ARTIKEL I
De Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt als
volgt gewijzigd:
A
In artikel 4 wordt ‘als genoemd in artikel 2 eerste lid, van de
Reisregeling binnenland’ vervangen door: genoemd in artikel 2 van de
Reisregeling binnenland.
C
Artikel 11, vierde lid, komt te luiden:
4. De betrokkene die met het openbaar vervoer reist en van de
woning of het pension naar de opstaphalte van het openbaar vervoer met eigen
vervoer meer dan een kilometer reist, dan wel van de uitstaphalte van het
openbaar vervoer naar de plaats van tewerkstelling met eigen vervoer meer dan
een kilometer reist, ontvangt voor dit traject dan wel voor beide trajecten een
tegemoetkoming, die wordt berekend overeenkomstig de tegemoetkoming op grond
van artikel 13, eerste lid. In afwijking van het eerste lid komt bij de
toepassing van artikel 12 van het besluit het aansluitend openbaar vervoer
anders dan de trein niet voor vergoeding of verstrekking van een vervoerbewijs
in aanmerking, indien de betrokkene voor beide trajecten kiest voor de
tegemoetkoming voor het gebruik van eigen vervoer. De keuze voor een
tegemoetkoming voor eigen vervoer of voor aansluitend openbaar vervoer kan
slechts worden gewijzigd bij wijziging van de reisroute of bij een
tariefwijziging van het openbaar vervoer.
D
De artikelen 12 en 13 komen te luiden:
Artikel 12
1. De berekening van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel
12a, eerste lid, van het besluit, geschiedt per maand met behulp van de
formule, genoemd in het derde lid, met een maximum van € 282,75 per maand of
een evenredig deel daarvan bij gemiddeld minder dan 5 reisdagen per week. De in
de eerste volzin genoemde berekeningswijze wordt slechts toegepast indien de
betrokkene ten minste 150 dagen per kalenderjaar daadwerkelijk naar dezelfde
plaats van tewerkstelling reist, dan wel een evenredig deel daarvan voor zover
het recht op de tegemoetkoming in de loop van het kalenderjaar aanvangt,
eindigt of wijzigt, of indien de ambtenaar reist op gemiddeld minder dan vijf
dagen per week. De tegemoetkoming wordt beëindigd indien een aaneengesloten
periode van meer dan zes weken niet wordt gereisd en wordt hervat met ingang
van de eerste dag van de maand, volgend op die waarop het reizen wordt
hervat.
2. In andere gevallen dan die, genoemd in het eerste lid,
tweede volzin, geschiedt de berekening van de tegemoetkoming, bedoeld in
artikel 12a, eerste lid van het besluit, per maand met behulp van de formule,
genoemd in het vierde lid, met een maximum van € 15,86 per reisdag.
3. De formule, bedoeld in het eerste lid, luidt:
4. De formule, bedoeld in het tweede lid, luidt:
A × 2 × D × E
5. In de formules, bedoeld in het derde en vierde lid lid,
is:
A: de rekenkundig op een decimaal achter de komma afgeronde
enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, berekend
met toepassing van het zesde lid;
B: 214, zijnde het reguliere aantal reisdagen per
jaar;
C: het rekenkundig op twee decimalen achter de komma
afgeronde gemiddelde aantal reisdagen per week;
D: € 0,15, zijnde de tegemoetkoming per kilometer;
E: het totale aantal daadwerkelijke reisdagen per
maand.
6. De enkele reisafstand tussen de woning en de plaats van
tewerkstelling wordt berekend met gebruikmaking van de door Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter beschikking gestelde
routeplanner. De afstand wordt gemeten met behulp van de postcodes van het
begin- en eindpunt. Voor situaties waarin deze voorziening niet of niet goed
voorziet, beslist het bevoegd gezag over het in aanmerking te nemen aantal
kilometers.
Artikel 13
1. De betrokkene, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, van het
besluit, ontvangt een tegemoetkoming, berekend met overeenkomstige toepassing
van artikel 12, met dien verstande dat:
a. het maximum van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel
12, eerste lid, per maand € 45,– bedraagt;
b. het maximum van de tegemoetkoming per reisdag, bedoeld
in artikel 12, tweede lid, € 2,52 bedraagt;
c. de tegemoetkoming per kilometer € 0,05 bedraagt.
2. De betrokkene, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, van het
besluit, ontvangt een tegemoetkoming, berekend met overeenkomstige toepassing
van artikel 12, met dien verstande dat:
a. in de formule D € 0,15 is, voor zover de tegemoetkoming
betrekking heeft op de dagen waarop de betrokkene blijkens een verklaring per
fiets reist, of € 0,05, voor zover de tegemoetkoming betrekking heeft op de
overige dagen;
b. het maximale bedrag, bedoeld in artikel 12, eerste lid,
volgens de volgende formule wordt berekend:
A/5 * × + B/5 * Y
waarbij:
A is het gemiddeld aantal reisdagen per week, waarop
blijkens een schriftelijke verklaring de afstand per fiets wordt afgelegd;
B is het gemiddeld aantal overige reisdagen per
week;
X is het maximale bedrag, genoemd in artikel 12, eerste
lid;
Y is het maximale bedrag, genoemd in het eerste lid,
onder a.
c. het maximale bedrag, genoemd in artikel 12, tweede lid,
van toepassing is op het daadwerkelijke aantal reisdagen per maand, waarop de
afstand per fiets is afgelegd en het maximale bedrag, genoemd in het eerste
lid, onder b, van toepassing is op de daadwerkelijke overige reisdagen per
maand..
3. Het bevoegd gezag kan van de betrokkene, bedoeld in het
tweede lid, verlangen dat deze zijn reispatroon, opgegeven in de in
artikel 12b, tweede lid, van het besluit bedoelde verklaring, niet vaker dan
een maal per kalenderjaar wijzigt.
E
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
7. Voor de bepaling van de reistijd, bedoeld in artikel 12a,
tweede lid, onder e, van het besluit, wordt uitgegaan van de route met de
minste reistijd berekend met de ANWB-routeplanner.
F
De artikelen 12 en 13 worden als volgt gewijzigd:
1. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘€ 282,75’ vervangen door
€ 315,82 en wordt ‘150 dagen per jaar’ vervangen door: 128 dagen per
jaar.
2. In artikel 12, tweede lid, wordt ‘€ 15,86’ vervangen door:
€ 17,71.
3. In artikel 12, vierde lid, en artikel 13, tweede lid, wordt
‘€ 0,15’ vervangen door: € 0,16.
4. In artikel 13, eerste lid, worden ‘€ 45’ en ‘€ 2,52’ vervangen
door respectievelijk ‘€ 47,44’ en ‘€ 2,66’.
H
In artikel 14, tweede lid, wordt ‘als genoemd in artikel 3 van
de Reisregeling binnenland’ vervangen door: , genoemd in artikel 3, eerste
volzin, van de Reisregeling binnenland.
ARTIKEL II
De Reisregeling binnenland wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het vierde lid komt te luiden:
3. In het vijfde lid wordt ‘de gekozen periode’ vervangen door:
het desbetreffende kalenderjaar.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig
deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient
te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers,
vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de
Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor
een tegemoetkoming is toegekend.
5. Het zevende lid vervalt.
B
In artikel 4a, zesde lid, wordt ‘de artikelen 12 en 13’
vervangen door: de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13.
ARTIKEL III
De Reisregeling buitenland wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de
vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, toegekend als voorschot.
3. In het vijfde lid wordt ‘de gekozen periode’ vervangen door:
het desbetreffende kalenderjaar.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig
deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient
te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers,
vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de
Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor
een tegemoetkoming is toegekend.
5. Het zevende lid vervalt.
B
In artikel 2a, zesde lid, wordt ‘de artikelen 12 en 13’
vervangen door: de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13.
ARTIKEL IV
In artikel 6a van de Regeling rechtspositie
burgemeesters, artikel 6a van de Regeling rechtspositie commissarissen van de
Koning, artikel 4a van de Regeling rechtspositie wethouders en artikel 4a van
de Regeling rechtspositie gedeputeerden wordt ‘artikel 4a van de Reisregeling
binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de
Verplaatsingskostenregeling 1989’ vervangen door: artikel 4a van de
Reisregeling binnenland en artikel 2a van de Reisregeling buitenland.
ARTIKEL V
De IKAP-regeling rijkspersoneel wordt als volgt
gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
10. Een aanvraag die betrekking heeft op de
bestemmingsmogelijkheid, genoemd in artikel 6, tweede lid, onder h, wordt per
kalenderjaar ingediend. Het bevoegd gezag beslist vóór 1 november op de
aanvraag en gaat bij honorering van de aanvraag over tot uitkering in de maand
november van het betreffende kalenderjaar. Indien het dienstverband in de loop
van het kalenderjaar wordt beëindigd, geldt in plaats van de maand november de
laatste maand van het dienstverband.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd.
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, dat
luidt:
e. de eindejaarsuitkering, mits deze wordt ingezet voor de
bestemmingsmogelijkheid, genoemd in het tweede lid, onder h.
2. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, dat
luidt:
3. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd,
luidende:
6. De ambtenaar kan voor de in het tweede lid, onder h,
genoemde bestemmingsmogelijkheid uitsluitend afzien van zijn in het eerste lid,
onder a, genoemde aanspraak voor zover die aanspraak betrekking heeft op de
maand waarin tot uitkering wordt overgegaan, bedoeld in artikel 2, tiende lid,
en van zijn in het eerste lid, onder e, genoemde aanspraak.
7. De in het tweede lid, onder h, genoemde vergoeding wordt
gebaseerd op de kilometers berekend overeenkomstig artikel 12, zesde lid, van
de Verplaatsingskostenregeling 1989. De reisafstand, bedoeld in artikel 11,
vierde lid, van de Verplaatsingskostenregeling 1989 komt uitsluitend in
aanmerking als deze meer dan een kilometer is.
ARTIKEL VI
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met dien verstande
dat:
– artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel B, en artikel
III, onderdeel B, van deze regeling in werking treden met ingang van
1 september 2009
– artikel I, onderdelen D en G, artikel II, onderdeel A, artikel
III, onderdeel A, en artikel IV van deze regeling terugwerken tot en met 1 juli
2008;
– artikel I, onderdeel E, van deze regeling terugwerkt tot en met
1 oktober 2008 en vervalt met ingang van 1 januari 2011;
– artikel I, onderdeel F, en artikel V van deze regeling
terugwerken tot en met 1 januari 2009.
TOELICHTING
Algemeen
Met de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel is in het
voorjaar van 2008 overeenstemming bereikt over een vanaf 1 juli 2008 in te
voeren aanpassing van de bestaande voorziening voor het woon-werkverkeer. Met
de centrales is daarbij afgesproken om bijzondere aandacht te besteden aan een
tegemoetkoming voor de ambtenaren die voor het woon-werkverkeer gebruik
(willen) maken van de fiets.1
In januari 2009 zijn de afspraken aangevuld met een oplossing
voor werknemers met minder goede voorzieningen van het openbaar vervoer in de
regio waar men woonachtig is. Die oplossing werkt terug tot en met 1 oktober
2008.
Op basis van de opgedane ervaringen met de nieuwe
vervoersvoorzieningen zijn tevens aanvullende afspraken gemaakt om te komen tot
een kilometervergoeding voor het gebruik van eigen vervoer naar de opstapplaats
van het openbaar vervoer en over de mogelijkheid om het gebruik van de fiets af
te wisselen met het gebruik van ander eigen vervoer. De oorspronkelijke
afspraken gingen uit van het fietsgebruik op alle reisdagen, wat voor
ambtenaren die ondanks dat ze graag naar hun werk fietsen soms toch bezwaarlijk
was.
Het gebruik van het openbaar vervoer blijft het uitgangspunt voor
het woon-werkverkeer van de rijksambtenaar. Om dit te stimuleren is sinds 2005
voor de gehele sector Rijk een openbaar vervoercontract van toepassing. De
bestaande voorziening voor het gebruik van het openbaar vervoer (volledige
vergoeding per 2e klasse of verstrekking van vervoersbewijzen)
blijft dan ook ongewijzigd. Nieuw is echter dat de ambtenaar die met de fiets
naar zijn vertrekpunt van het openbaar vervoer gaat of van zijn aankomstpunt
naar de plaats van tewerkstelling, vanaf 1 juli 2008 een tegemoetkoming in
gemaakte stallingkosten ontvangt. Vanaf 1 september 2009 wordt deze
tegemoetkoming ‘ingeruild’ voor de met de centrales van overheidspersoneel
overeengekomen afspraak om de lage tegemoetkoming per kilometer toe te passen
voor het gebruik van eigen vervoer naar de opstaphalte en vanaf het
aankomstpunt van het openbaar vervoer. Ook de ambtenaar die naar de opstaphalte
van het openbaar vervoer loopt maakt gebruik van ‘eigen vervoer’.
Als de ambtenaar geen gebruik maakt (of kan maken) van het
openbaar vervoer, bood de tot 1 juli 2008 geldende voorziening voor het
woon-werkverkeer:
a. een tegemoetkoming in de reiskosten als de plaats van
tewerkstelling niet met het openbaar vervoer bereikbaar is, of
b. een tegemoetkoming van 25% van de tegemoetkoming genoemd in
a. als de plaats van tewerkstelling wel met het openbaar vervoer bereikbaar is,
maar betrokkene daarvan geen gebruik maakt.
Voor de berekening van deze tegemoetkoming werd uitgegaan van de
afstand tussen de woning en het werk, waarbij vier afstandklassen (0 tot 10, 10
tot 15, 15 tot 20 en meer dan 20 kilometer) werden gehanteerd. Deze systematiek
sloot aan op de (vervallen) aftrekpost voor woon-werkverkeer die tot 1 januari
2004 in de inkomstenbelasting bestond.
Vanaf 1 juli 2008 verbetert de tegemoetkoming op een aantal
punten. Ten eerste wordt de tegemoetkoming niet meer gebaseerd op
afstandklassen, maar op de op basis van de postcodes te bepalen afstand in
kilometers van de woning naar het werk. Voor de onder a. en b. genoemde
situaties zal respectievelijk een hoge tegemoetkoming per kilometer (per 1 juli
2008: € 0,15 en per 1 januari 2009: € 0,16) en een lage tegemoetkoming ter
grootte van een derde deel daarvan (per 1 juli 2008: € 0,05) worden gehanteerd.
Voor de ambtenaar wordt op de dagen dat hij de volledige afstand van zijn
woning naar de plaats van tewerkstelling met de fiets aflegt de hoge
tegemoetkoming per kilometer toegepast. Tot 1 september 2009 kan de ambtenaar
van deze voorziening slechts gebruik maken als op alle dagen gefietst wordt.
Vanaf 1 september 2009 (zie het gewijzigde artikel 12b vierde lid van het
Verplaatsingskostenbesluit) kan de ambtenaar er ook voor kiezen om een deel van
de reisdagen met de fiets (tegen de hoge tegemoetkoming) en het andere deel met
ander eigen vervoer (tegen de lage tegemoetkoming) te reizen.Tot 1 juli 2008
was de fietsende ambtenaar veelal uitsluitend aangewezen op de lage
tegemoetkoming.
De hoge tegemoetkoming per kilometer is gebaseerd op het
gemiddelde NS kilometertarief voor de 2e klasse en is gemaximeerd op
het bedrag behorend bij de grootverbruikcontract-prijs van een OV jaarkaart
2e klasse.
Voor de ambtenaar die wel van het openbaar vervoer gebruik kan
maken, maar daarvan af ziet en niet per fiets reist, geldt niet alleen een
aanmerkelijk lagere tegemoetkoming per kilometer (een derde deel van de hoge
tegemoetkoming per kilometer), maar ook een aanmerkelijk lager maximum. De
beperkte tegemoetkoming blijft een stimulans om gebruik te maken van het
openbaar vervoer of, vanaf 1 juli 2008, van de fiets.
Zowel de tegemoetkoming per kilometer als de maximale bedragen
worden jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2009) aangepast met de
procentuele wijziging van de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse
van de NS. De uitkomsten van die aanpassing worden rekenkundig afgerond op hele
centen.
In de onderhavige regeling wordt de berekening van de nieuwe
tegemoetkoming uitgewerkt. Voor de berekening zal gebruik gemaakt worden van
een aan de werkgevers in de sector Rijk beschikbaar gestelde routeplanner. Door
gebruik te maken van een in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (en vanaf
1-1-2009 als gevolg van het Belastingpan 2009 in de Wet op de loonbelasting
1964) aangereikte praktische formule kan de tegemoetkoming voor de ambtenaar
die hoofdzakelijk naar dezelfde plaats van tewerkstelling reist, de vorm
krijgen van een vast bedrag per maand.
De tegemoetkoming in de verhuiskosten van € 1361,34 komt te
vervallen. Voor deze tegemoetkoming zijn de argumenten, die tot invoering
leidden (zie verder de toelichting bij artikel I, onderdeel B), thans niet meer
van toepassing. Het recht op deze tegemoetkoming vervalt met ingang van de
tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt
geplaatst. Op die dag zal ook, door plaatsing in het Staatsblad, artikel 8a van
het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vervallen.
In de IKAP-regeling wordt de mogelijkheid geboden om het salaris
en/of de eindejaarsuitkering van de maand november als bron in te zetten voor
een aanvullende vergoeding van de kosten van het eigen vervoer. Deze
mogelijkheid is fiscaal aantrekkelijk.
Met het oog op genoemde wijzigingen wordt de
Verplaatsingskostenregeling 1989 en de IKAP-regeling rijkspersoneel aangepast.
Het Verplaatsingskostenbesluit 1989 is eveneens aangepast met het oog op
genoemde wijzigingen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en H
De wijzigingen in de onderdelen A en H betreffen technische
wijzigingen, die noodzakelijk werden doordat de verwijzingen, genoemd in de
artikelen 4 en 14, tweede lid, niet meer actueel zijn, sinds de
inwerkingtreding van een wijziging in verband met de formalisering van
rechtspositionele aanspraken en aanpassing aan gewijzigde wetgeving.2
Onderdeel B
De tegemoetkoming in verhuiskosten (van € 1361,34) zonder dat
voor de verhuizing opdracht is gegeven, waarbij de betrokkene zich met de
verhuizing binnen een afstand van 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling
heeft gevestigd, vervalt. Deze tegemoetkoming diende ter compensatie van het
verlies van de aanspraak op een tegemoetkoming in de dagelijkse kosten van het
reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling voor afstanden tot
10 kilometer enkele reis. Bij de wijziging van het Verplaatsingskostenbesluit
1989 c.a. per 1 januari 2004 verviel de eigen bijdrage in de kosten van het
woon-werkverkeer en bestond met ingang van die datum ook aanspraak op een
tegemoetkoming in de reiskosten voor enkele reisafstanden tussen 0 en 10
kilometer. Op dat moment had de vorenbedoelde tegemoetkoming in verhuiskosten
geen bestaansrecht meer.
Ten gevolge hiervan vervallen artikel 3, vierde, zesde en
achtste lid, en artikel 8a van het Verplaatsingskostenbesluit. Artikel 8a van
de regeling dient daarom te vervallen, aangezien daarvoor geen grondslag meer
bestaat.
Onderdeel C
De vergoeding voor stallingkosten bij gebruik van de fiets
aan één of aan beide kanten van het openbaar vervoertraject wordt afgeschaft.
In plaats daarvan wordt met ingang van 1 september 2009 een vaste
tegemoetkoming per kilometer geïntroduceerd voor het traject van de woning naar
het vertrekpunt van het openbaar vervoer en voor het traject van het punt van
aankomst van dat vervoer naar de plaats van tewerkstelling. De tegemoetkoming
wordt per traject slechts toegekend indien deze meer bedraagt dan een
kilometer. De keuze voor de grens van een kilometer is afgeleid van dezelfde
afstand die gehanteerd wordt tussen de halte van het openbaar vervoer en de
plaats van tewerkstelling om te bepalen of doelmatig met openbaar vervoer
gereisd kan worden. Het bedrag voor kleinere afstanden dan een kilometer zou in
geen verhouding staan tot de administratieve lasten voor het toekennen van zo’n
tegemoetkoming.
De tegemoetkoming wordt berekend overeenkomstig de vaste
tegemoetkoming per kilometer voor eigen vervoer in artikel 13, eerste lid
(€ 0,05 cent per kilometer).
Onderdeel D
In de artikelen 12 en 13 van de regeling wordt de in de
artikelen 12a en 12b van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 opgenomen
tegemoetkoming voor de ambtenaar die geen gebruik van het openbaar vervoer
maakt nader uitgewerkt.
Ter vervanging van de (uit 2003 daterende en op inmiddels
vervallen bepalingen uit de Wet op de inkomstenbelasting gebaseerde )
tabelbedragen en de daarvan afgeleide procentuele tegemoetkomingen, wordt een
hoge (1-1-2008: € 0,15 en 1-1-2009: € 0,16) en een lage (1-1-2008: € 0,05)
tegemoetkoming per kilometer geïntroduceerd.
De hoge tegemoetkoming is bedoeld voor situaties waarin de
plaats van tewerkstelling niet doelmatig per openbaar vervoer is te bereiken en
voor situaties waarin de ambtenaar er voor kiest om tot 1 september 2009 op
alle en vanaf 1 september 2009 op een of meer reisdagen per week de volledige
afstand woning-werk per fiets af te leggen. Deze tegemoetkoming is gebaseerd op
het gemiddelde NS-kilometertarief voor de 2e klasse.
De lage tegemoetkoming is bedoeld voor situaties waarin de
plaats van tewerkstelling wel doelmatig per openbaar vervoer is te bereiken,
maar de ambtenaar om persoonlijke redenen kiest om op andere wijze dan per
openbaar vervoer zijn plaats van tewerkstelling te bereiken en ook geen gebruik
maakt van de nieuwe voorziening voor het gebruik van de fiets. Deze lage
tegemoetkoming bedraagt per kilometer een derde deel van de hoge tegemoetkoming
per kilometer.
Bij de berekening van de reisafstand zal gebruik worden
gemaakt van de bij P-Direkt in gebruik zijnde routeplanner, die voor alle
ministeries toegankelijk is gemaakt. Deze is te vinden via het thema
‘Personeel’ op Rijksweb. De planner voorzag in eerste instantie uitsluitend in
de bepaling van de snelste route, maar bepaalt sinds 1 januari 2009 voor
fietsers en bromfietsers de afstand op basis van de, veel gebruikelijker,
kortste route. De afstand wordt door de routeplanner berekend door gebruik te
maken van de postcodes van het begin- en eindpunt van respectievelijk de woning
en de plaats van tewerkstelling. In situaties waarin deze routeplanner niet of
niet goed voorziet, beslist het bevoegd gezag over het in aanmerking te nemen
aantal kilometers. Het kan daarbij bij voorbeeld gaan om onvoorziene of
tijdelijk afwijkende omstandigheden. Ook de afstand met eigen vervoer naar en
van de opstapplaats van het openbaar vervoer wordt in beginsel berekend aan de
hand van de postcodes, hoewel wellicht niet van iedere opstapplaats een
postcode bekend is.
Nieuwe versies van de routeplanner kunnen in individuele
gevallen leiden tot een ander resultaat van de reisafstandberekening.
Herberekening van alle reisafstanden vindt in beginsel eenmaal per jaar in
januari plaats. Als dit leidt tot aanpassing van de eventuele aanspraak op een
tegemoetkoming in de reiskosten, wordt dit doorgevoerd met ingang van de
eerstvolgende kalendermaand.
De indexering van de tegemoetkoming per kilometer en de
maximale bedragen geschiedt jaarlijks met ingang van 1 januari op basis van de
procentuele wijziging van de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse
van de NS. De uitkomsten worden rekenkundig afgerond op hele centen.
De meeste ambtenaren reizen hoofdzakelijk volgens een vast
reispatroon naar dezelfde plaats van tewerkstelling. In de nieuwe voorziening
is daarom gekozen voor een tegemoetkoming die maandelijks in de vorm van een
vast bedrag betaalbaar gesteld kan worden. Er dient rekening gehouden te worden
met fiscale bepalingen die gelden voor het verstrekken van vaste belastingvrije
vergoedingen. De tegemoetkomingen worden daarom berekend met behulp van een
formule die gebaseerd is op de in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
(vanaf januari 2009 op grond van het Belastingplan 2009 overgeheveld naar de
wet op de loonbelasting 1964) opgenomen bepaling voor het belastingvrij
verstrekken van een vaste vergoeding ter zake van vervoer. De vaste vergoeding
is belastingvrij als die wordt berekend op basis van ten hoogste € 0,19 per
kilometer, alsof de betrokkene per kalenderjaar 214 dagen reist en dat ten
minste op 70% daarvan (150 dagen) doet. Op basis van het Belastingplan 2009
wijzigt vanaf 1 januari 2009 het aantal dagen van 150 in 128. Die wijziging
wordt in de Verplaatsingskostenregeling overgenomen.
Het aantal van 128 dagen wordt naar evenredigheid toegepast
bij ambtenaren die op minder dan gemiddeld vijf dagen in de week reizen en in
situaties, waarin de tegemoetkoming in de loop van het jaar aanvangt, eindigt
of wijzigt. Voor de ambtenaar, die op 1 januari van een jaar op gemiddeld vijf
dagen in de week reist, maar halverwege het jaar in deeltijd gaat werken en
gemiddeld 2 dagen in de week reist betekent deze voorwaarde het volgende.
In het eerste half jaar dient betrokkene minimaal 64 dagen te
reizen (50% van 128) en in het tweede halfjaar minimaal 26 (50% van 128 ×
2/5).
In de 214 reisdagen is al rekening gehouden met dagen waarop
als gevolg van ziekte, verlof, incidenteel thuiswerken en dergelijke niet
gereisd wordt. De vaste tegemoetkoming wordt dan ook gedurende korte perioden
waarin niet of minder is gereisd doorbetaald. Aansluitend bij overeenkomstige
fiscale bepalingen3 zal de doorbetaling worden stopgezet na een
aaneengesloten periode van afwezigheid van zes weken. De tegemoetkoming wordt
daarna weer hervat met ingang van de maand volgende op die waarin het reizen
weer is begonnen.
Wanneer de tegemoetkoming moet worden berekend over een
gedeelte van de kalendermaand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het
maandbedrag te delen door het aantal dagen van de desbetreffende
kalendermaand.
De formule houdt rekening met gemiddeld vijf reisdagen in de
week. Werknemers in deeltijd dienen de tegemoetkoming naar evenredigheid toe te
passen op basis van het aantal reisdagen. Ook werknemers, die er voor kiezen om
de volledige werktijd van 36 uur te verdelen over gemiddeld vier dagen in de
week, dienen hun tegemoetkoming naar evenredigheid (4/5) toe te passen.
Er zijn ambtenaren die niet hoofdzakelijk volgens een vast
reispatroon naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen. Voor die ambtenaren
is geen vaste maandelijkse tegemoetkoming van toepassing. Voor het berekenen
van de tegemoetkoming voor die ambtenaren wordt uitgegaan van de werkelijke
reisdagen. De tegemoetkoming voor één reisdag is gelijk aan het aantal
kilometers enkele reis × 2 × € 0,05 of € 0,15. Om te komen tot vergelijkbare
maximering als voor de ambtenaren met een vaste tegemoetkoming worden dagmaxima
gehanteerd. Door uit te gaan van 214 reisdagen per jaar, zijn de dagmaxima met
ingang van 1 juli 2008 als volgt vast gesteld:
– € 282,75 × 12/214 is € 15,86 bij de hoge tegemoetkoming per
kilometer.
– € 45,00 × 12/214 is € 2,52 bij de lage tegemoetkoming per
kilometer.
In artikel I, onderdeel F, wordt tevens voorzien in de
aanpassing van de bedragen per 1 januari 2009.
De ambtenaar die de plaats van tewerkstelling doelmatig kan
bereiken met het openbaar vervoer, maar tot 1 september 2009 op alle en vanaf
1 september 2009 op een of meer dagen per week per fiets reist, heeft op grond
van artikel 12b, tweede en derde lid, van het besluit en artikel 13, tweede en
derde lid, van de regeling voor die dagen aanspraak op de hoge tegemoetkoming
per kilometer. Als dat de administratieve last beperkt kan het bevoegd gezag
van de ambtenaar verlangen dat hij zijn keuze (hoeveel dagen met de fiets,
hoeveel met ander eigen vervoer en dergelijke) niet vaker dan één keer per jaar
maakt. Op de dagen dat blijkens de verklaring per fiets wordt gereisd, geldt de
hoge tegemoetkoming per kilometer en op de overige reisdagen de lage
tegemoetkoming per kilometer. De maximale bedragen worden naar evenredigheid
van het aantal fietsdagen in verhouding tot het totale aantal reisdagen
berekend.
Onderdeel E
Dit onderdeel betreft een uitwerking van de tijdelijke
toevoeging aan de gronden, genoemd in artikel 12a, tweede lid, van het besluit.
Deze toevoeging houdt in dat het bevoegd gezag van 1 oktober 2008 tot 1 januari
2011 de plaats van tewerkstelling in ieder geval als niet doelmatig met
openbaar vervoer te bereiken beschouwt als de reistijd enkele reis van de
woning naar de plaats van tewerkstelling per openbaar vervoer ten minste 2 uur
bedraagt en met ten minste 45 minuten bekort wordt door met eigen vervoer te
reizen. Het meten van de reistijd gebeurt op grond van het tijdelijke zevende
lid van artikel 12 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 met behulp van de
ANWB-routeplanner, aangezien de routeplanner die wordt gebruikt voor het meten
van reisafstanden niet geschikt is gemaakt voor het aangeven van reistijden. De
ANWB-routeplanner kan gebruikt worden zowel om de reistijd per openbaar vervoer
aan te geven als de reistijd per auto.
De ANWB routeplanner baseert de reistijd met het openbaar
vervoer op de informatie over de meest optimale route met de kortste reisduur,
zoals ook te vinden is op www.9292ov.nl.
Voor de reistijd met eigen vervoer kan de planner rekening
houden met de snelste, de kortste of een alternatieve (een combinatie van
snelste en kortste) route. Uitgangspunt voor de beoordeling of de te besparen
reistijd minimaal 45 minuten bedraagt is de route met de minste reistijd.
Onderdeel F
In dit artikel wordt een aantal bedragen in de
Verplaatsingskostenregeling 1989 geïndexeerd met ingang van 1 januari 2009. Het
maximumbedrag per maand van de hoge kilometervergoeding bedraagt een twaalfde
deel van de per 1 januari 2009 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV
jaarkaart 2e klasse. De maximale tegemoetkoming van de
stallingkosten wordt verhoogd met de stijging van de consumentenprijs van 2,8%.
De overige bedragen wijzigen op basis van de prijsstijging van 5,43% van het
NS-deel in de prijs van een OV jaarkaart 2e klasse. Tevens wordt het aantal van
150 dagen, genoemd in artikel 12, eerste lid, gewijzigd in 128 dagen.
Achtergrond daarvan is de gewijzigde regeling in het Belastingplan 2009.
Onderdeel G
Artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 bevatte
de mogelijkheid om fiscaal bovenmatige tegemoetkomingen voor reiskosten te
salderen met de kilometervergoedingen voor dienstreizen op grond van het
Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland, voor zover er fiscaal
ruimte bestond om voor dienstreizen in dezelfde periode belastingvrij meer te
vergoeden.
Deze zogenaamde salderingsregeling van artikel 13a heeft geen
betekenis meer, omdat alle tegemoetkomingen waarop het artikel betrekking
heeft, op grond van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 belastingvrij
kunnen worden verstrekt. Het artikel is daarom geschrapt. De betreffende
artikelen in de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland met
betrekking tot de saldering van fiscaal bovenmatige vergoedingen voor
dienstreizen blijven wel bestaan.
Artikelen II en III
De artikelen 4a van de Reisregeling binnenland en 2a van de
Reisregeling buitenland bevatten een regeling om vergoeding van dienstreizen te
salderen met de tegemoetkoming voor woon werkverkeer. Deze regeling wordt met
terugwerkende kracht tot 1 juli 2008 aangepast aan het vervallen van artikel
13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 en aan de nieuwe wijze waarop het
aantal kilometers voor woon-werkverkeer wordt vastgesteld. Het zesde lid van
beide gelijkluidende artikelen is aangepast en het zevende lid is vervallen. In
de praktijk is daarnaast gebleken, dat van de in het tweede lid geboden
keuzemogelijkheid voor saldering per maand of kalenderjaar in de praktijk geen
gebruik wordt gemaakt. De saldering wordt altijd op de fiscaal gunstigste
manier, namelijk per kalenderjaar, toegepast.
De per 1 september 2009 in werking tredende wijziging van
artikel 11, vierde lid, maakt een wijziging van het zesde lid van beide
artikelen met ingang van diezelfde datum noodzakelijk.
Artikel IV
De verwijzingen in enkele andere rechtspositieregelingen naar
artikel 13a van de Verplaatsingskostenregeling 1989 vervallen, aangezien dit
artikel ingevolge artikel I, onderdeel E, vervalt en de salderingsregeling voor
de tegemoetkoming voor woon-werkverkeer ook voor de groepen waarop bedoelde
rechtspositieregelingen betrekking hebben, geen betekenis meer heeft.
Artikel V
Met de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel is in de
overeenkomst over een nieuwe voorziening voor het woon-werkverkeer afgesproken
om de ambtenaar vanaf 2009 in de IKAP-Regeling rijkspersoneel de mogelijkheid
te bieden om af te zien van een aantal aanspraken in ruil voor een aanvullende
belastingvrije kilometervergoeding. In een nader overleg met de centrales is
afgesproken om de ruil in een keer aan het eind van het kalenderjaar te laten
plaatsvinden.4 Dit beperkt de belasting van de administraties en de
ambtenaar heeft op dat moment een redelijk inzicht in zijn kilometers op
jaarbasis. In de uitwerking van deze afspraak is vastgesteld, dat het hanteren
van de maand november voor de ambtenaar een aantrekkelijke keuze is, aangezien
de eindejaarsuitkering specifiek voor dat doel als bron wordt toegevoegd. De
ambtenaar kan dan het salaris van de maand november en de eindejaarsuitkering
in november ‘ruilen’ voor een aanvulling op zijn belastingvrije
kilometervergoeding. Samen met het salaris van de maand november biedt de
eindejaarsuitkering, die een substantieel deel (vanaf 2010: 8,3%) van het
inkomen vormt, een ruime mogelijkheid voor deze aanvulling op de
kilometervergoeding. Voor de ambtenaar, van wie het dienstverband in de loop
van het jaar eindigt geldt in plaats van de maand november de laatste maand van
het dienstverband.
Met het oog op het bovenstaande zijn in artikel 6 van de
IKAP-regeling rijkspersoneel de bestemmingsdoelen aangevuld met de nieuwe
aanvulling op de tegemoetkoming in de kosten voor woon-werkverkeer en zijn de
bronnen voor dit doel aangevuld met de eindejaarsuitkering. In artikel 2 van
genoemde regeling is geregeld dat de aanvraag die betrekking heeft op de nieuwe
bestemmingsmogelijkheid per kalenderjaar moet worden ingediend, en dat door het
bevoegd gezag hierop wordt beslist voor 1 november van het betreffende
kalenderjaar. Dit houdt op grond van artikel 2, derde lid, in dat een
dergelijke aanvraag in principe voor 1 september van het kalenderjaar moet
worden ingediend.
Voor ambtenaren die veel dienstreiskilometers tegen het hoge
kilometertarief maken kan saldering (zie artikel II en III) aantrekkelijker
zijn, dan het gebruik van IKAP.
De mogelijkheid om vergoedingen te salderen is sinds 2004 voor
de ambtenaar beschikbaar. Gebruik maken van de aanvullende belastingvrije
kilometervergoeding in de IKAP-regeling vermindert de fiscale ruimte die
beschikbaar is voor salderen en omgekeerd. Het totaal van de vergoeding voor
dienstreizen, de tegemoetkoming voor woonwerkverkeer en de aanvullende
tegemoetkoming voor woon-werkverkeer mag belastingvrij niet meer dan thans
€ 0,19 per kilometer bedragen.
De Minister van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst.