Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 2009, nr. CZW/WVOB 2009-0000350074, tot wijziging van de Verplaatsingskostenregeling 1989 en enkele andere regelingen in verband met enkele wijzigingen in de tegemoetkoming voor woon-werkverkeer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op het Verplaatsingskostenbesluit 1989, het Reisbesluit binnenland, het Reisbesluit buitenland, artikel 21c van het Algemeen rijksambtenarenreglement, artikel 34c van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, artikel 8a, derde lid, van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, artikel 32, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en artikel 23, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders;

Besluit:

ARTIKEL I

De Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt ‘als genoemd in artikel 2 eerste lid, van de Reisregeling binnenland’ vervangen door: genoemd in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

B

Artikel 8a vervalt.

C

Artikel 11, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De betrokkene die met het openbaar vervoer reist en van de woning of het pension naar de opstaphalte van het openbaar vervoer met eigen vervoer meer dan een kilometer reist, dan wel van de uitstaphalte van het openbaar vervoer naar de plaats van tewerkstelling met eigen vervoer meer dan een kilometer reist, ontvangt voor dit traject dan wel voor beide trajecten een tegemoetkoming, die wordt berekend overeenkomstig de tegemoetkoming op grond van artikel 13, eerste lid. In afwijking van het eerste lid komt bij de toepassing van artikel 12 van het besluit het aansluitend openbaar vervoer anders dan de trein niet voor vergoeding of verstrekking van een vervoerbewijs in aanmerking, indien de betrokkene voor beide trajecten kiest voor de tegemoetkoming voor het gebruik van eigen vervoer. De keuze voor een tegemoetkoming voor eigen vervoer of voor aansluitend openbaar vervoer kan slechts worden gewijzigd bij wijziging van de reisroute of bij een tariefwijziging van het openbaar vervoer.

D

De artikelen 12 en 13 komen te luiden:

Artikel 12

  • 1. De berekening van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van het besluit, geschiedt per maand met behulp van de formule, genoemd in het derde lid, met een maximum van € 282,75 per maand of een evenredig deel daarvan bij gemiddeld minder dan 5 reisdagen per week. De in de eerste volzin genoemde berekeningswijze wordt slechts toegepast indien de betrokkene ten minste 150 dagen per kalenderjaar daadwerkelijk naar dezelfde plaats van tewerkstelling reist, dan wel een evenredig deel daarvan voor zover het recht op de tegemoetkoming in de loop van het kalenderjaar aanvangt, eindigt of wijzigt, of indien de ambtenaar reist op gemiddeld minder dan vijf dagen per week. De tegemoetkoming wordt beëindigd indien een aaneengesloten periode van meer dan zes weken niet wordt gereisd en wordt hervat met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarop het reizen wordt hervat.

  • 2. In andere gevallen dan die, genoemd in het eerste lid, tweede volzin, geschiedt de berekening van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12a, eerste lid van het besluit, per maand met behulp van de formule, genoemd in het vierde lid, met een maximum van € 15,86 per reisdag.

  • 3. De formule, bedoeld in het eerste lid, luidt:

    A x 2 x B x C/5 x D

     

    12

     
  • 4. De formule, bedoeld in het tweede lid, luidt:

    A × 2 × D × E

  • 5. In de formules, bedoeld in het derde en vierde lid lid, is:

    A: de rekenkundig op een decimaal achter de komma afgeronde enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, berekend met toepassing van het zesde lid;

    B: 214, zijnde het reguliere aantal reisdagen per jaar;

    C: het rekenkundig op twee decimalen achter de komma afgeronde gemiddelde aantal reisdagen per week;

    D: € 0,15, zijnde de tegemoetkoming per kilometer;

    E: het totale aantal daadwerkelijke reisdagen per maand.

  • 6. De enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt berekend met gebruikmaking van de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter beschikking gestelde routeplanner. De afstand wordt gemeten met behulp van de postcodes van het begin- en eindpunt. Voor situaties waarin deze voorziening niet of niet goed voorziet, beslist het bevoegd gezag over het in aanmerking te nemen aantal kilometers.

Artikel 13

  • 1. De betrokkene, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, van het besluit, ontvangt een tegemoetkoming, berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 12, met dien verstande dat:

    • a. het maximum van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12, eerste lid, per maand € 45,– bedraagt;

    • b. het maximum van de tegemoetkoming per reisdag, bedoeld in artikel 12, tweede lid, € 2,52 bedraagt;

    • c. de tegemoetkoming per kilometer € 0,05 bedraagt.

  • 2. De betrokkene, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, van het besluit, ontvangt een tegemoetkoming, berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 12, met dien verstande dat:

    • a. in de formule D € 0,15 is, voor zover de tegemoetkoming betrekking heeft op de dagen waarop de betrokkene blijkens een verklaring per fiets reist, of € 0,05, voor zover de tegemoetkoming betrekking heeft op de overige dagen;

    • b. het maximale bedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid, volgens de volgende formule wordt berekend:

      A/5 * × + B/5 * Y

      waarbij:

      A is het gemiddeld aantal reisdagen per week, waarop blijkens een schriftelijke verklaring de afstand per fiets wordt afgelegd;

      B is het gemiddeld aantal overige reisdagen per week;

      X is het maximale bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid;

      Y is het maximale bedrag, genoemd in het eerste lid, onder a.

    • c. het maximale bedrag, genoemd in artikel 12, tweede lid, van toepassing is op het daadwerkelijke aantal reisdagen per maand, waarop de afstand per fiets is afgelegd en het maximale bedrag, genoemd in het eerste lid, onder b, van toepassing is op de daadwerkelijke overige reisdagen per maand..

  • 3. Het bevoegd gezag kan van de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, verlangen dat deze zijn reispatroon, opgegeven in de in artikel 12b, tweede lid, van het besluit bedoelde verklaring, niet vaker dan een maal per kalenderjaar wijzigt.

E

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 7. Voor de bepaling van de reistijd, bedoeld in artikel 12a, tweede lid, onder e, van het besluit, wordt uitgegaan van de route met de minste reistijd berekend met de ANWB-routeplanner.

F

De artikelen 12 en 13 worden als volgt gewijzigd:

1. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘€ 282,75’ vervangen door € 315,82 en wordt ‘150 dagen per jaar’ vervangen door: 128 dagen per jaar.

2. In artikel 12, tweede lid, wordt ‘€ 15,86’ vervangen door: € 17,71.

3. In artikel 12, vierde lid, en artikel 13, tweede lid, wordt ‘€ 0,15’ vervangen door: € 0,16.

4. In artikel 13, eerste lid, worden ‘€ 45’ en ‘€ 2,52’ vervangen door respectievelijk ‘€ 47,44’ en ‘€ 2,66’.

G

Artikel 13a vervalt.

H

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘als genoemd in artikel 3 van de Reisregeling binnenland’ vervangen door: , genoemd in artikel 3, eerste volzin, van de Reisregeling binnenland.

ARTIKEL II

De Reisregeling binnenland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De toepassing van het eerste lid geschiedt per kalenderjaar.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 toegekend als voorschot.

3. In het vijfde lid wordt ‘de gekozen periode’ vervangen door: het desbetreffende kalenderjaar.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor een tegemoetkoming is toegekend.

5. Het zevende lid vervalt.

B

In artikel 4a, zesde lid, wordt ‘de artikelen 12 en 13’ vervangen door: de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13.

ARTIKEL III

De Reisregeling buitenland wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De toepassing van het eerste lid geschiedt per kalenderjaar.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, toegekend als voorschot.

3. In het vijfde lid wordt ‘de gekozen periode’ vervangen door: het desbetreffende kalenderjaar.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor een tegemoetkoming is toegekend.

5. Het zevende lid vervalt.

B

In artikel 2a, zesde lid, wordt ‘de artikelen 12 en 13’ vervangen door: de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13.

ARTIKEL IV

In artikel 6a van de Regeling rechtspositie burgemeesters, artikel 6a van de Regeling rechtspositie commissarissen van de Koning, artikel 4a van de Regeling rechtspositie wethouders en artikel 4a van de Regeling rechtspositie gedeputeerden wordt ‘artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989’ vervangen door: artikel 4a van de Reisregeling binnenland en artikel 2a van de Reisregeling buitenland.

ARTIKEL V

De IKAP-regeling rijkspersoneel wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 10. Een aanvraag die betrekking heeft op de bestemmingsmogelijkheid, genoemd in artikel 6, tweede lid, onder h, wordt per kalenderjaar ingediend. Het bevoegd gezag beslist vóór 1 november op de aanvraag en gaat bij honorering van de aanvraag over tot uitkering in de maand november van het betreffende kalenderjaar. Indien het dienstverband in de loop van het kalenderjaar wordt beëindigd, geldt in plaats van de maand november de laatste maand van het dienstverband.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd.

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • e. de eindejaarsuitkering, mits deze wordt ingezet voor de bestemmingsmogelijkheid, genoemd in het tweede lid, onder h.

2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • h. een aanvulling op de tegemoetkoming voor woon-werkverkeer bij of krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 tot maximaal het verschil tussen het bedrag van de tegemoetkoming en het bedrag dat voor de in het zevende lid bedoelde kilometers belastingvrij mag worden vergoed.

3. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De ambtenaar kan voor de in het tweede lid, onder h, genoemde bestemmingsmogelijkheid uitsluitend afzien van zijn in het eerste lid, onder a, genoemde aanspraak voor zover die aanspraak betrekking heeft op de maand waarin tot uitkering wordt overgegaan, bedoeld in artikel 2, tiende lid, en van zijn in het eerste lid, onder e, genoemde aanspraak.

  • 7. De in het tweede lid, onder h, genoemde vergoeding wordt gebaseerd op de kilometers berekend overeenkomstig artikel 12, zesde lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989. De reisafstand, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989 komt uitsluitend in aanmerking als deze meer dan een kilometer is.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met dien verstande dat:

  • artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel B, en artikel III, onderdeel B, van deze regeling in werking treden met ingang van 1 september 2009

  • artikel I, onderdelen D en G, artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel A, en artikel IV van deze regeling terugwerken tot en met 1 juli 2008;

  • artikel I, onderdeel E, van deze regeling terugwerkt tot en met 1 oktober 2008 en vervalt met ingang van 1 januari 2011;

  • artikel I, onderdeel F, en artikel V van deze regeling terugwerken tot en met 1 januari 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Algemeen

Met de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel is in het voorjaar van 2008 overeenstemming bereikt over een vanaf 1 juli 2008 in te voeren aanpassing van de bestaande voorziening voor het woon-werkverkeer. Met de centrales is daarbij afgesproken om bijzondere aandacht te besteden aan een tegemoetkoming voor de ambtenaren die voor het woon-werkverkeer gebruik (willen) maken van de fiets.1

In januari 2009 zijn de afspraken aangevuld met een oplossing voor werknemers met minder goede voorzieningen van het openbaar vervoer in de regio waar men woonachtig is. Die oplossing werkt terug tot en met 1 oktober 2008.

Op basis van de opgedane ervaringen met de nieuwe vervoersvoorzieningen zijn tevens aanvullende afspraken gemaakt om te komen tot een kilometervergoeding voor het gebruik van eigen vervoer naar de opstapplaats van het openbaar vervoer en over de mogelijkheid om het gebruik van de fiets af te wisselen met het gebruik van ander eigen vervoer. De oorspronkelijke afspraken gingen uit van het fietsgebruik op alle reisdagen, wat voor ambtenaren die ondanks dat ze graag naar hun werk fietsen soms toch bezwaarlijk was.

Het gebruik van het openbaar vervoer blijft het uitgangspunt voor het woon-werkverkeer van de rijksambtenaar. Om dit te stimuleren is sinds 2005 voor de gehele sector Rijk een openbaar vervoercontract van toepassing. De bestaande voorziening voor het gebruik van het openbaar vervoer (volledige vergoeding per 2e klasse of verstrekking van vervoersbewijzen) blijft dan ook ongewijzigd. Nieuw is echter dat de ambtenaar die met de fiets naar zijn vertrekpunt van het openbaar vervoer gaat of van zijn aankomstpunt naar de plaats van tewerkstelling, vanaf 1 juli 2008 een tegemoetkoming in gemaakte stallingkosten ontvangt. Vanaf 1 september 2009 wordt deze tegemoetkoming ‘ingeruild’ voor de met de centrales van overheidspersoneel overeengekomen afspraak om de lage tegemoetkoming per kilometer toe te passen voor het gebruik van eigen vervoer naar de opstaphalte en vanaf het aankomstpunt van het openbaar vervoer. Ook de ambtenaar die naar de opstaphalte van het openbaar vervoer loopt maakt gebruik van ‘eigen vervoer’.

Als de ambtenaar geen gebruik maakt (of kan maken) van het openbaar vervoer, bood de tot 1 juli 2008 geldende voorziening voor het woon-werkverkeer:

  • a. een tegemoetkoming in de reiskosten als de plaats van tewerkstelling niet met het openbaar vervoer bereikbaar is, of

  • b. een tegemoetkoming van 25% van de tegemoetkoming genoemd in a. als de plaats van tewerkstelling wel met het openbaar vervoer bereikbaar is, maar betrokkene daarvan geen gebruik maakt.

Voor de berekening van deze tegemoetkoming werd uitgegaan van de afstand tussen de woning en het werk, waarbij vier afstandklassen (0 tot 10, 10 tot 15, 15 tot 20 en meer dan 20 kilometer) werden gehanteerd. Deze systematiek sloot aan op de (vervallen) aftrekpost voor woon-werkverkeer die tot 1 januari 2004 in de inkomstenbelasting bestond.

Vanaf 1 juli 2008 verbetert de tegemoetkoming op een aantal punten. Ten eerste wordt de tegemoetkoming niet meer gebaseerd op afstandklassen, maar op de op basis van de postcodes te bepalen afstand in kilometers van de woning naar het werk. Voor de onder a. en b. genoemde situaties zal respectievelijk een hoge tegemoetkoming per kilometer (per 1 juli 2008: € 0,15 en per 1 januari 2009: € 0,16) en een lage tegemoetkoming ter grootte van een derde deel daarvan (per 1 juli 2008: € 0,05) worden gehanteerd. Voor de ambtenaar wordt op de dagen dat hij de volledige afstand van zijn woning naar de plaats van tewerkstelling met de fiets aflegt de hoge tegemoetkoming per kilometer toegepast. Tot 1 september 2009 kan de ambtenaar van deze voorziening slechts gebruik maken als op alle dagen gefietst wordt. Vanaf 1 september 2009 (zie het gewijzigde artikel 12b vierde lid van het Verplaatsingskostenbesluit) kan de ambtenaar er ook voor kiezen om een deel van de reisdagen met de fiets (tegen de hoge tegemoetkoming) en het andere deel met ander eigen vervoer (tegen de lage tegemoetkoming) te reizen.Tot 1 juli 2008 was de fietsende ambtenaar veelal uitsluitend aangewezen op de lage tegemoetkoming.

De hoge tegemoetkoming per kilometer is gebaseerd op het gemiddelde NS kilometertarief voor de 2e klasse en is gemaximeerd op het bedrag behorend bij de grootverbruikcontract-prijs van een OV jaarkaart 2e klasse.

Voor de ambtenaar die wel van het openbaar vervoer gebruik kan maken, maar daarvan af ziet en niet per fiets reist, geldt niet alleen een aanmerkelijk lagere tegemoetkoming per kilometer (een derde deel van de hoge tegemoetkoming per kilometer), maar ook een aanmerkelijk lager maximum. De beperkte tegemoetkoming blijft een stimulans om gebruik te maken van het openbaar vervoer of, vanaf 1 juli 2008, van de fiets.

Zowel de tegemoetkoming per kilometer als de maximale bedragen worden jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2009) aangepast met de procentuele wijziging van de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse van de NS. De uitkomsten van die aanpassing worden rekenkundig afgerond op hele centen.

In de onderhavige regeling wordt de berekening van de nieuwe tegemoetkoming uitgewerkt. Voor de berekening zal gebruik gemaakt worden van een aan de werkgevers in de sector Rijk beschikbaar gestelde routeplanner. Door gebruik te maken van een in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (en vanaf 1-1-2009 als gevolg van het Belastingpan 2009 in de Wet op de loonbelasting 1964) aangereikte praktische formule kan de tegemoetkoming voor de ambtenaar die hoofdzakelijk naar dezelfde plaats van tewerkstelling reist, de vorm krijgen van een vast bedrag per maand.

De tegemoetkoming in de verhuiskosten van € 1361,34 komt te vervallen. Voor deze tegemoetkoming zijn de argumenten, die tot invoering leidden (zie verder de toelichting bij artikel I, onderdeel B), thans niet meer van toepassing. Het recht op deze tegemoetkoming vervalt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst. Op die dag zal ook, door plaatsing in het Staatsblad, artikel 8a van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vervallen.

In de IKAP-regeling wordt de mogelijkheid geboden om het salaris en/of de eindejaarsuitkering van de maand november als bron in te zetten voor een aanvullende vergoeding van de kosten van het eigen vervoer. Deze mogelijkheid is fiscaal aantrekkelijk.

Met het oog op genoemde wijzigingen wordt de Verplaatsingskostenregeling 1989 en de IKAP-regeling rijkspersoneel aangepast. Het Verplaatsingskostenbesluit 1989 is eveneens aangepast met het oog op genoemde wijzigingen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en H

De wijzigingen in de onderdelen A en H betreffen technische wijzigingen, die noodzakelijk werden doordat de verwijzingen, genoemd in de artikelen 4 en 14, tweede lid, niet meer actueel zijn, sinds de inwerkingtreding van een wijziging in verband met de formalisering van rechtspositionele aanspraken en aanpassing aan gewijzigde wetgeving.2

Onderdeel B

De tegemoetkoming in verhuiskosten (van € 1361,34) zonder dat voor de verhuizing opdracht is gegeven, waarbij de betrokkene zich met de verhuizing binnen een afstand van 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling heeft gevestigd, vervalt. Deze tegemoetkoming diende ter compensatie van het verlies van de aanspraak op een tegemoetkoming in de dagelijkse kosten van het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling voor afstanden tot 10 kilometer enkele reis. Bij de wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 c.a. per 1 januari 2004 verviel de eigen bijdrage in de kosten van het woon-werkverkeer en bestond met ingang van die datum ook aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten voor enkele reisafstanden tussen 0 en 10 kilometer. Op dat moment had de vorenbedoelde tegemoetkoming in verhuiskosten geen bestaansrecht meer.

Ten gevolge hiervan vervallen artikel 3, vierde, zesde en achtste lid, en artikel 8a van het Verplaatsingskostenbesluit. Artikel 8a van de regeling dient daarom te vervallen, aangezien daarvoor geen grondslag meer bestaat.

Onderdeel C

De vergoeding voor stallingkosten bij gebruik van de fiets aan één of aan beide kanten van het openbaar vervoertraject wordt afgeschaft. In plaats daarvan wordt met ingang van 1 september 2009 een vaste tegemoetkoming per kilometer geïntroduceerd voor het traject van de woning naar het vertrekpunt van het openbaar vervoer en voor het traject van het punt van aankomst van dat vervoer naar de plaats van tewerkstelling. De tegemoetkoming wordt per traject slechts toegekend indien deze meer bedraagt dan een kilometer. De keuze voor de grens van een kilometer is afgeleid van dezelfde afstand die gehanteerd wordt tussen de halte van het openbaar vervoer en de plaats van tewerkstelling om te bepalen of doelmatig met openbaar vervoer gereisd kan worden. Het bedrag voor kleinere afstanden dan een kilometer zou in geen verhouding staan tot de administratieve lasten voor het toekennen van zo’n tegemoetkoming.

De tegemoetkoming wordt berekend overeenkomstig de vaste tegemoetkoming per kilometer voor eigen vervoer in artikel 13, eerste lid (€ 0,05 cent per kilometer).

Onderdeel D

In de artikelen 12 en 13 van de regeling wordt de in de artikelen 12a en 12b van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 opgenomen tegemoetkoming voor de ambtenaar die geen gebruik van het openbaar vervoer maakt nader uitgewerkt.

Ter vervanging van de (uit 2003 daterende en op inmiddels vervallen bepalingen uit de Wet op de inkomstenbelasting gebaseerde ) tabelbedragen en de daarvan afgeleide procentuele tegemoetkomingen, wordt een hoge (1-1-2008: € 0,15 en 1-1-2009: € 0,16) en een lage (1-1-2008: € 0,05) tegemoetkoming per kilometer geïntroduceerd.

De hoge tegemoetkoming is bedoeld voor situaties waarin de plaats van tewerkstelling niet doelmatig per openbaar vervoer is te bereiken en voor situaties waarin de ambtenaar er voor kiest om tot 1 september 2009 op alle en vanaf 1 september 2009 op een of meer reisdagen per week de volledige afstand woning-werk per fiets af te leggen. Deze tegemoetkoming is gebaseerd op het gemiddelde NS-kilometertarief voor de 2e klasse.

De lage tegemoetkoming is bedoeld voor situaties waarin de plaats van tewerkstelling wel doelmatig per openbaar vervoer is te bereiken, maar de ambtenaar om persoonlijke redenen kiest om op andere wijze dan per openbaar vervoer zijn plaats van tewerkstelling te bereiken en ook geen gebruik maakt van de nieuwe voorziening voor het gebruik van de fiets. Deze lage tegemoetkoming bedraagt per kilometer een derde deel van de hoge tegemoetkoming per kilometer.

Bij de berekening van de reisafstand zal gebruik worden gemaakt van de bij P-Direkt in gebruik zijnde routeplanner, die voor alle ministeries toegankelijk is gemaakt. Deze is te vinden via het thema ‘Personeel’ op Rijksweb. De planner voorzag in eerste instantie uitsluitend in de bepaling van de snelste route, maar bepaalt sinds 1 januari 2009 voor fietsers en bromfietsers de afstand op basis van de, veel gebruikelijker, kortste route. De afstand wordt door de routeplanner berekend door gebruik te maken van de postcodes van het begin- en eindpunt van respectievelijk de woning en de plaats van tewerkstelling. In situaties waarin deze routeplanner niet of niet goed voorziet, beslist het bevoegd gezag over het in aanmerking te nemen aantal kilometers. Het kan daarbij bij voorbeeld gaan om onvoorziene of tijdelijk afwijkende omstandigheden. Ook de afstand met eigen vervoer naar en van de opstapplaats van het openbaar vervoer wordt in beginsel berekend aan de hand van de postcodes, hoewel wellicht niet van iedere opstapplaats een postcode bekend is.

Nieuwe versies van de routeplanner kunnen in individuele gevallen leiden tot een ander resultaat van de reisafstandberekening. Herberekening van alle reisafstanden vindt in beginsel eenmaal per jaar in januari plaats. Als dit leidt tot aanpassing van de eventuele aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten, wordt dit doorgevoerd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand.

De indexering van de tegemoetkoming per kilometer en de maximale bedragen geschiedt jaarlijks met ingang van 1 januari op basis van de procentuele wijziging van de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse van de NS. De uitkomsten worden rekenkundig afgerond op hele centen.

De meeste ambtenaren reizen hoofdzakelijk volgens een vast reispatroon naar dezelfde plaats van tewerkstelling. In de nieuwe voorziening is daarom gekozen voor een tegemoetkoming die maandelijks in de vorm van een vast bedrag betaalbaar gesteld kan worden. Er dient rekening gehouden te worden met fiscale bepalingen die gelden voor het verstrekken van vaste belastingvrije vergoedingen. De tegemoetkomingen worden daarom berekend met behulp van een formule die gebaseerd is op de in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (vanaf januari 2009 op grond van het Belastingplan 2009 overgeheveld naar de wet op de loonbelasting 1964) opgenomen bepaling voor het belastingvrij verstrekken van een vaste vergoeding ter zake van vervoer. De vaste vergoeding is belastingvrij als die wordt berekend op basis van ten hoogste € 0,19 per kilometer, alsof de betrokkene per kalenderjaar 214 dagen reist en dat ten minste op 70% daarvan (150 dagen) doet. Op basis van het Belastingplan 2009 wijzigt vanaf 1 januari 2009 het aantal dagen van 150 in 128. Die wijziging wordt in de Verplaatsingskostenregeling overgenomen.

Het aantal van 128 dagen wordt naar evenredigheid toegepast bij ambtenaren die op minder dan gemiddeld vijf dagen in de week reizen en in situaties, waarin de tegemoetkoming in de loop van het jaar aanvangt, eindigt of wijzigt. Voor de ambtenaar, die op 1 januari van een jaar op gemiddeld vijf dagen in de week reist, maar halverwege het jaar in deeltijd gaat werken en gemiddeld 2 dagen in de week reist betekent deze voorwaarde het volgende.

In het eerste half jaar dient betrokkene minimaal 64 dagen te reizen (50% van 128) en in het tweede halfjaar minimaal 26 (50% van 128 × 2/5).

In de 214 reisdagen is al rekening gehouden met dagen waarop als gevolg van ziekte, verlof, incidenteel thuiswerken en dergelijke niet gereisd wordt. De vaste tegemoetkoming wordt dan ook gedurende korte perioden waarin niet of minder is gereisd doorbetaald. Aansluitend bij overeenkomstige fiscale bepalingen3 zal de doorbetaling worden stopgezet na een aaneengesloten periode van afwezigheid van zes weken. De tegemoetkoming wordt daarna weer hervat met ingang van de maand volgende op die waarin het reizen weer is begonnen.

Wanneer de tegemoetkoming moet worden berekend over een gedeelte van de kalendermaand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

De formule houdt rekening met gemiddeld vijf reisdagen in de week. Werknemers in deeltijd dienen de tegemoetkoming naar evenredigheid toe te passen op basis van het aantal reisdagen. Ook werknemers, die er voor kiezen om de volledige werktijd van 36 uur te verdelen over gemiddeld vier dagen in de week, dienen hun tegemoetkoming naar evenredigheid (4/5) toe te passen.

Er zijn ambtenaren die niet hoofdzakelijk volgens een vast reispatroon naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen. Voor die ambtenaren is geen vaste maandelijkse tegemoetkoming van toepassing. Voor het berekenen van de tegemoetkoming voor die ambtenaren wordt uitgegaan van de werkelijke reisdagen. De tegemoetkoming voor één reisdag is gelijk aan het aantal kilometers enkele reis × 2 × € 0,05 of € 0,15. Om te komen tot vergelijkbare maximering als voor de ambtenaren met een vaste tegemoetkoming worden dagmaxima gehanteerd. Door uit te gaan van 214 reisdagen per jaar, zijn de dagmaxima met ingang van 1 juli 2008 als volgt vast gesteld:

  • € 282,75 × 12/214 is € 15,86 bij de hoge tegemoetkoming per kilometer.

  • € 45,00 × 12/214 is € 2,52 bij de lage tegemoetkoming per kilometer.

In artikel I, onderdeel F, wordt tevens voorzien in de aanpassing van de bedragen per 1 januari 2009.

De ambtenaar die de plaats van tewerkstelling doelmatig kan bereiken met het openbaar vervoer, maar tot 1 september 2009 op alle en vanaf 1 september 2009 op een of meer dagen per week per fiets reist, heeft op grond van artikel 12b, tweede en derde lid, van het besluit en artikel 13, tweede en derde lid, van de regeling voor die dagen aanspraak op de hoge tegemoetkoming per kilometer. Als dat de administratieve last beperkt kan het bevoegd gezag van de ambtenaar verlangen dat hij zijn keuze (hoeveel dagen met de fiets, hoeveel met ander eigen vervoer en dergelijke) niet vaker dan één keer per jaar maakt. Op de dagen dat blijkens de verklaring per fiets wordt gereisd, geldt de hoge tegemoetkoming per kilometer en op de overige reisdagen de lage tegemoetkoming per kilometer. De maximale bedragen worden naar evenredigheid van het aantal fietsdagen in verhouding tot het totale aantal reisdagen berekend.

Onderdeel E

Dit onderdeel betreft een uitwerking van de tijdelijke toevoeging aan de gronden, genoemd in artikel 12a, tweede lid, van het besluit. Deze toevoeging houdt in dat het bevoegd gezag van 1 oktober 2008 tot 1 januari 2011 de plaats van tewerkstelling in ieder geval als niet doelmatig met openbaar vervoer te bereiken beschouwt als de reistijd enkele reis van de woning naar de plaats van tewerkstelling per openbaar vervoer ten minste 2 uur bedraagt en met ten minste 45 minuten bekort wordt door met eigen vervoer te reizen. Het meten van de reistijd gebeurt op grond van het tijdelijke zevende lid van artikel 12 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 met behulp van de ANWB-routeplanner, aangezien de routeplanner die wordt gebruikt voor het meten van reisafstanden niet geschikt is gemaakt voor het aangeven van reistijden. De ANWB-routeplanner kan gebruikt worden zowel om de reistijd per openbaar vervoer aan te geven als de reistijd per auto.

De ANWB routeplanner baseert de reistijd met het openbaar vervoer op de informatie over de meest optimale route met de kortste reisduur, zoals ook te vinden is op www.9292ov.nl.

Voor de reistijd met eigen vervoer kan de planner rekening houden met de snelste, de kortste of een alternatieve (een combinatie van snelste en kortste) route. Uitgangspunt voor de beoordeling of de te besparen reistijd minimaal 45 minuten bedraagt is de route met de minste reistijd.

Onderdeel F

In dit artikel wordt een aantal bedragen in de Verplaatsingskostenregeling 1989 geïndexeerd met ingang van 1 januari 2009. Het maximumbedrag per maand van de hoge kilometervergoeding bedraagt een twaalfde deel van de per 1 januari 2009 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV jaarkaart 2e klasse. De maximale tegemoetkoming van de stallingkosten wordt verhoogd met de stijging van de consumentenprijs van 2,8%. De overige bedragen wijzigen op basis van de prijsstijging van 5,43% van het NS-deel in de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse. Tevens wordt het aantal van 150 dagen, genoemd in artikel 12, eerste lid, gewijzigd in 128 dagen. Achtergrond daarvan is de gewijzigde regeling in het Belastingplan 2009.

Onderdeel G

Artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 bevatte de mogelijkheid om fiscaal bovenmatige tegemoetkomingen voor reiskosten te salderen met de kilometervergoedingen voor dienstreizen op grond van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland, voor zover er fiscaal ruimte bestond om voor dienstreizen in dezelfde periode belastingvrij meer te vergoeden.

Deze zogenaamde salderingsregeling van artikel 13a heeft geen betekenis meer, omdat alle tegemoetkomingen waarop het artikel betrekking heeft, op grond van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 belastingvrij kunnen worden verstrekt. Het artikel is daarom geschrapt. De betreffende artikelen in de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland met betrekking tot de saldering van fiscaal bovenmatige vergoedingen voor dienstreizen blijven wel bestaan.

Artikelen II en III

De artikelen 4a van de Reisregeling binnenland en 2a van de Reisregeling buitenland bevatten een regeling om vergoeding van dienstreizen te salderen met de tegemoetkoming voor woon werkverkeer. Deze regeling wordt met terugwerkende kracht tot 1 juli 2008 aangepast aan het vervallen van artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 en aan de nieuwe wijze waarop het aantal kilometers voor woon-werkverkeer wordt vastgesteld. Het zesde lid van beide gelijkluidende artikelen is aangepast en het zevende lid is vervallen. In de praktijk is daarnaast gebleken, dat van de in het tweede lid geboden keuzemogelijkheid voor saldering per maand of kalenderjaar in de praktijk geen gebruik wordt gemaakt. De saldering wordt altijd op de fiscaal gunstigste manier, namelijk per kalenderjaar, toegepast.

De per 1 september 2009 in werking tredende wijziging van artikel 11, vierde lid, maakt een wijziging van het zesde lid van beide artikelen met ingang van diezelfde datum noodzakelijk.

Artikel IV

De verwijzingen in enkele andere rechtspositieregelingen naar artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 vervallen, aangezien dit artikel ingevolge artikel I, onderdeel E, vervalt en de salderingsregeling voor de tegemoetkoming voor woon-werkverkeer ook voor de groepen waarop bedoelde rechtspositieregelingen betrekking hebben, geen betekenis meer heeft.

Artikel V

Met de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel is in de overeenkomst over een nieuwe voorziening voor het woon-werkverkeer afgesproken om de ambtenaar vanaf 2009 in de IKAP-Regeling rijkspersoneel de mogelijkheid te bieden om af te zien van een aantal aanspraken in ruil voor een aanvullende belastingvrije kilometervergoeding. In een nader overleg met de centrales is afgesproken om de ruil in een keer aan het eind van het kalenderjaar te laten plaatsvinden.4 Dit beperkt de belasting van de administraties en de ambtenaar heeft op dat moment een redelijk inzicht in zijn kilometers op jaarbasis. In de uitwerking van deze afspraak is vastgesteld, dat het hanteren van de maand november voor de ambtenaar een aantrekkelijke keuze is, aangezien de eindejaarsuitkering specifiek voor dat doel als bron wordt toegevoegd. De ambtenaar kan dan het salaris van de maand november en de eindejaarsuitkering in november ‘ruilen’ voor een aanvulling op zijn belastingvrije kilometervergoeding. Samen met het salaris van de maand november biedt de eindejaarsuitkering, die een substantieel deel (vanaf 2010: 8,3%) van het inkomen vormt, een ruime mogelijkheid voor deze aanvulling op de kilometervergoeding. Voor de ambtenaar, van wie het dienstverband in de loop van het jaar eindigt geldt in plaats van de maand november de laatste maand van het dienstverband.

Met het oog op het bovenstaande zijn in artikel 6 van de IKAP-regeling rijkspersoneel de bestemmingsdoelen aangevuld met de nieuwe aanvulling op de tegemoetkoming in de kosten voor woon-werkverkeer en zijn de bronnen voor dit doel aangevuld met de eindejaarsuitkering. In artikel 2 van genoemde regeling is geregeld dat de aanvraag die betrekking heeft op de nieuwe bestemmingsmogelijkheid per kalenderjaar moet worden ingediend, en dat door het bevoegd gezag hierop wordt beslist voor 1 november van het betreffende kalenderjaar. Dit houdt op grond van artikel 2, derde lid, in dat een dergelijke aanvraag in principe voor 1 september van het kalenderjaar moet worden ingediend.

Voor ambtenaren die veel dienstreiskilometers tegen het hoge kilometertarief maken kan saldering (zie artikel II en III) aantrekkelijker zijn, dan het gebruik van IKAP.

De mogelijkheid om vergoedingen te salderen is sinds 2004 voor de ambtenaar beschikbaar. Gebruik maken van de aanvullende belastingvrije kilometervergoeding in de IKAP-regeling vermindert de fiscale ruimte die beschikbaar is voor salderen en omgekeerd. Het totaal van de vergoeding voor dienstreizen, de tegemoetkoming voor woonwerkverkeer en de aanvullende tegemoetkoming voor woon-werkverkeer mag belastingvrij niet meer dan thans € 0,19 per kilometer bedragen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.


XNoot
1

Circulaire Nieuwe voorziening woon-werkverkeer van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 april 2008, kenmerk 2008-0000181427 (Stcrt. 85).

XNoot
2

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 december 2007, nr. 2007-0000533662, DGBK/AOS/AO&IZ tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband met de formalisering van rechtspositionele aanspraken en aanpassing aan gewijzigde wetgeving (Stcrt. 247).

XNoot
3

Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 12 september 2008, nr. CPP2008/1810M, inzake loonheffingen, vervoer, reiskostenvergoedingen en privégebruik auto (Stcrt. 184).

XNoot
4

Zie hierover de circulaire van de minister van BZK inzake de IKAP kilometervergoeding woon-werkverkeer van 16 december 2008, kenmerk 2008-0000608378 (Stcrt. 2009, 7).

Naar boven