;

    • d. aanstelling in vaste dienst;

    • e. tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden;

    • f. toekenning extra periodieke verhoging;

    • g. onthouding van een periodieke verhoging;

    • h. wijziging van salarisschaal;

    • i. incidentele beloning voor bijzondere prestaties;

    • j. korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid.

  • 6. De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de onder lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt:

    DE MINISTER VAN FINANCIËN,

    namens deze,

    (handtekening)

    gevolgd door de naam en functie van de gemandateerde functionaris.

Artikel 6: Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.1

Artikel 7: Verantwoordelijkheden

De in artikel 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.

Artikel 8: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2009.

Artikel 9: Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling.

De plaatsvervangend secretaris-generaal,

A.S.M. Koeleman.

BIJLAGE 1 BIJ HET ORGANISATIE- EN MANDAATBESLUIT PROJECTDIRECTIE RIJKSVASTGOED- EN ONTWIKKELINGSBEDRIJF, DIRECTIE ONTWIKKELING (RVOB/DO)

De projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling (RVOB/DO) heeft de volgende hoofdtaken:

  • RVOB/DO draagt bij aan het document dat onder verantwoordelijkheid van een AOB-departement wordt opgesteld om als basis te kunnen dienen voor een zgn. go-/no go-besluit door het AOB over een opdracht aan RVOB/DO voor het opstellen van een business case;

  • RVOB/DO maakt in opdracht van het AOB business cases (financieel sluitende ruimtelijke plannen inclusief concept-uitvoeringsafspraken) voor complexe, multidepartementale gebiedsontwikkelingsprojecten;

  • RVOB/DO geeft daarbij gestalte aan de eenheid van het Rijk door op basis van een AOB-mandaat alle betrokken departementen in het project te vertegenwoordigen en waar nodig opdrachten te geven aan vastgoeddiensten van het Rijk;

  • RVOB/DO is verantwoordelijk voor de aansturing van het tijdelijk beheer van de overtollige rijksobjecten in de projecten waarvoor het een business case opstelt;

  • RVOB/DO geeft op verzoek van een AOB-departement adviezen over de aanpak van ruimtelijke projecten, in het bijzonder over de mogelijkheden voor financiële optimalisaties

TOELICHTING

Algemeen

Dit Organisatie- en mandaatbesluit projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling volgt uit het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën. In het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën is de hoofdstructuur van het ministerie met bijbehorende taken en verantwoordelijkheden tot en met het directieniveau vastgelegd en zijn mandaten aan de ambtelijke leiding toegekend. In separate besluiten van de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal wordt vervolgens de organisatiestructuur onder het directieniveau vastgelegd en worden de mandaten aan directeuren en hun ondergeschikten toegekend. In het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën wordt de ambtelijke leiding de bevoegdheid gegeven om met instemming van de secretaris-generaal tijdelijke directies in te stellen.

Met voorliggend organisatie- en mandaatbesluit wordt de projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling ingesteld. Ook wordt in dit besluit het mandaat aan de directeur en aan de eventueel onder die directeur ressorterende functionarissen toegekend. Door middel van dit specifieke Organisatie- en mandaatbesluit projectdirectie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Ontwikkeling (RVOB/DO) is de verankering binnen het ministerie van Financiën geborgd.

Dit besluit begint met het vaststellen van de structuur en taken van RVOB/DO. Daarmee wordt tevens de verantwoordelijkheid van de directeur vastgelegd; in lijn met het departementsbrede mandaatbesluit is de directeur verantwoordelijk voor zijn gehele beleidsterrein, inclusief bijbehorende bedrijfsvoering. Het budgethouderschap wordt geregeld in artikel 3. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt in twee soorten mandaten: mandaten voor de primaire processen en mandaten voor de bedrijfsvoering.

Met primaire processen wordt gedoeld op al hetgeen betrekking heeft op de in bijlage 1 vastgelegde taken (beleidsterreinen) van RVOB/DO. De bedrijfsvoering is al hetgeen nodig is om die taken te kunnen uitvoeren. In lijn met het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit is het in dit besluit toegekende mandaat voor de primaire processen ruim: de directeur is bevoegd tot het nemen van besluiten betreffende alle aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein. Ook ten aanzien van de bedrijfsvoering geldt een ruim mandaat.

Afgezien van enkele besluiten die op grond van het departementsbrede organisatie- en mandaatbesluit aan de secretaris-generaal (SG) zijn voorbehouden en enkele in dit besluit vastgelegde voorbehouden aan de plaatsvervangend secretaris-generaal (PSG) is de directeur RVOB/DO bevoegd tot het nemen van alle besluiten betreffende bedrijfsvoeringsaangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein. De directeur RVOB, Directie Ontwikkeling legt voor wat betreft de bedrijfsvoeringaspecten periodiek verantwoording af aan de directeur van het RVOB, Directie Vastgoed in zijn hoedanigheid van Algemeen directeur van het RVOB. Dit met het oog op de met het RVOB, Directie Vastgoed (voorheen Domeinen OZ) te vormen fusieorganisatie RVOB. In verband met deze fusie is tevens afgesproken dat de directeuren Ontwikkeling en Vastgoed elkaar vervangen bij afwezigheid. Deze wijze van vervanging is opgenomen in het bij dit besluit horende mandaatregister (bijlage 2).

Uiteraard geldt voor het mandaat dat een en ander geldt binnen eventueel door de minister of door de SG dan wel PSG gegeven richtlijnen. Bovendien geldt dat mandaathouders zich er altijd van dienen te vergewissen of een bepaald besluit dermate – politiek – zwaarwegend is dat overleg met de mandaatgever nodig is alvorens van het mandaat gebruik wordt gemaakt. In die gevallen hebben mandaathouders dan ook overleg met de bewindspersoon die het aangaat en/of met de plaatsvervangend secretaris-generaal. In het bij dit besluit horende mandaatregister (bijlage 2) worden parafen en handtekeningen van mandaathouders vastgelegd alsmede de concrete bevoegdheden van deze functionarissen.

Artikelgewijs

Artikel 2: Organisatie, taken en verantwoordelijkheden

Onder bedrijfsvoering wordt verstaan de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen om de gestelde (beleids)doelstellingen te kunnen realiseren.

Artikel 3 Budgethouderschap

Budgethouders zijn verantwoordelijk voor een adequaat financieel beheer. Onder financieel beheer wordt verstaan:

  • Een ordelijke begrotingsvoorbereiding;

  • Een doelmatige en rechtmatige begrotingsuitvoering;

  • Een juiste, volledige en tijdige registratie van financiële transacties;

  • Een adequate opzet, goede werking en actuele beschrijving van de administratieve organisatie (bestuurlijke informatieverzorging).

Het financieel beheer moet voldoen aan wet- en regelgeving, o.a. aan het handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (HAFIR). Daarnaast moet het financieel beheer voldoen aan de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ. Deze kunnen de vorm hebben van aanschrijvingen (bijvoorbeeld aanschrijvingen voor de begroting, het jaarverslag en de concernrapportages).

Artikel 4 Mandaat primaire processen

Het mandaat dat aan de genoemde functionarissen is gegeven, is weinig geclausuleerd. Dat is in lijn met de gedragscode Begrotingsuitvoering en Financieel Beheer waarin een grote eigen verantwoordelijkheid voor het lijnmanagement wordt bepleit. De genoemde functionarissen hebben in het kader van de jaarplannen – en binnen eventueel gegeven richtlijnen door of namens de minister, SG, PSG – mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden die behoren tot hun beleidsterrein.

Artikel 5 Mandaat bedrijfsvoeringsaangelegenheden

Artikel 5 regelt het mandaat voor bedrijfsvoeringsaangelegenheden. Ook dit mandaat is weinig geclausuleerd. Wel zijn enige bevoegdheden voorbehouden aan de plaatsvervangend secretaris-generaal. Deze betreffen voornamelijk bevoegdheden inzake personele beslissingen ten aanzien van functionarissen vanaf schaal 15. Het gaat om beslissingen waarbij een extra zorgvuldigheidswaarborg dient te worden ingebouwd in de besluitvorming, omdat deze beslissingen onomkeerbare gevolgen kunnen hebben en om consistentie in de beslissingen te bevorderen. Deze voorbehouden betreffen zowel het nemen als het afdoen en ondertekenen van de genoemde besluiten. Dit laat onverlet dat op basis van artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën ook aan de secretaris-generaal enkele besluiten zijn voorbehouden met betrekking tot functionarissen vanaf schaal 15. Bovendien zijn besluiten over benoeming, beloning en ontslag van leden van de TopManagementGroep (schalen 19) toegekend aan de minister van BZK.

Artikel 6 Mandaatregister

Om controle uit te kunnen oefenen op de uitoefening van de verleende mandaten, is een mandaatregister gecreëerd. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.

Artikel 7 Verantwoordelijkheden

Bij de uitoefening van het mandaat moet rekening worden gehouden met wet- en regelgeving. Hier valt ook de interne regelgeving onder die de status rood, blauw of groen heeft gekregen. Ook kunnen de minister, de SG en de PSG nog specifieke richtlijnen hebben gegeven. Daarnaast kan er nog sprake zijn van de functionele aanwijzingen van de directeur FEZ.

Artikel 8 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin ze wordt geplaatst.


XNoot
1

De bij dit besluit behorende bijlage 2 is te raadplegen op www.minfin.nl/Organisatie/Organisatieschema/Organisatie_en_mandaatbesluiten.

Naar boven