De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening
(EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet
voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L
273);
Gelet op de artikelen 17, 81c en 81d
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
Besluit:
ARTIKEL I
Aan artikel 5.1.6 van de Regeling tijdelijke
maatregelen dierziekten1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling wordt aan de media bekend gemaakt en treedt op
10 juli 2009, om 17.00 uur in werking.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
overeenkomstig het door de Minister
genomen besluit:
de Directeur-Generaal van het
Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
A.M. Burger.
TOELICHTING
§ 1. Algemeen
Ter bestrijding van Q-koorts zijn met een eerdere wijziging van de
Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten (Stcrt 2009, nr. 1698) een aantal
hygiënevoorschriften uit het hygiëneprotocol opgelegd aan de sector. Deze
voorschriften zijn neergelegd in artikel 5.1.6 van de regeling. Het artikel
bevat een aantal preventieve voorschriften ten aanzien van mest die afkomstig
is van bedrijven waar meer dan 50 schapen of geiten worden gehouden voor
melkproductie. Mest die afkomstig is van deze bedrijven mag niet worden
opgeslagen, vervoerd en uitgereden. Het artikel bevat daarnaast een aantal
uitzonderingen op het verbod. Het vervoers- en opslagverbod is niet van
toepassing als de mest adequaat is afgedekt. Voor het vervoer geldt daarnaast
dat dit rechtstreeks, zonder tussenopslag, dient te geschieden naar het
landbouwbedrijf waar de mest zal worden gebruikt. Tot slot is het uitrijverbod
niet van toepassing indien de mest onmiddellijk na het uitrijden wordt
ondergewerkt of wanneer de mest drie maanden is gecomposteerd.
Het bureau Risicobeoordeling heeft op verzoek van de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een advies uitgebracht over het risico van
verdere verspreiding van Q-koorts via mest. Dit advies is op 10 juli 2009
gepubliceerd. Het bureau Risicobeoordeling adviseert onder andere de
mogelijkheden voor afvoer van mest van niet met Q-koorts besmette bedrijven,
waar meer dan 50 schapen of geiten worden gehouden voor melkproductie, te
verruimen. Het wordt daarom thans ook toegestaan om de mest van deze bedrijven
te vervoeren naar een erkende composteerinstallatie, waar compost van de mest
wordt gemaakt. Voorwaarde is dat de mest hier, bij compostering,
gepasteuriseerd wordt (verhitting bij 70 graden Celsius gedurende minimaal een
uur). Het is mogelijk pasteurisatie bij compostering van de mest toe te staan
omdat de Q-koorts bacterie hierdoor onschadelijk wordt gemaakt. Deze wijziging
verruimt de mogelijkheden voor het bedrijfsleven voor afvoer en verwerking van
mest.
§ 2. Administratieve lasten
Onderhavige wijziging levert geen verandering van de
administratieve lasten op.
§ 3. Vaste verandermomenten (VVM)
De regeling zal aan de media bekend worden gemaakt en op 10 juli
2009 in werking treden. Daarmee wordt afgeweken van het LNV-beleid van vaste
verandermomenten voor regelgeving, die inhouden dat nieuwe regelingen slechts
op 1 januari of 1 juli in werking treden en publicatie minimaal drie maanden
voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Dit beleid is
neergelegd in de brief van de Minister van LNV van 28 april 2008 aan de
Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en
31 201, nr.
243). Het karakter van de regeling brengt echter met zich mee dat
afgeweken dient te worden van de uitgangspunten van de vaste verandermomenten
voor regelgeving.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
overeenkomstig het door de Minister
genomen besluit:
de Directeur-Generaal van het
Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
A.M. Burger.