Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2009, nr. WJZ/2009/132105 (2693), tot wijziging van de Subsidieregeling kinderopvang in verband met de vaststelling van aanvraagtijdvakken, subsidieplafonds en thema’s voor het jaar 2009

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, onder d, en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • m. voorschoolse educatie: uitvoering van een programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • n. vroegschoolse educatie: uitvoering van een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie.

B

In de artikelen 3, derde lid, 4, tweede lid, onderdeel f en zesde lid, 12d, derde lid, 12e, vijfde lid en 14, derde lid, wordt de zinsnede ‘artikel 5, onder c’ telkens vervangen door: artikel 5, onder b.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tiende lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b, kan namens het samenwerkingsverband gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5, eerste lid, ten hoogste één aanvraag voor projectsubsidie worden ingediend.

2. Het elfde lid komt te luiden:

  • 11. In aanvulling op het tiende lid kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b, gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5, eerste lid, slechts een aanvraag voor projectsubsidie worden ingediend wanneer de samenwerkende organisaties vallen onder verschillende koepelorganisaties.

D

Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het vierde lid.

E

Het vierde lid van artikel 4b komt te luiden:

  • 4. Op een aanvraag wordt binnen een termijn van dertien weken na het sluiten van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, beslist.

F

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Reikwijdte projecten voor het jaar 2009

Voor projectsubsidie in het kalenderjaar 2009 komen uitsluitend projecten in aanmerking die passen binnen de in artikel 2 genoemde doelstellingen en betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • a. bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang, in het bijzonder gericht op:

    • 1°. verbetering van de pedagogische kwaliteit;

    • 2°. verbetering van interactievaardigheden van pedagogische medewerkers;

    • 3°. verbetering van de kwaliteit van de opvang van baby’s en de opvang in verticale groepen;

    • 4°. verbetering van de kwaliteit van de inrichting, meubilering, materiaal en ruimtegebruik afgestemd op de behoeften van kinderen;

    • 5°. verbetering van de mogelijkheden voor pedagogische supervisie en ondersteuning op de werkvloer.

  • b. stimulering van samenwerking tussen kinderopvangcentra en peuterspeelzalen, anders dan het aanbieden van voorschoolse educatie of vroegschoolse educatie, in het bijzonder gericht op:

    • 1°. stimulering van de ontwikkeling van kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

    • 2°. verhoging van de kwaliteit van de opvang in de peuterspeelzaal of het kinderopvangcentrum;

    • 3°. voorkoming van segregatie-effecten casu quo het bevorderen van integratie tussen kinderen met verschillende (culturele) achtergronden;

    • 4°. een betere benutting van de personele capaciteit van de samenwerkende partners;

    • 5°. het ontwikkelen van mogelijkheden tot gezamenlijke exploitatie en gebruik van ruimtes voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    • 6°. meer flexibiliteit respectievelijk variëteit in het opvangaanbod.

G

Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a. Aanvraagtijdvak en subsidieplafonds voor het jaar 2009

  • 1. Voor het kalenderjaar 2009 kunnen aanvragen voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder a, worden ingediend in de periode vanaf 1 september tot 1 oktober 2009. Voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder b, kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 1 oktober tot 1 november 2009.

  • 2. Voor subsidieverlening is in het kalenderjaar 2009 een bedrag van ten hoogste € 9.000.000 beschikbaar, waarvan:

    • a. € 3.500.000 beschikbaar is voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder a;

    • b. € 5.500.000 beschikbaar is voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder b.

  • 3. De subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder a, bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste € 250.000.

  • 4. De subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder b, bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste € 50.000.

  • 5. Subsidie wordt slechts verleend voor projecten met een tijdsduur van ten hoogste 18 maanden.

H

Aan artikel 12a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat het project binnen twee maanden na ontvangst van de beschikking, bedoeld in artikel 11, wordt gestart.

ARTIKEL II

De Subsidieregeling kinderopvang zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van voor bedoeld tijdstip verleende subsidies.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

De Subsidieregeling kinderopvang beoogt nieuwe ontwikkelingen te stimuleren op voor het kinderopvangbeleid relevante onderwerpen. Deze regeling tot wijziging van de Subsidieregeling kinderopvang strekt tot vaststelling van de thema’s waarvoor in het jaar 2009 subsidie kan worden verleend. Daarnaast zijn de aanvraagtijdvakken waarbinnen subsidie kan worden aangevraagd alsmede de subsidieplafonds bepaald.

§ 2. Subsidiethema’s

In 2009 is gekozen voor continuering van de thema’s ‘bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang’ en ‘stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen’. In de tranche 2009 zijn ten opzichte van de tranche 2008 de accenten binnen deze thema’s aangepast. Het thema ‘stimulering en ontwikkeling van innovaties bij buitenschoolse opvang’ is in de tranche 2009 komen te vervallen, omdat in 2010 een algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 87 van de Wet kinderopvang wordt opgesteld. Deze algemene maatregel van bestuur zal naar verwachting op 1 augustus 2010 in werking treden en zal pilots mogelijk maken waarbij sprake is van BSO gedurende de schooldag. Ook is eerder genoemd thema komen te vervallen, omdat lopende pilots die vallen onder de tranche 2008 zodanig vernieuwend zijn, dat geen nieuwe informatie op dit thema valt te verwachten.

a. Bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang

Naar aanleiding van een meting van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) naar de pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven, zijn de aspecten waarop aanvragen betrekking dienen te hebben aangepast. In 2009 is de bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang specifiek gericht op:

  • 1. het verbeteren van de pedagogische kwaliteit;

  • 2. het verbeteren van de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers;

  • 3. het verbeteren van de kwaliteit van de opvang van baby’s en de opvang in verticale groepen;

  • 4. het verbeteren van de kwaliteit van de inrichting, meubilering, materiaal en ruimtegebruik afgestemd op de behoeften van kinderen;

  • 5. het verbeteren van de mogelijkheden voor pedagogische supervisie en ondersteuning op de werkvloer.

Evenals bij voorgaande subsidieronden geldt met betrekking tot dit thema, dat niet voor subsidie in aanmerking komen:

  • projecten die slechts de verbetering van de kwaliteit van de eigen organisatie beogen;

  • projecten die zich richten op de verbetering van de kwaliteit van het personeel en op de verbetering van de aansluiting tussen de opleidingen en de praktijk. Subsidieverstrekking voor dergelijke projecten loopt via het Bureau Kwaliteit Kinderopvang;

  • projecten die betrekking hebben op de uitvoering van de reguliere bedrijfsvoering.

b. Stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen

In verband met een op handen zijnde wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid is in dit thema een belangrijke wijziging doorgevoerd. In verband met de genoemde wijziging is het niet meer nodig om projecten die betrekking hebben op voorschoolse educatie of vroegschoolse educatie te subsidiëren. Het wetsvoorstel dat deze wijziging zal regelen zal naar verwachting op 1 augustus 2010 in werking treden en zal voorschoolse en vroegschoolse educatie voldoende stimuleren.

Bij de uitvoering van de subsidieregeling, tranche 2008, is bij subsidieaanvragen onduidelijkheid gebleken. In de tranche 2009 wordt deze onduidelijkheid ondervangen door:

  • de peuterspeelzaal en kindercentrum dienen onder verschillende koepelorganisaties te vallen en;

  • in een samenwerkingsverband kan slechts éénmalig projectsubsidie worden aangevraagd.

In het geval een peuterspeelzaal en een kindercentrum onder dezelfde koepelorganisatie vallen, wordt de koepelorganisatie geacht de verantwoordelijkheid voor de samenwerking te nemen.

Organisaties voor kinderopvang en voor peuterspeelzaalwerk die in 2009 een samenwerkingsverband aan willen gaan, kunnen daarvoor subsidie ontvangen. De samenwerking, die niet gericht is op het aanbieden van voorschoolse educatie of vroegschoolse educatie (zowel kind- als personeelsgericht), moet meerwaarde opleveren op één of meer van de volgende gebieden:

  • 1. het samenwerkingsverband is gericht op stimulering van de ontwikkeling van kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs. In vergelijking met het tweede lid, staat bij dit lid het kind centraal.

  • 2. het samenwerkingsverband is gericht op verhoging van de kwaliteit van de opvang in de peuterspeelzaal of het kinderopvangcentrum. In vergelijking met het eerste lid, staat bij dit lid de organisatie c.q. het personeel centraal.

  • 3. het samenwerkingsverband is gericht op het voorkomen van segregatie-effecten c.q. het bevorderen van integratie tussen kinderen met verschillende (culturele) achtergronden;

  • 4. het samenwerkingsverband is gericht op een betere benutting van de personele capaciteit van de samenwerkende partners;

  • 5. het samenwerkingsverband is gericht op het ontwikkelen van mogelijkheden tot gezamenlijke exploitatie en gebruik van ruimtes voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • 6. het samenwerkingsverband leidt per saldo tot meer flexibiliteit of meer variëteit in het aanbod.

§ 3. Administratieve lasten

In vergelijking met de subsidieregeling 2008 zijn de administratieve lasten in de subsidieregeling 2009 gelijk gebleven. Slechts de accenten binnen de thema’s zijn gewijzigd. Daarnaast is het subsidiebedrag per project binnen het thema ‘Stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen’ verhoogd van € 35.000 naar  50.000, hetgeen geen consequenties voor de administratieve lasten heeft. De aanvraag en verantwoordingsprocedure is voor beide thema’s hetzelfde gebleven. Door middel van standaardformulieren voor aanvraag en verantwoording van de subsidie worden de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onder A (artikel 1, onderdelen m en n)

Voor de definities van voorschoolse educatie en vroegschoolse educatie is aangesloten bij de definities in het op handen zijnde wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid.

Artikel I, onder C (artikel 4, tiende en elfde lid)

Aan het tiende lid is een volzin ter verduidelijking toegevoegd. Hierin wordt geregeld dat indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b (stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen) door de samenwerkende organisaties ten hoogste één aanvraag voor projectsubsidie kan worden ingediend. In het elfde lid wordt in aanvulling hierop geregeld dat de samenwerkende organisaties slechts een aanvraag voor projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b (stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen) kunnen indienen indien ze vallen onder verschillende koepelorganisaties.

Artikel I, onder D (artikel 4a)

In de tranche 2008 was het op basis van het tiende lid mogelijk om twee aanvragen tot subsidieverlening in te dienen met betrekking tot het thema ‘stimulering van de samenwerking tussen kinderopvang en peuterspeelzalen’. Met deze wijziging vervalt die mogelijkheid.

Artikel I, onder E (artikel 4b, vierde lid)

Deze wijziging bevat het herstel van een omissie. In het artikellid was het woord ‘op’ weggevallen.

Artikel I, onder F (artikel 5)

In artikel 5 zijn de thema’s voor het jaar 2009 opgenomen.

Artikel I, onder G (artikel 5a)

In artikel 5a worden de aanvraagtijdvakken en de subsidieplafonds voor het jaar 2009 vastgesteld.

Artikel I, onder H (artikel 12a)

Op basis van het nieuwe derde lid van artikel 12a is de subsidieontvanger verplicht om het project binnen twee maanden na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening te starten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven