Wijziging Leidraad Invordering 2008

9 juli 2009

Nr. CPP2009/1047M

Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling, Sector Ontwerp, procesketen Inning

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

ARTIKEL I

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, 122, laatstelijk gewijzigdbij besluit van 11 februari 2009, nr. CPP2008/2552M, Stcrt. 2009, 38, wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 1.1.2., de tekst bij het derde gedachtestreepje, wordt vervangen door:

echtgenoot:

de echtgenoot bedoeld in artikel 3 van de Wwb of de echtgenoot bedoeld in artikel 3 van de Wet investeren in jongeren.

B

In artikel 1.1.5. wordt ‘hoofdstuk 4, afdeling 5.2’ vervangen door: titels 4.1 tot en met 4.3, artikel 4:125, titel 5.2.

C

Artikel 7.1. wordt gewijzigd als volgt.

a. De tweede volzin wordt vervangen door: Bij betaling op het postkantoor, hetzij door middel van storting van contant geld hetzij met een pinpas, geldt als tijdstip van betaling de eerste werkdag volgend op de dag van de storting of pin-transactie.

b. In de laatste volzin wordt ‘Bij betaling’ vervangen door: Bij rechtstreekse betaling aan de Belastingdienst.

D

In artikel 9.1., eerste volzin, wordt ‘oktober’ vervangen door: november.

E

In artikel 14, aanhef, wordt ‘artikel 14 van de wet’ vervangen door: artikel 4:116 van de Awb en artikel 14 van de wet.

F

Artikel 14.1. vervalt.

G

Artikel 14.2.9. wordt gewijzigd als volgt.

a. In de laatste volzin wordt na ‘Belastingdienst’ ingevoegd: waar de belastingdeurwaarder die de zaken weg wil voeren werkzaam is.

b. Na de laatste volzin wordt toegevoegd: Het wegvoeren van motorrijtuigen naar aanleiding van een zogenaamde Automatic Number Plate Recognition-actie, vindt slechts plaats na verkregen toestemming van de daartoe door de voorzitter van het managementteam aangewezen functionaris.

H

Artikel 14.2.18., eerste volzin, wordt vervangen door: De ontvanger verhaalt de openstaande schuld waarvoor het beslag roerende zaken is gelegd op de executieopbrengst, inclusief de daarin begrepen omzetbelasting. Voordat de opbrengst op de openstaande schuld wordt afgeboekt, worden eerst de kosten van executie verrekend. De ontvanger boekt de opbrengst vervolgens af met inachtneming van het bepaalde bij artikel 7 van deze leidraad.

I

Artikel 16 vervalt.

J

In artikel 22.8.3., laatste volzin, wordt ‘de verzetprocedure alleen wordt gebruikt om de invordering te traineren’ vervangen door: het opschorten van de invordering de belangen van de Staat schaadt.

K

In artikel 22a en artikel 23 wordt de volzin ‘Er zijn in deze leidraad op de artikelen 22a en 23 van de wet geen beleidsregels gemaakt.’ vervangen door: In aansluiting op artikel 22a van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het bijzondere verhaalsrecht in relatie tot autoverhuurbedrijven en leasemaatschappijen. Er zijn in deze leidraad op artikel 23 van de wet geen beleidsregels gemaakt.

22a.1. Autoverhuurbedrijven en leasemaatschappijen

Motorrijtuigen die toebehoren aan autoverhuurbedrijven of leasemaatschappijen zullen in beginsel geen voorwerp zijn van het bijzondere verhaalsrecht van artikel 22a van de wet. Dit is slechts anders als sprake is van misbruik of als de belasting die betrekking heeft op het betreffende motorrijtuig niet is betaald. In het laatste geval blijft de toepassing van het verhaalsrecht beperkt tot die belasting.

L

In artikel 24.5., eerste volzin, wordt ‘artikel 24, tweede lid’ vervangen door: artikel 24, eerste lid.

M

In artikel 24.6.1., eerste volzin, wordt ‘artikel 24, vijfde lid’ vervangen door: artikel 24, vierde lid.

N

Artikel 26.2.12. wordt gewijzigd als volgt.

a. In de vierde volzin na de eerste formule wordt ‘de daadwerkelijk ontvangen basislening wordt aangeduid met S’ vervangen door: de daadwerkelijk ontvangen lening van de IB-groep wordt aangeduid met S.

b. In de voorlaatste volzin wordt ‘studiefinanciering zelfs geheel’ vervangen door: studiefinanciering voor een groot deel of zelfs geheel.

O

In artikel 27, aanhef, wordt ‘artikel 27 van de wet’ vervangen door: afdeling 4.4.3.van de Awb en artikel 27 van de wet.

P

Artikel 27.3. wordt gewijzigd als volgt.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Stuiting van de verjaring door betekening van een dwangbevel.

b. De eerste volzin vervalt.

Q

Artikel 49.3.3. wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt na ‘aansprakelijk worden gesteld’ ingevoegd:, mits die mogelijkheid uitdrukkelijk in de beschikking is vermeld.

b. De tweede volzin vervalt.

R

In artikel 73.4.4., eerste volzin, vervalt ‘of een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling van de Belastingdienst’.

S

Artikel 75.6., de tekst bij het laatste gedachtestreepje, wordt vervangen door: Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de wet, en de belastingschuldige binnen twee werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet de openstaande belastingschuld betaalt.

T

Artikel 75.8. wordt vervangen door:

75.8. Versnelde invordering en vervolgingskosten

Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de wet, vermeldt de belastingdeurwaarder in de akte van betekening bij het dwangbevel dat de in verband met die maatregelen berekende vervolgingskosten niet verschuldigd zijn als de openstaande belastingschuld binnen twee werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet wordt betaald.

U

Na artikel 79.13. wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80 Invordering en Awb

In dit artikel is beleid opgenomen met betrekking tot artikel 4:121 van de Awb.

80.1. Tenuitvoerlegging termijndwangbevel

Een eenmaal ingestelde vervolging voor één of meer van de vervallen termijnen van de belastingaanslag wordt met dezelfde voortvarendheid voltooid als de eindvervolging.

Als echter moet worden overgegaan tot lijfsdwang voor alle tot het moment van tenuitvoerlegging vervallen termijnen, dan kunnen in die tenuitvoerlegging niet worden begrepen de termijnen die zijn vervallen na de termijn(en) waarvoor het dwangbevel is uitgevaardigd.

Voor die nader vervallen termijnen moet wel eerst een aanmaning worden verzonden, waarna voor die termijnen een eigen dwangbevel kan worden uitgevaardigd.

ARTIKEL II

Het besluit van 20 april 1995, nr. AFZ95/1271, vervalt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat onderdeel A in werking treedt op 1 oktober 2009.

Den Haag, 9 juli 2009

De staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

De inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 juli 2009 en de daaraan gekoppelde aanpassingen van de Invorderingswet 1990 vormen de aanleiding de Leidraad Invordering 2008 op een aantal plaatsen te wijzigen. De onderdelen B, D, E, F, I, L, M, O, P en U geven hier uitvoering aan en worden hierna eerst toegelicht.

De wijziging van onderdeel B vloeit voort uit de aanpassing van artikel 1, lid 2, van de Invorderingswet 1990, dat het toepassingsbereik van de Awb regelt, in verband met de invoering van de nieuwe titel 4.4. ‘Bestuursrechtelijke geldschulden’ in de Awb.

De wijziging van de onderdeel D is het gevolg van de aanpassing van artikel 9, lid 5, van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot de voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die in het belastingjaar waar de aanslag betrekking op heeft wordt opgelegd maar slechts één betalingstermijn kent. Het vervallen van artikel 14, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 in verband met de inwerkingtreding van artikel 4:116 van de Awb is de reden voor de wijziging van de onderdelen E en F. Hetzelfde geldt voor de onderdelen I en U die verband houden met het vervallen van artikel 16 van de Invorderingswet 1990 omdat het nieuwe artikel 4:121 van de Awb daarvoor in de plaats treedt. De wijzigingen in de onderdelen L en M zijn het gevolg van het vervallen van artikel 24, lid 1, van de Invorderingswet 1990 in verband met het nieuwe artikel 4:93 van de Awb. De wijzigingen van de onderdelen O en P houden verband met het vervallen van de tekst van het huidige artikel 27 in de Invorderingswet 1990 in verband met de afdeling over de verjaring in de Awb die daarvoor in de plaats treedt. De onderdelen S en T vloeien voort uit het nieuwe artikel 4:122 van de Awb dat voorschrijft dat het dwangbevel in ieder geval de kosten van het dwangbevel dient te vermelden. Dit artikel noopt tot een inhoudelijke wijziging van het beleid met betrekking tot de verschuldigdheid van kosten van vervolging in het geval van versnelde invordering. Het oude beleid – inhoudende dat ingeval van versnelde invordering de kosten van vervolging pas na verloop van twee werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet in rekening worden gebracht als gedurende die periode de belastingschuld niet wordt betaald – is om die reden gewijzigd in een beleid om de kosten van vervolging van versnelde invordering wél direct in rekening te brengen, zij het onder de ontbindende voorwaarde van betaling van de belastingschuld binnen twee werkdagen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de Leidraad Invordering 2008 ook op een aantal andere plaatsen te wijzigen. Het betreft de wijzigingen in de onderdelen A, C, G, H, J, K, N, Q, en R.

In onderdeel A wordt de definitie van ‘echtgenoot’ aangepast aan de nieuwe definitie van dit begrip zoals dat met ingang van 1 oktober 2009 komt te luiden in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

Onderdeel C brengt een verduidelijking aan in het beleid omtrent het betalingstijdstip dat geldt voor betalingen die met behulp van een pinpas worden gedaan op het postkantoor met het oogmerk om belasting te voldoen. Voor dergelijke betalingen geldt voortaan hetzelfde beleid als voor contante stortingen op het postkantoor.

Onderdeel G brengt, naast een redactionele wijziging, een nuancering aan in het beleidsvoorschrift dat voor het wegvoeren van inbeslaggenomen zaken toestemming nodig is van de (plaatsvervangend) voorzitter van het managementteam van het organisatieonderdeel waar de belastingdeurwaarder die de zaak wil wegvoeren werkzaam is. Bij zogenaamde ANPR-acties, die vaak in de avonduren plaats vinden, is er om praktische redenen voor gekozen om het verlenen van de benodigde toestemming over te laten aan een ter plekke aanwezige functionaris, daartoe gevolmachtigd door de voorzitter van het managementteam.

Onderdeel H strekt ertoe om het invorderingsbeleid dat eerder was vastgelegd in het besluit AFZ95/1271 van 20 april 1995 over de heffing van omzetbelasting bij executoriale verkoop, in de Leidraad Invordering 2008 vast te leggen. Het besluit AFZ95/1271 heeft hierdoor zijn belang verloren en wordt ingetrokken.

Onderdeel J vervangt de term ‘traineren van de invordering’ door een op meerdere plaatsen in de Leidraad Invordering 2008 gebruikte omschrijving van de belangenafweging die de ontvanger moet maken bij zijn beslissing om de invordering op te schorten in verband met een door de belastingschuldige gestarte procedure. Onderdeel K introduceert aanvullend beleid bij het bijzondere verhaalsrecht van de ontvanger bij de invordering van naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting.

In onderdeel N worden enkele verduidelijkingen aangebracht in de tekst over het kwijtscheldingsbeleid ten aanzien van studenten. Onderdeel Q brengt een voorwaarde aan in de bevoegdheid van de ontvanger om aansprakelijk te stellen voor belastingschuld waarvoor de belastingschuldige een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ heeft gekregen. Dit is voortaan alleen mogelijk als de beschikking de mededeling bevat dat een derde aansprakelijk kan worden gesteld voor de betaling van de schuld in kwestie en de belastingschuldige mogelijk wel met een regresvordering kan worden geconfronteerd.

Tenslotte, herstelt de wijziging van onderdeel R een onvolkomenheid in deze Leidraad, ontstaan als gevolg van de herziening van de Leidraad Invordering 1990.

Naar boven